Wel heb ik U reeds gisteren geschreven en toch, ik schrijf er nog eens over heen. Want ofschoon ik nog wel een dosis moed heb zoo is het mij toch soms moeielijk om mij tegenover Mauve en Tersteeg en anderen altijd goed te houden. En dat moet ik ook doen want ofschoon ik tegenover hen niet mij maar onbezorgd houd zoo behoef ik toch hun niet alle details en diepten er van mede te deelen.
Maar het gebeurt mij dikwijls genoeg dat ik met de handen in ’t haar zit. Nu was ik van morgen zoo beroerd dat ik naar bed ben gegaan, ik had hoofdpijn en was koortsig van overspanning omdat ik zoo opzie tegen deze week en niet weet hoe ik er door zal komen. En ik ben toen weer opgestaan en weer naar bed gegaan en nu is het weer gezakt maar ik wilde het U toch eens zeggen dat ik in mijn brief van gisteren niet overdrijf. Als ik maar hard doorwerk dan zal het niet lang meer duren of ik verdien wat met mijn werk maar tot zoolang zit ik geducht in de zorg.
Ik heb betrekkelijk ook nog zoo weinig teekenbehoeften, of gebrekkige. Nu, toch voorloopig genoeg, ik heb mijn kist en ezel en penseelen maar b.v. deze week trok mijn teekenplank zoo krom als een ton omdat die te dun was en mijn ezel heeft bij het verzenden naar hier ook een mankement gekregen dat hinderlijk genoeg is.
Er zijn enfin een massa dingen die ik nog hebben of verbeteren moet en natuurlijk hoeft dat alles niet op eens maar het maakt dat van dag tot dag er kleine dingen noodig zijn die mij bij elkaar genomen veel zorg geven. Er zijn soms ook dingen aan mijn kleeren te doen en Mauve heeft mij ook daaromtrent al een en ander gezegd dat ik wel doen zal maar dat niet alles op eens kan. Gij weet mijn kleeren zijn meest vermaakte dingen van U of een paar zijn er bij die gemaakt gekocht zijn en van slechte stof. Dus het is niet frisch en vooral met al die sjouwerij met de verf wordt het nog veel moeielijker ze nog maar dragelijk te houden.
1v:3 Met laarzen is het dito dito. Mijn ondergoed begint ook mij te begeven, er zijn nog goede dingen bij maar ook sommige vol lappen en dat mij niet past. Gij weet wel dat het al een heelen tijd duurt dat ik het niet breed heb en dan raken veel dingen wrak.a En dan gebeurt het soms dat men onwillekeurig soms, al is het momenteel, vreesselijk neergedrukt wordt soms, juist in een tijd dat men goedsmoeds is zooals ik dezer dagen werkelijk ben en zelfs nu ook. En zoo was het van morgen, dat zijn van die kwade uren waarin men magteloos is en flaauw van overspanning. Ik geloof dat het eigentlijk kwam omdat ik met Mauve had afgesproken omtrent dingen die ik met het model en buiten doen zou en toen dacht ik in eens.. misschien kan ik het niet doen omdat ik geen cent meer hebben zal over twee dagen en dan denkt M. dat ik het uit lafheid heb gelaten. En nu ben ik dus nog eens opgestaan om U nog eens te schrijven omdat ik geen rust had. En het doet mij zoo veel hinder bij het werken als ik te veel andere dingen in het hoofd heb tegen mijn zin, en
1r:4 terwijl ik voor ’t model zit in de rats ben hoe ik betalen zal en of ik den volgenden dag zal doorgaan of niet zal kunnen. En ik moet, ik moet bedaard en kalm kunnen zijn bij mijn werk, het is toch al moeielijk genoeg. En nu vooral moet ik mij goed houden maar ik voelde van morgen zoo duidelijk dat mijn kracht aan het bezwijken ging, niet mijn lust of mijn moed, en daarom zeg ik het U nog eens.
Ik begrijp er alles van dat gij het zelf ook moeielijk kunt hebben maar mij dunkt er is toch een afspraak te maken met Tersteeg desnoods zoodat alles geregeld wordt. Nu ik op Pulchri naar ’t model kan teekenen twee avonden in de week,1 zouden desnoods voortaan 4 dagen model genoeg zijn en nu ik dat oud vrouwtje gevonden heb behoeft dat zoo kostbaar niet te zijn als toen ik de eerste dagen moest scharrelen met die en met die want ik heb al verscheiden modellen gehad doch zij zijn te duur of zij vinden het een te ver eind om te komen of zij maken later bezwaar en kunnen niet geregeld terug komen. Maar ik geloof het met dit vrouwtje goed getroffen te hebben.
Gisteren heb ik nog een lesje gehad van Mauve over het teekenen van handen & gezigten, om die dun in de verf te houden. Mauve weet het zoo goed en als hij iets zegt dan doet hij het met inspanning en niet om maar wat te zeggen, nu, ik luister er ook met inspanning naar en span mij in op de praktijk. Ik heb wel gisteren nog eens tot Mauve gezegd dat het zoo noodig was ik er wat bij verdiende doch ik wil hem niet om geld vragen want hij geeft mij iets dat veel beter is dan geld en trouwens hij heeft mij aan mijn meubels geholpen en dat is meer dan genoeg. Nu ik U geschreven heb ga ik morgen met goed vertrouwen weer aan den slag. Toen gij dezen zomer te Etten waart2 spraakt gij er over dat gij wildet ik met waterverf zou werken.─ Toen zag ik er geen gat in en wist niet hoe het aan te leggen. Nu begint er wat licht te schemeren en ondanks alles gaat toch het zonnetje op.3
Nu adieu Theo, ontvang een handdruk in gedachten en geloof me