1r:1
1Etten 23 Nov. 1881.

2Beste broer,
3Regt blijde ben ik dat gij eens hebt geschreven aan
4Pa en Moe over een en ander. Mij dunkt dat
5kan niet anders dan goed werken – vooral
6langzamerhand. Gij zult wel begrijpen dat ik
7de man niet ben om moedwillig Pa en Moe met een of ander
8te grieven_ Wanneer ik iets doen moet wat zij niet goed
9vinden en dat dikwijls à tort hen grieft dan heb ik daar
10zelf veel leed van.
11Meen echter niet dat de deplorabele scène van onlangs iets was
12dat alléén drift ten grond had. Helaas/ reeds toen ik verklaarde
13niet te zullen door studeeren te Amsterdam en later toen
14ik in de Borinage zijnde weigerde te doen ’t geen de
15predikanten aldaar verlangden/1 ook toen reeds zeide Pa iets
16dergelijks. Er is dus wel degelijk een langdurig en diepgeworteld
17misverstand tusschen Pa en mij_ En dat ook niet geheel
18kan worden gedempt geloof ik. Maar wel kunnen
19wij van weerskanten elkander respecteeren/ ook
20bij bepaald uiteenloopende/ ja menigmaal tegenstrijdige
21gevoelens, omdat wij in zoo veel dingen buiten dien het eigentlijk eens zijn.
22Was Pa ’t geen Hij vroeger was/ ik geloof we zouden beter
23opschieten met elkaar maar er is in de laatste jaren iets
24veranderd in Pa, geloof ik, niet tot zijn voordeel.
25Hoe langer hoe meer verdiept hij zich in kleinigheden en neemt ze zwaar op
26en ziet veel groote dingen over ’t hoofd of acht ze te ligt.
27En dit heeft bepaald ook eene physieke oorzaak mijns
28inziens. Maar ’t geen me pleizier doet/ juist misschien
29doordat ik wel eens zelfs ruw en hard gesproken
30heb tot Pa/ is er iets wakker geworden in hem. Van den zomer was
31Hij in een soort “laisser aller” stemming en waren ook de
32preeken bitter bitter slap. Nu beginnen de preeken weer
33wat op te leven en er komt meer expressie in ofschoon ’k ’t er
34volstrekt niet altijd mee eens ben hoor! maar ik wil maar
35zeggen/ misschien kan ’t geen kwaad dat ik soms eens
36aanmerking gemaakt heb. Ik houd het er voor dat als Pa
37mijn eigentlijke bedoeling begreep/ ik dikwijls soms Pa van
38eenig nut kon zijn/ zelfs bij zijn preeken omdat ik soms een
39heel ander oog op een tekst heb. Doch Pa houdt mijn zienswijs
40voor contrabande en slaat ze systematisch in den wind.
 1v:2
41Maar ik ben daarom geen vijand van Pa/ dat zij verre.
42Noch beschouw ik ook Pa als een vijand van mij
43maar als een vriend die nog meer mijn vriend wezen kan
44evenwel als hij minder bevreesd was dat ik hem “besmetten” zou
45met fransche “dwalingen”(?).
46Nu, ik zal U met betrekking tot “het onderhavige geval”/
47zoo noemt J_P.S. het voorgevallene tusschen Kee Vos en mij/
48nog zeggen dat ik eene attaque gewaagd heb op voornoemden
49Heer J.P.S. Door middel van een aangeteekenden brief/
50ik vrees “onaangeteekende” brieven troffen geen doel.
51Maar dezen zal hij wel moeten lezen en ik heb daarin
52getracht ZEd. opmerkzaam te maken op verscheiden zaken die
53vrees ik hem eenigzins door ’t hoofd gingen en die hij zich
54niet wilde aantrekken. Het is een “onpolitieken”, zeer
55gewaagden, brief maar die/ dit houd ik voor zeker/
56althans eene impressie zal maken op ZEd.
57Misschien echter aanvankelijk zeker “stopwoordje”
58dat ZEd_ zeker niet in eene preek zou bezigen/
59ten gevolge zal hebben. Doch ook dan in dat ergste geval geloof ik
60dat de reactie wanneer mijne woorden wat
61in hem bezonken zullen wezen/ zijn zal: er is
62waarheid in ’t geen ge zegt en ’t was niet overbodig
63mij op dit & dat opmerkzaam te maken.
64Ik ben echter verbazend in spanning en ik houd mij gereed
65om zelf naar Amsterdam te gaan doch daar de reis
66duur is mag ik mijn kruida niet verspillen en de reis
67naar Amsterdam is mijn reserve als mijn brief niet raakt.
68Weet gij wel dat J.P.S. een werkelijk zeer knap man is en
69eigentlijk een artist. Zijne boeken zijn zeer goed en
70getuigen van diep gevoel.2 Ik las dezen zomer nog een
71werkje dat hij pas heeft uitgegeven over “de kleine profeten”3
72en een paar andere betrekkelijk weinig gelezen boeken uit den
73Bijbel.4 Ik heb wel degelijk hoop dat als de tijd er eens
74over heen gegaan is er meer sympathie tusschen ZEd_ en mij
75zal komen dan tot heden ’t geval is. Ik wil hem niet
76“verslaan” maar zoek hem te winnen_
77Den brief dien ik een paar maande geleden van hem ontving
78was niet onsympathiek of in drift geschreven/
79alleen zeer beslist was zijn woord “’t neen is decisief”_  1v:3
80Er stond ook in dat ZEd_ dacht dat door den tijd er eene
81genegenheid tusschen haar en mij zou kunnen ontstaan
82als die van broeder en zuster.
83Dat acht ik echter even onwaarschijnlijk als dat ik door
84den tijd met mijn lief zusje Willemien in ’t huwelijk
85zal treden.–
86Eerst toen ik ondanks dien brief van ZEd_ toch voortging
87met te spreken tot Kee Vos meende hij een spaak in ’t wiel
88te moeten steken door intermediair van Prinsenhage.5
89Welke spaak geen steek hield. Niet die hefboom
90was geschikt om mij er mee van den grond te ligten.
91Als ik er op uit was om J.P.S. te “verslaan” en te
92vernietigen of ZEd_ eene poets te bakken of te verneuken dan
93zou mij dat voorzeker slecht bekomen en ware mijne
94dwaling fataal. Doch nu is ’t een heel andere affaire
95en het wapen waarmee ik vecht is “la Raison_
96A-propos! ge moet mij toch ook weer eens spoedig iets
97laten hooren. Ik heb nog zoo dikwijls aan Monsieur X
98gedacht over wien ik U schreef/6 ofschoon gij hem
99waarschijnlijk niet kent.
100Wanneer gij meenen zoudt dat ik insinueeren wilde
101dat een mensch zijne passies, gesteld die waren
102ambitie in affaires en finantieele zaken, moest
103kortwieken/ temperen of geheel intrekken dan
104zoudt ge U toch vergissen. Integendeel die
105passies moeten alleen meer en beter soort
106van vrucht dragen. Zij moeten niet er op verminderen
107doch gecontrebalanceerd worden door Liefde.
108Mits dat contrepoids Liefde maar zóó sterk
109zij dat de schaal – hoe zwaar ook den kant
110der affaires zij en weet het wel/ ik wil die niet minder
111gewigtig maken! doe er zelfs gerust nog wat bij! – mits, zeg ik, de balans toch maar
112doorsla aan de zijde Aimer encore!7
113“Geldzucht” is een erg leelijk woord maar die duivel Avarice
114laat niemand met rust en ’t zou me zeer verwonderen
115indien hij U of mij niet soms zeer getempteerd had/ zoo zelfs
116dat wij er momenteel naar overhelden om te zeggen: ’t geld is de baas/
117’t geld kan alles/ ’t geld is N0 1. Niet dat gij of ik ons effectief
118buigen voor dien “Monsieur Mammon”8 en hem dienen maar wel dat hij
119’t U en mij soms verbazend lastig maakt. Mij door misère
120gedurende menig jaar/ U door een groot salaris. Die twee dingen
121hebben dit met elkaar gemeen dat het temptaties zijn om te buigen voor de magt van ’t geld.
 1r:4
122Zwakker of sterker in de respectieve temptaties noch gij noch ik, vertrouw
123ik, zijn er voor bestemd om radicaal de prooi te worden van
124den geldduivel. Maar zal hij in ’t geheel geen vat op ons hebben?
125Nu mag dien geldduivel U de poets niet bakken/ dat
126gij meenen zoudt dat het zonde was om veel geld
127te verdienen en mij mag die geldduivel de poets niet
128bakken dat ik zou meenen er iets verdienstelijks was in
129mijn misère_ Neen/ ’t is waarachtig geen verdienste
130om zoo onhandig te zijn in ’t geld verdienen als ik
131en dat moet ik veranderen en om dat te veranderen
132zult gij me nog menige nuttige wenk geven hoop ik.
133Maar wel degelijk is ’t mijn meening dat uwe
134attentie, en wel uw beste/ uw meest geconcentreerde attentie/
135moet gevestigd zijn in dezen tijd op de ontwikkeling van
136eene nog niet ten volle in U ontwaakte levenskracht:
137Liefde.– Uwe beste krachten moeten gaan naar
138dien vleugel die ’t zwakst/ ’t minst ontwikkeld is bij U.
139Want werkelijk/ Zij is van alle magten de magtigste/
140zij maakt ons slechts schijnbaar afhankelijk – de
141waarheid is/ er is geen waarachtige onafhankelijkheid/
142geen ware vrijheid, geen onwrikbare zelfstandigheid,
143dan door haar. Zonder haar vallen we vroeger
144of later. Met haar winnen we het in ’t einde.
145Zij maakt onze talenten/ ook dat talent van affaires doen
146en helder inzigt hebben in finantieele zaken/ vruchtbaar
147en in een woord/ de liefde is onze regtvaardiging
148voor God_ Onze groote afdoende regtvaardiging
149want eerst door haar/ door de liefde/ zeg ik/ wordt
150ons pligtsgevoel duidelijk en ons
151werk ons klaar/ en door lief te hebben en de
152pligten van de liefde te vervullen doen we
153Gods wil en vinden we dien vrede met God die
154ons geweten gerust maakt. Strijden tegen God
155dat doen we wanneer we doorgaan in die woestijn
156alwaar de grond is als van ijzer en de hemel
157boven ons als van koper.9 Maar ’t staat niet voor
158niets in den Bijbel/ “de liefde zal menigte van zonden
159'bedekken”/10 en verder/ Bij U o God is genade opdat
160Gij gevreesd wordt.11 Dat zijn woorden die steek houden
161in de werkelijkheid en opgaan.
 2r:5
162Nu geloof ik evenwel dat gij veel meer zult hebben aan het
163op nieuw lezen van Michelet dan aan den Bijbel. En mij aangaande/
164ik zou voor niets ter wereld Michelet willen missen.
165Den Bijbel toch is wel eeuwig en onvergankelijk doch
166Michelet geeft zulke verbazend praktische en duidelijke wenken/
167op staanden voet toepasselijk op dit snelle gejaagde
168moderne leven waarin gij en ik ons bevinden/ dat hij ons spoedig
168avorderingen doet maken, en wij hem niet missen kunnen.
169En den Bijbel bestaat uit lagen en er is vooruitgang in_
170Verschil tusschen Mozes en Noach b.v. aan den eenen kant
171en Jezus en Paulus aan den anderen kant en mijns inziens zijn Stowe en Michelet
171aeene voortzetting van ’t Evangelie/ niet eene repetitie_
172Neem nu Michelet en Beecher Stowe/ die
173zeggen niet/ ’t Evangelie deugt niet meer/ maar
174zij brengen ons aan ’t verstand hoe het toepasselijk
175is in dezen onzen tijd/ in dit ons leven/ voor U b.v. en
176voor mij b.v. om maar iemand te noemen.
177Michelet zegt zelfs dingen volkomen en hardop die ’t Evangelie
178slechts als in kiem ons toefluistert/ en Stowe eigentlijk ook gaat even
178aver als Michelet_12
179Het moet U geen verwondering baren dat op ’t gevaar
180af van door U voor een dweeper te worden aangezien/
181ik U zeg dat ik het voor bepaald noodig houd
182in God te gelooven om te kunnen lief hebben.
183In God gelooven daar bedoel ik mee
184(niet dat ge gelooven zoudt al de preekjes der predikanten
185en de redenaties en jesuitismes der bégueules/ dévotes/
186collet montées/ dat zij verre)/ in God gelooven daar bedoel
187ik mee gevoelen dat er een God bestaat/
188niet een dooden of opgezetten God (empaillé) maar een
189levenden die met onweerstaanbare magt ons dringt
190den kant uit van Aimer encore. Voilà ma
191'pensée. Bewijs voor Zijne presentie – de werkelijkheid
192der liefde. Bewijs voor de werkelijkheid van
193het gevoel van die groote kracht der liefde in ons
194binnenste – ’t bestaan van God. Omdat er een God
195is is er liefde/ omdat er liefde is is er een God.13
196Ofschoon dit schijnen moge eene redenatie die in
197een kringetje rond draait gaat ze toch op omdat “dat
198kringetje” eigentlijk alle dingen bevat en men/ zelfs al zou
199men het willen/ niet kan verhinderen dat men ook zelf in dat kringetje zich bevindt_
 2v:6
200Nu hebt gij vroeger evenals ik ook reeds eens of
201meermalen Michelet gelezen. Maar neem nu de
202proef eens en herlees! Dan is er onderscheid in
203’t resultaat geloof ik_ Want toen twijfelden
204zoowel gij als ik ook en nu gelooven we.
205Toen waren we nog niet rijp voor de praktijk/ nu
206zijn we in elk geval veel rijper dan toen.
207Toen begrepen we/ nu begrijpen we echter beter
208en meer.
209Toen redeneerden we, l’amour a quelque chose
210de bon au fond/14 nu redeneeren we/
211L’amour est le fond qui est bon.–
212Toen dachten we/nous aimerons”/
213nu is het geworden of wordende/nous aimons”_
214Wie zijn echter die “onderhavige” “nous_
215Och die kent ge toch niet, ’k bedoel eigentlijk
216Monsieur X en ik/ maar wat weet gij van
217Monsieur X.– Monsieur X is zeker iemand
218die, denk ik/ maar een gewrocht van mijne
219verbeelding is, of ik heb hem misschien maar uit
220mijn duim gezogen.
221Maar niet Monsieur X doch U aangaande zeg
222ik intusschen dat als gij de boeken van Michelet
223nog eens serieus herleest er waarschijnlijk
224een soort van revolution of réformation intérieure
225in U zal beginnen die nog erg ver zal
226voortgaan in de toekomst en die onberouwelijk15 is, en U
227in dat zelfde land van belofte en vrede16 zal
228brengen werwaarts ook Monsieur X/ die vermaarde woestijnreiziger! (selon
229ce que je me suis laissé dire) op marsch is.–
 2v:7
230’t Is zoo zonderling dat ik zoo ten eenenmale in
231’t duister verkeer omtrent de dingen die te Amsterdam
232geschieden. Ik bedoel dat ik daaromtrent niets
233weet dan ’t geen ik voel. Hoe kan men nu
234iets voelen in de verte_– Ja daar kan ik U geen
235explicatie van geven maar word gij maar eens
236verliefd en dan hoort ge misschien ook stemmen in
237de verte en ziet kleine dingen waaruit ge groote vermoed/ derwijze als men
237a’t vuur vermoedt door den rook_
238Gelukkig is het stil zacht weer/ dat heeft
239eene heilzame influentie op de menschen. Ware
240’t bar koud en noordewind/ mijn “onderhavig
241geval” stond veel slechter.
242Intusschen nadert het groote feest van Oom & Tante Stricker_17
243Pa en Moe zijn voornemens er heen te gaan. Ik ben erg blij gij
244vóór dien eens aan hen hebt geschreven want
245ik zou liever niet hebben dat zij hun “gewetensovertuiging”
246omtrent de ontijdigheid en onkieschheid mijner liefde aldaar
247op de proppen bragten. Pa en Moe vonden ’t erg hard
248van me dat ik daar tegen op kwam doch weten misschien
249weinig dat ook anderen letten op hunne woorden en achter
250hun rug wel eens nog minder ombarmhartigc over hen wordt
251geoordeeld dan door mij terwijl zij er bij tegenwoordig zijn.
252En J.P.S. zelf/ ofschoon waarachtig niet lieftallig jegens
253mij op dit onderhavig moment/ zou sommige dingen in zijn
254oor knoopen en revanche nemen ook & comme de juste!
255Gesteld een vader hoort: “uwe dochter wordt ‘op
256onkiesche wijze’(?) bemind”!/ moet zoo iemand niet
257razend worden! Of/ indien hij niet razend wordt/
258'zal hij niet zachtjes denken “o IMPIES! o, imbéciles!”
259En zie/ dit vertrouw ik van J.P.S./ dat hij dat laatste
260doen zou zelfs in geval dat hij 10 maal meer
261verbolgen op mij ware dan nu ’t geval is.
262Maar ’t is zonderling/ Pa en Moe zijn somwijlen
263stekeblind voor “vormen” ofschoon zij mij
264altijd mijn gebrek aan “vormen en beleefdheid”
265onder den neus wrijven.
 2r:8
271Pa waarschuwde mij zeggende: Pas op met J_P.S.
272want hij is een man die vreeselijk hecht aan “vormen”_
273Wel/ ik glimlachte bij me zelven over deze waarschuwing/
274denkende/ Ge weet weinig dat bij zeker gesprek
275tusschen U zelf en J_P.S. dezen zomer/ gij bij hem te kort schoot in
276vormen! J.P.S. had n.l. eene discussie met Pa over zeker
277theologisch onderwerp en J_P.S. zette Pa vast maar gaf hem tegelijk
278eene gelegenheid om zijne stelling te sauveerend doch Pa stond stijf op
279zijn stuk en “negeerde” zijn vastgezet zijn/ ’t welk toch eene
280daadzaak was en J.P.S. zweeg ten laatste, ofschoon hij de heele
281discussie zóó had willen leiden dat Pa een degelijker bewijs voor zijne
282stelling hadde gekregen dan zijn eigen inzigt dat geen steek hield/ gelijk J_P.S. bewees
283door hem vast te zetten. Was Pa attenter geweest/ hij had gemerkt
284dat wel verre van ’t oneens te zijn met Pa/ J.P.S. vaster stond
285op dat punt dan Pa zelf, en aan Pa wilde toonen dat de zaak op beter
286gronden kon verdedigd worden dan de door Pa aangevoerden_
287Ik sprak er met een woord over dat ik ’t niet onmogelijk achtte
288dat de finantieele zaken van J_P.S_ wrak zouden staan.e Maar met
289zulken als hij is ’t al eenigzins zoo als met de familie Hamman18 b.v./
290zulke families staan vast al staan ze wrak. Ik houd
291het zelfs daarvoor dat J.P.S. er veel beter aan toe zou zijn als
292hij zich wat bekrimpen moest dan wannneer hij zoo kon blijven
293voortgaan. Ik zeg “zoo kon blijven voortgaan” omdat ik me
294heb laten zeggen dat hij zijn huishouden op een wat grooter voet
295had ingerigt maar omdat ik in een paar jaar niet bij ZEd_
296geweest ben kan ik moeielijk daarover oordeelen en weet niet wat er van aan is. Is ’t echter
297zoo (en ik acht het niet onmogelijk dat niet J_P.S. zelf uit eigen
298beweging, maar misschien door zaniken van Zijne vrouw of ZOONS
299er toe zou zijn overgegaan om op grooter voet te leven)/ is ’t echter
300zoo, zeg ik, dat hij wat te veel hooi op zijn vork genomen heeft
301of wat te veel zeil bijgezet, in elk geval hij zal
302zich knap sauveeren! Quand bien même!
303En – en – bovendien is ’t zeer wel mogelijk dat als hij
304gespeculeerd heeft/ hij ’t met succes zal blijken gedaan te
305hebben. Intusschen is ’t vermetel(?)/ onpolitiek van mij
306dat ik juist in mijn aangeteekenden brief/ behalve over nog meer heel andere dingen/ zelfs
307met een woord die teere kwestie zelf heb behandeld,
308en Z.Ed. zoo ongeveer/ niet in de zelfde woorden echter/ gezegd: men beweerde dat ge bij Uwe dochter wildet
309aandringen dat ze eene rijke partij zou accepteeren om de
310toekomst van haar kind te sauveeren doch ’t wil er bij mij niet
311in dat gij de man zoudt zijn om effectief zoo’n jesuitenstreek
312te doen en ik heb het dus niet geloofd tenzij voor een
313schaduw van een oogwenk.– Vergeef me die schaduw van
314een oogwenk.– Het was wel schijnbaar vermetel en onpolitiek van mij zelf daar
315in te grijpen maar
316in der daad ware er geloof ik schuldige vermetelheid en schuldige politiek
317geweest in ’t blaauw blaauw laten en ’t Gods water maar over Gods akker laten
318loopen19 in dezen. Als ik niet sprak/ zeker zouden daarom anderen niet stilzitten om ZEd_ werkelijk jesuitenstreeken
319in ’t hoofd te praten dus kon een harde waarheid geen kwaad
320als contrepoids.
321Hopende eerlang weer eens een woordje van U te ontvangen/ geloof me/ met een handdruk

321*t. à. t.
322Vincent

266Ik heb eens een teekening aan Mauve gestuurd, een spitter op ’t aardappelveld/20 om daardoor hem eens een
267teeken van leven te geven. ’k Wou hij maar spoedig kwam. Zoodra hij mijn studies eens zal gezien
268hebben zend ik er U weer een paar. Als gij wilt dat ik U zoo dikwijls of zoo lang niet schrijven
269zal/ zeg dan maar Stop! doch van zelf komt er misschien een andere Stop! n.l. dat al den tijd
270die me voor correspondentie overblijft aan haar moet gewijd worden. Deze erge lange brieven zullen niet altijd blijven voortgaan.

 3r:9
323Gij moet wel weten dat ik mijn best doe
324om heel wat dingen in me zelf te veranderen.
325Bepaaldelijk ook den slechten toestand van
326mijn finanties en verder ook geloof ik dat
327’t geen kwaad kan als ik eens wat meer onder de
328menschen kom.
329Nu is zeker ’t beste middel & ’t meest solidene
330om er finantieel boven op te komen dat ik
331hard werk. Travaillez/ prenez de la peine_
332C’est le fonds qui manque le moins.–21
333Maar dat is op zichzelf niet genoeg, of liever
334er zijn nog andere dingen waarmee ik werken
335moet. ’t Kan misschien geen kwaad dat ik
336lang “onder den grond” als ’t ware geleefd
337heb. Dat ik ben een “who has been down_
338Doch nu behoef ik niet terug te gaan naar
339den afgrond en meen ik wel te doen
340alle melankolie te laten varen en
341’t leven wat breeder en vroolijker op te vatten op den beganen grond.
342en oude relaties weer voor zoo ver mogelijk
343te vernieuwen en nieuwe aan te knoopen.
344Ik zal mijn hoofd wel eens stooten hier of daar/
345que soit, maar ik wou toch wel eens doorzetten en
346kijken of we er niet radicaal bovenop kunnen worstelen.
347Ik heb er al dikwijls over gedacht of ’t goed zou zijn
348en of ’t mogelijk zou zijn om voor een tijd naar s’Hage
349te gaan. Het arbeidsveld hier en de Brabandsche
350typen als mijn eigentlijk werk beschouwende_
351Dat moet
352ik quand bien même vasthouden en
353nog jaren lang kan ik hier stof vinden
354nu ik t’eens zoo wat heb leeren kennen.
 3v:10
355Maar het hier bij de Brabantsche typen blijven hoeft
356niet weg te nemen dat ik elders relaties
357zoek aan te knoopen en zelfs voor tijd en wijle elders
358zou vertoeven.
359Dat doen toch alle schilders en teekenaars.
360Weet ge wat ik maar wou? Dat Kee Vos maar
361betere dingen begon te vertellen dan neen
362nooit nimmer. Dan was ’t mogelijk
363een plan de campagne voor eene artistieke
364expeditie te maken_ Doch nu moet ik
365primo tegen “jesuitismes” te velde trekken en daar veel zenuwkracht aan spendeeren
366(niet tegen Kee Vos hoor! daar beware
367mij den hemel voor/ om ooit oorlog tegen
368haar te voeren – nous sommes à mille lieux
369de là!)22 en secundo ik kan geen tweede
370campagne beginnen voor “de onderhavige
371tot eene conclusie gekomen is.
372Zou Kee Vos ’t wel weten en J.P.S. dat
373ze zonder zulks te bedoelen me zoo
374verbazend contrecarreeren.f Enfin_ Ze moet het later goedmaken!!!
376Dat wil zeggen dat ik er op reken
377dat ze menige artistieke campagne
378zal meemaken, begrijpt ge! En die campagnes
379zal doen reusseereng ook!
380Eéne kleine wraakoefening behoud ik me echter vóór: ik zou ’t zoo
381aardig vinden als J.P.S. zelf een paar onderhavige luidjes moest
382trouwen van wie hij zoo erg bepaald gezegd had dat ze in de toekomst
383op zijn hoogst “broertje en zusje” zouden spelen.
384Doch ik vrees ik ben druk bezig beerenhuiden te verkoopen die
385tot heden toebehooren aan beeren die nog niet geschoten zijn door mij_  3v:11
386Evenwel met nog één beerenhuid wil ik speculeeren.23
387Pa zeide onlangs “uit gewetensovertuiging heb ik nooit twee menschen willen influenceeren
388'om elkaar te trouwen”; nu/ mij aangaande/ mijn geweten
389zegt me lijnregt ’t tegenovergestelde. “Wie niet met mij
390vergadert die verstrooit” zou Michelet zeggen.24
391Michelet heeft zoo’n gewetensbezwaar als Pa niet gehad
392gelukkig/ anders waren zijne boeken niet in de
393wereld.
393aEn wat is Pa’s groote fout_– Juist die “gewetensovertuiging”_
393En ik beloof uit dankbaarheid aan
394Michelet dat als ik vooral later meer dan nu onder artisten kom die
395er zoo dikwijls “om heen draaijen”/ ik zal doen wat ik
396kan om hen aan ’t verstand te brengen dat ze moeten
397liefhebben/ ééne en die voor altijd. Tot geruststelling van “kunsthandelaars”
398die meenen mogten dat “een huishouden” meer kost dan
399“geen huishouden” voeg ik er bij dat een getrouwd artist met zijn vrouw
400minder verteerd en productiever is dan een ongetrouwd met zijn maitresse.25
401Vader Millet! zou die grooter uitgaven gehad hebben
402dan zooveel italiaanen & spanjaarden die
403 “in de woestijn leven waar de hemel is van koper en den
404grond van ijzer is”.26 Is eene vrouw duurder dan eene
405maîtresse. De maitressen betaalt ge toch wel/
406heeren kunstkoopers/ en ces dames lagchen U achter
407Uw rug uit. Qui est ce qui vous tire des carottes/ Messieurs
408Goupil & Cie? Les femmes comme il en faut of
409les femmes comme il faut?27
410Ofschoon ik telkens nieuwe desolaties heb gehad met
411het neen nooit nimmer zoo keer ik er telkens met
412meer liefde tot terug. En ik heb er reeds veel meer
413goede dingen door ondervonden dan desolaties, ofschoon
414de desolaties werkelijk soms serieus waren/ om er niet
415meer van te zeggen.
416On est sûr de périr à part/ on ne se sauve
417qu’ensemble/28 ziedaar een van die dingen die Michelet
418zoo eenvoudig zeggen kan. Soms schijnt het als of hij
419zich bedroog doch later zegt men hij had toch gelijk.
420Het is ook op de boeken van Michelet zelf toepasselijk/
421il faut les avoir aimé/ puis desaimé/ puis aimé encore.29  3r:12
422Zou dit zachte weder zacht genoeg zijn om een dezer
423dagen het “neen nooit nimmer” te ontdooien.
424Het weer is zoo erg stil en zacht soms en zou dat geen invloed
425hebben? Zou ik op of kort na “het groote feest” er uit
426geknikkerd worden? A Dieu ne plaise!
427Zou dat Trojaansche paard in den vorm van een
428aangeteekenden brief binnen de wallen van Troje zijn gehaald door
428ade Trojanen_30
429En indien ja, zullen de in dat paard verborgen Grieken/ dat wil zeggen
430de in dien brief geschreven dingen/ de vesting bemagtigen.
431Ja/ daar omtrent ben ik verbazend in spanning.
432Dit althans zal den Heer J_P_S_ duidelijk worden hedenavond/ dat
433hij zich eenigermate misrekende toen hij aanvankelijk dezen
434zomer meende met eene ligte sentimenteele passie te doen te
435hebben die wel zou versterven en doodbloeden!
436Dat hebben er meer gedacht behalve J_P_S_, dat hebben
437ze te Prinsenhage gedacht/ vooral Tante Cornelie.
438’t Was curieus om HEd_ te zien opkijken toen ik in antwoord
439op hun verzoek om mijn correspondentie met Kee Vos en J_P_S_ te
440staken hun een & ander mede deelde omtrent mijne opvatting
441van “’t onderhavige geval”. Zij vond mijn “unresignation”
442zeer goddeloos, hoor! Vooral toen ik zeide dat ik geloofde
443dat de resignatie meestal iets erg onchristelijks was en dat noch Jezus
444noch Paulus ons daarvan ’t exempel gegeven hadden!
445En ik was ten eenemale uit de gratie/ ik vrees eens en
446voor altijd want Tante Cornelie scheen er haar hart op gezet
447te hebben dat ik een van de volgende drie dingen zou doen:
4481o mij “demoraliseeren”/ 2o gek worden of dood gaan
449van desperatie/ 3o “intusschen” een ander meisje zoeken_
450Nu had ik in geen van die drie dingen trek/ voor alle drie
451even weinig inclinatie en ik proposeerde dus een vierde/
452nl. “’t neen nooit nimmer ontdooien”_ Maar “dat vierde”
453stond waarschijnlijk niet in de religieuse systeemen
454van die WelEerw_ ZeerGel_ Heeren welke HEdes biechtvaders en
455spiritueele schaapherders zijn. Zeg Theo/ zou
456Tante Cornelie eigentlijk niet veel beter zijn zonder
457spiritueele schaapherders dan met.
458“’t verloren schaap” is God liever dan 99 schapen die zoo
459spiritueel zijn dat ze altijd in de klaverwei blijven
460en nimmer met de woestijn kennis maken.–31
461J’ai vu, moi, mon enfant, au désert/ seule et errante et désolée
462et j’ai couru après elle – les autres – qu’est ce que ça me fait!
463Elle d’abord, elle et non point “les autres”, “les autres”
464en sortiront fort bien sans moi/ du reste/ il y en aura toujours pour
465“les autres”, il n’y en a pas toujours qui la comprennent, elle!
466En Gij Theo/ voor welk schaap laat gij “LES AUTRES” loopen? à Dieu_

467t. à. t.
468Vincent.


159 bedekken”, < bedekken
191 presentie – < presentie
258 imbéciles!” < imbéciles!
388 trouwen”; < trouwen”
top