Het bevalt mij volstrekt niet maar enfin, ge hebt geschreven op een moment dat gij zooals ge zelf zegt wat abnormaal waart. Niets of zoo goed als niets in Uw brief houdt steek.–
’k Ben blij ge uit Brussel terug zijt. evenwel ge hoort daar niet mijns inziens en wat betreft de “technische vaardigheid” die ge hoopt op de Akademie op te doen, ge zult daarin vrees ik bedrogen uitkomen. Zelfs dat kan men van lui als Stallaert niet leeren.
Maar nu zit ik druk in allerlei werk want ik heb hier een klein atelier gehuurd & tegen 1 Januarij betrek ik dat & heb nog heel wat dingen te beredderen.
Als ik later eens wat tot rust kom zal ik U nog wel weer eens bedaard schrijven over een & ander maar neem ’t me niet kwalijk, nu heb ik serieuser dingen te doen dan brieven schrijven.
Natuurlijk hebben mijn brieven niet de pretentie om altijd raak te zijn, altijd de dingen precies te verklaren, och neen, ik tast dikwijls mis. Maar als ik U zeg,
1v:2 Rappard die akademische lui over wie ge U bekommert zijn geen dubbeltje waard, en ik bedoel daar Stallaert & Severdonk2 &c. mee, dan meen ik dat van ganscher harte, en ik zeg U, als ik u was zou ik ze laten loopen. Maar ik heb U dit reeds een paar keer gezegd, zeg ’t niet meer, over die heele akademie wil ik geen syllabe meer hooren of geen syllabe er meer over zeggen. ’t is me de moeite niet waard.
En ik groet U bij dezen – wat zijn dat nu voor lui, die artisten met wie ge dan lambiek3 hebt gedronken. waarom noemt ge er niet eens een paar bij hun naam.– Zullen dat lui zijn aan wie ge iets hebben zult? Ik hoop het voor U maar betwijfel het zeer.–
Goeden dag kerel, ik heb nu geen tijd meer en geen lust ook er in om langer te schrijven. Als ge op Uw atelier zijt werk geregeld met model, daar zult ge meer satisfactie van hebben op den duur. Enfin – bonjour.
Als ge me nog eens zoudt willen schrijven, stuur Uw brieven maar naar Etten. Zij zullen ze wel opsturen – ik hang tusschen 2 of 3 ateliers en ik zal vóór 1 Januarij beslissen welk ik neem4 maar op ’t moment heb ik nog geen vast adres, gij verneemt dat later wel eens. Ik heb Etten verlaten omdat ik al te veel gedonder had met mijn vader over allerlei dingen die eigentlijk de moeite niet waard zijn er over te spreken – over ’t naar de kerk gaan &c. &c. en dat bragt me zelfs als ik hard & veel werkte in een stemming van verveling en koelheid die niet deugt. Dus heb ik mij hier gevestigd en ben blij ik in een andere omgeving ben. Ik zit nu wel een beetje in de zorg maar dat is toch nog beter dan op den duur getwist en gezanik te hebben.–