1r:1
123 November 1881

2Waarde Rappard,
3Wanneer ik Uwe brieven over lees, kerel, dan vind ik er zulke goede aardige
4zetten in, en zie, juist dat piqueert mea om de correspondentie
5vol te houden.
6Ah zoo! dus ik ben eigentlijk toch wel een drijver! wel dat geef ik U
7gewonnen/ daar hebt ge me in mijn huid geschoten! Que soit.–
8ik dank U voor die revelatie/ ja, Goddank, eerst durfde ik ’t zelf
9niet gelooven doch gij hebt ’t mij duidelijk gemaakt, ik heb
10dus een wil/ een rigting/ ik ga een bepaalden kant uit en
11wat meer is, daar niet mee tevreden, wil ik dat anderen met me
12mee zullen gaan! Goddank, ik ben dus een drijver! wel,
13’k wil voortaan niet anders zijn dan dat.– En nu zou
14ik mijn vriend Rappard wel tot reisgezelschap willen
15hebben – ’t is me geen onverschillige zaak hem uit het
16oog te verliezen – heb ik daar ongelijk in?
17Nu zeide ik, in mijn haasten, dat ik de menschen
18wilde drijven “naar de volle zee” (zie vorig schrijven)_1
19Als ik dat alleen deed dan was ik een erge barbaar_
20Maar er komt iets bij dat de zaak meer raisonable
21maakt.– Op de volle zee kan een mensch toch ’t niet
22uithouden op den duur – hij moet een hutje hebben
23op ’t strand met een vuur in den haard – met een vrouw
24en kinderen rondom dien haard.
25Zie Rappard/ waar ik zelf zoek heen te drijven/
26werwaarts ik ook anderen zoek te dringen/ ’t is
27visschers te worden in de zee die wij Oceaan der werkelijkheid
28noemen maar ik wil er voor me zelven en voor
29die medemenschen die ik dan soms aanklamp
30bepaald “dat hutje” bij hebben. En in dat hutje
31dat een en ander bovenstaande.
31aDus de zee en dat rustpunt
31bof dat rustpunt en de zee.
32En wat betreft die leer die ik dan verkondig.–
33Dat leerstuk van mij/ “menschen laat ons liefhebben
34wat we liefhebben”, grondt zich op een axioma.
35ik achte ’t overbodig hetzelve axioma te noemen
36doch nu voor de duidelijkheid wil ik ’t er bij zeggen.
37Dat axioma is “Menschen we hebben lief”.–
38Daaruit leid ik af die eerste stelling.
39Menschen laat ons liefhebben wat we liefhebben/ laat
40'ons ons zelven zijn/ “laat ons ’t niet beter willen weten dan God.”
40a(“laat ons ’t niet beter willen weten dan God” is geen uitdrukking van mij
40bmaar die hoort van Mauve.)2  1v:2
42En die stelling bewijs ik “uit het ongerijmde”/3 n.l. op deze wijs. om te beginnen/
43Stel eens een mensch had niet lief wat hij lief had/
44wat zou hij zich zelven en anderen veel misere berokkenen
45en wat zou hij veel onrust stoken in de wereld van onzen
46lieven Heer. Kortom als alle menschen waren zoo als
47die persoon van wien we, indien zulks ons mogelijk is ten minste,
48eens voor een moment aannemen dat hij niet lief had wat
49hij lief had/ wat zou dan langzamerhand de wereld
50(die mijns inziens door onzen lieven Heer regt op haar
51pooten gezet is, en in die positie door Hem wordt
52staande gehouden, en vooreerst/ althans zoo lang als gij en ik
53'leven/ nog wel in dien stand blijven zal/ ’t onzen tijd nog wel
54zal uithouden)/ als/ zeg ik/ alle menschen eens
55waren zoo als den veronderstelden moedwillig
56onderstenboven staanden en binnenstebuiten gekeerden man (gelukkig
57dat hij maar alleen in de verbeelding als abstractie in ons bewijs uit ’t ongerijmde eener
58onmeetkunstige stelling bestaan kan!)/ wat zou dan
59de door God regt geschapen wereld erg op eene
60radicaal verkeerde wereld beginnen te lijken.–
61Mij dunkt/ door te gaan werken met dien als abstractie/
62'in onze verbeelding alleen momenteel (en dat nog niet eens)
63bestaanbaren/ moedwillig ondersten boven staanden en binnenste
64buiten gekeerden/ onderhavigen mensch die niet zou verkiezen lief te hebben wat hij lief had/ voelen we
65zóó dat we erg “tegen den draad” opstrijken
66'dat we de gerijmdheid of het raisonabele der stelling “menschen laat ons liefhebben
67wat we liefhebben” wel voor bewezen mogen houden.
68(Bovendien/ indien ik niet duidelijk genoeg bewezen heb
69dat de onwaarheid der bewuste stelling eene enorme ongerijmdheid
70is/ met een beetje goeden wil zou ’t U, die veel verder in
71de meetkunst zijt dan ik, gemakkelijk lukken meer afdoende
72bewijsgronden voor mijne stelling te vinden_)
73Wij komen nu tot merkwaardige conclusien of
74“gevolgen” dezer wortelstelling.b onder anderen/
7510 Een mensch die ’t verdomd lief te hebben wat hij lief heeft
76werkt zich zelven in den grond.
77'20 Hij zou al een erg sterke dosis O/Abstinatie
77a(de O en de A zijn allebei toepasselijk toevallig.– Hein!–)
77'moeten hebben
78om ’t op den duur te kunnen volhouden.
7930 Als hij eens veranderde zou dan zijn bekeering niet
80groot zijn.–
 1v:3
81Ja en of ik ’t U nu er bij zeg of niet er bij zeg/ ik denk
82ge zult ’t in elk geval wel vatten dat ik zoo min of meer
83insinueer: Rappard door U zoo aan de akademie vast te
84klemmen houdt ge een slag om den arm waaraan
85menigeen zich “verhangen” heeft – hij kon er namelijk niet meer
86van los toen hij zee wou kiezen!
87Omdat gij nu evenwel nog al sterke spieren hebt
88zoo zult gij in tijd van nood den slag om den
89arm wel kapot krijgen. Maar anderen! geloof me er zijn er
89adie zich er aan verhangen!
90Zijn er nu behalve “akademische” nog andere
91'“slagen om den arm”_
92Er zijn met uw welnemen evenveel soorten van
93slagen om den arm als soorten van oogbalken_
91*(Zie chapiter “oogbalken” in vorig schrijven_)
94Hoeveel?– “Legio” zegge “Legio”_
95Het “zich verhangen” aan een slag om den arm is een veel langduriger
96en angstvoller dood dan ’t royaal met een strop zich verhangen.
97Zijn er ook moreele slagen om den arm.
98En waarom zouden die er niet even goed zijn als
99moreele oogbalken. Maar ik en gij hebben
100daar toch niet aan gelaboreerd noch laboreeren
101'er aan noch zullen er aan laboreeren?
102Ma foi – daar ben ik nog zoo heel zeker niet
103van en als ik in plaats van met U en mij zelven
104met mezelven alleen te doen had zou ik zeggen:
105mij aangaande/ ik heb gelaboreerd/ laboreer/
106zal laboreeren aan moreele oogbalken en
107moreele slagen om den arm maar dat
108nam niet weg/ neemt niet weg/ zal niet weg nemen dat ik heb uitgeworpen/ uitwerp
109en nog verder zal uitwerpen moreele oogbalken uit mijn
110oog/ en moreele slagen om den arm heb weggebliksemd
111en wegbliksem en nog verder zal wegbliksemen.
112Tot dat ik in ’t eind staan zal met een eenvoudig
113oog4 en met een vrijen arm_ Wanneer?
114Mits ik persevereer tot het eind – in het eind_
 1r:4
115Nu zult ge toch zien dat we wederkeerig dit winnen met het
116volhouden onzer correspondentie/ dat die correspondentie
117zelf gaandeweg serieuser wordt.
118Want ofschoon ik gelijk ik reeds zeide mijn fantaisie vrij spel
119geef/ toch schrijf ik U waarachtig niet zonder maar wel
120degelijk met ernst. En ik ben er verre van
121daan om U te schrijven uit zucht tot redeneeren maar
122'mijne bedoeling is: “Rappard wakker maken” en
123ik betwijfel of ik bij dat “wakker maken van Rappard” zelf
124indommel. A Dieu ne plaise dat zulks ’t geval
125zou zijn, dat zij verre.–
126Nu zeide ik U reeds bij een vorige gelegenheid dat ik in ’t algemeen en meer
127bijzonder bij artisten let op den man die ’t werk maakt evenzeer als op ’t werk
128zelf_5 Bij gebrek aan den man moet ik soms wel conclusies maken
129'op ’t werk alleen (we kunnen niet alle artisten persoonlijk kennen)/ bij gebrek aan ’t werk op den man alleen peil trekken.
130Nu ken ik van zekeren heer v_ Rappard 1o eenigermate
131zijn werk/ secundo eenigermate hem zelven.
132Zijn werk zegt altijd tot mij/ hierna beter_
133Zijn persoon zegt hetzelfde.
134De bien à mieux_
135Vindt ge dat een erg onbarmhartig oordeel?
136Wat nu (om van den hak op den tak te springen) betreft
137mijn speciaal “bête noire”/ ik had weinig gelegenheid
138om mij met de jagt op hetzelve te occupeeren
139vandaag; evenwel heb ik mij niet kunnen weerhouden
140eens heel eventjes nog het te attaqueeren.
141Maar wij zullen het nog wel nader spreken.
142Het begint evenwel een beetje op zijn qui vive
143te zijn/ de resignatie toch is gewoon aan
144resignatie en/ dacht ik/ zou den strijd wel opgeven
145maar ziet/ daar staat mijn hoofd nog niet naar.–
146Enfin misschien vertel ik U later nog wel eens iets
147van dat bewuste bête noire. Sacré bête noire!
148Ça me fait du bon sang tout de même.–
149Intusschen/ geloof me/ met een handdruk,

150t. à. t.
151Vincent

41Ik schrijf U nu dikwijls omdat binnenkort ik veel andere correspondentie krijg.–


40 a-b (“laat [...] Mauve.) < Added later; parentheses added by us.
53 ’t < (t
62 (en [...] eens) < Parentheses added by us.
66 laat < “laat
77 a O/Abstinatie (de O [...] Hein!–) < Van Gogh added the letter ‘A’, the underlining of the first letter of the word ‘obstinatie’, and the sentence (de O [...] Hein!–) later; parentheses added by us.
91 * (Zie [...] schrijven.) < Added later; parentheses added by us.
101 noch < nog
122 “Rappard < Rappard
129 (we kunnen [...] kennen), < Added later; parentheses added by us.
top