1r:1
1Beste broer,
2Uwen brief ontvang ik daar even. Dank voor Uw sympathie/
3dank voor “het reisgeldje”_1
31Ik geloof dat ik nooit met meer dankbaarheid geld ontvangen heb dan het muntje van U
32want het was mij zoo ondragelijk te denken/ als ik eens moest gaan dan zou ik
33niet kunnen/ nu heb ik ten minste nog één slag die ik slaan zal verzekerd.
3*dank voor Uwe opinie omtrent
4mijn teekeningen al is die gunstiger dan ik verdien.
5Blijf mij schrijven over mijn werk/ vrees niet me
6te kwetsen door aanmerkingen/ ik zal dergelijke
7kwetsuren als bewijzen van sympathie opvatten/
8sympathie duizend maal meer waard dan
9vleijerij. Gij schrijft praktische dingen/ ik moet van U
9apraktisch leeren worden dus moet gij maar veel voor me preeken want ik weiger niet mij te bekeeren en heb de bekeering zoo zeer van noode!2
10Nu is er eene zinsnede in Uw schrijven die ik er
11uitpik en apart en onmiddelijk beantwoord.
12Ik copieer Uwe woorden. (Wijs me waaraan ik gelooven
13'moet.– Zeg mij of het voldoende is te berusten wanneer
14dat wat men eens hoopte in plaats van te gebeuren
15niet gebeurde & in plaats van verbetering verdorring
16van gevoel te weeg bragt).
17Berusten! à Dieu ne plaise! waarachtig
18niet. Kunt gij berusten in een soort verdoemenis/
19zoudt gij niet zeggen met mij, die veel grooter
20zondaar ben dan gij, “hoewel ik de verdoemenis
21moge verdiend hebben zoo resigneer ’k mij geenszins
22tot haar maar ik zal zoeken naar iets beters/
23'naar Vrijheid en verlossing en genade!”
24Ik zeg U, ik Vincent, gij Theo zijt
25niet in de wieg gelegd voor dergelijke
26resignatie doch tot energiek gelooven!
27Heb lief en sta in de vrijheid waarmede
28liefde/ maar op één persoon geconcentreerde liefde! U zal vrijmaken/ en wordt
29door dat verdomde juk der
30resignatie niet bevangen.
 1v:2
34Ik veronderstel zeker jong mensch/ om maar
35iemand te noemen “Monsieur X”/ heeft op zekeren
36dag eene dame ontmoet die ik zal noemen Mme Elle.
37X heeft iets voelen kloppen “sous le téton gauche”/
38Elle aussi “sous la mamelle gauche”_3
39Zij hebben elkaar in de oogen gezien en
40een paar weifelende schreden gedaan/ meer of minder
41gedecideerd. Toen heeft Monsieur X gezegd,
42erg energiek (?)/ “’t Kan niet”/ er niet onsentimenteel
43bijvoegende “wie ben ik om zoo iets te wagen”_
44'En zij heeft gezegd “toi/ ‘quelque chose’, c.à.d. ‘Coeur de femme’ qui bat sous
45ma mamelle gauche/ pourquoi m’as tu trompé”_
46Toen Monsieur X haar zoo dapper en regtvaardig
47'(c’etait “Monsieur le juste” selon lui) zijn rug toegedraaid had/
48meenende dat hij dat kon doen/ ontwaarde hij
49tot zijne groote consternatie dat er in de wereld iets scheen
50veranderd te zijn want ziet “de hemel was als van
51koper en de grond onder zijne voeten als van ijzer_4
52Hij gevoelde een ondragelijken dorst en hij wist niet
53waar naar doch meende te weten “zeker niet naar haar_
54En wierp zich in zijn affaires met al zijn vuur/ met
55al zijn scherpzinnigheid doch dat nam niet weg
56dat “de hemel bleef van koper en de grond
57van ijzer”/ en zijn hart binnen in hem versteende
58en werd ongevoelig van namelooze spanning.
59En “elle”/ qu’en sais je moi – forte ou faible,
60bruyante ou sérieuse, légère ou grave/
61désolée en tout cas.–
62Hij was in eene woestijn_ Zij evenzeer.
63Hij voelde “ik verdor”_ Zij vroeg “waarom
64'verdor ik/ ik wil bloeijen! uitspruiten! leven! o God!
65'en ik arme/ ik kan niet! ik mag niet!”
 1v:3
66Keer om! Keer om! Keer om!5 De woestijn
67is ’t graf van menig “al te sterke”
68die met zich mee sleept menige “trouwe”.–
69Zijn deze dingen alzoo?6 vraagt iemand.
70Is de woestenij eene werkelijkheid ja
71dan neen. Indien ja – even
72waarachtig is het dat er een land van
73belofte7 is waar men niet sterft doch
74“opstijft” zoo als Kee Vos zegt, gelijkerwijs
75de plante die ’t hoofd liet hangen in den
76fellen zonneschijn weer opstijft in den avonddaauw.
77Den uitweg van de woestijn is teruggaan
78naar haar. De woestijn is fataal
79en oneindig als men toch maar doormarcheert
80met den rug naar haar toe gekeerd/ zeggende/
80aik heb noch den daauw noch de opstijving van noode.
81Doch indien zij – niet trouw was – en
82een ander nam “intusschen”/8
83’t zij uit moedwil ’t zij omdat zij zich
84liet dwingen door “overheden en magten”/9
85Vaders/ tantes/ broers/ vrienden die
86jesuitismes verkondigden. Ga dan kijken
86aals ze nog niet getrouwd is of zij verlost wil wezen of niet/ en kiest zij een ander
86bboven Monsieur X
87'zoo zij ze wat ze zij maar het
88mannenhart en de mannenliefde van X
89was ze niet waard.
89aDe man die haar liefhad heeft
89balsdan aan eene verblinding gelaboreerd
89cdie ik zou noemen een Brochart of iets dergelijks aanzien voor een Boughton/ Millais
89dof Tissot.–10 Doch of ’t zulken als Theo & Vincent dikwijls overkomt dat zij
89ezoo’n enorme vergissing begaan/ dat betwijfel ik_ Onzen blik is vast/
89fvooral dan wanneer we de figuur wat lang onder de oogen hebben
89ggehad.
 1r:4
92Tweede zinsnede in den brief van Th.v.G. die noodzakelijk
93beantwoord moet worden & plus vite que ça/
94“Juist daar ik weet wat ’t gevolg kan zijn van
95eene onherroepelijk verloren hoop durf ik niet zonder
96'aarzelen (raden) geen slag om den arm (te) houden”.–
97Bah! Wie praat er al niet van een “onherroepelijk
98'verloren hoop”! nonsens/ ’t woord
99Onherroepelijkbestaat niet voor den
100voornoemde Th.v.G.
100adie nog niet eens serieus genoeg gehoopt
100bheeft_
100cEspérer encore!!! dus_
101Twijfel dus maar niet aan Uw naam “gelukskind”11
102want die is wel degelijk op U toepasselijk/ hoewel zij die
103zoo erg druk U met dien naam gedoopt hebben mogelijk
104een klein mostaardzaadje12 van jesuitisme hadden en een mogelijken
105val voorzagen. Ik echter zeg/ gij zult niet vallen
106en indien ge valt, que soit, ’t zal alleen maar zijn om
107weer op te staan met een veel solider positie van gelukskind.
108Doch die veel solider positie van gelukskind moet tot
109basis hebben “le fond qui est bon13 en ge weet wat ik daarmee bedoel_ Eene positie
110met “quelque chose de bon au fond” houdt het niet uit à la longue.
111Vertrap evenwel den “slag om den arm” onder de voeten.
112Weet evenwel dat wie een meisje aanspreekt zoodanig
113dat hij werkelijk en effektief iets nieuws/ n.l. liefde/ in haar
114wakker maakt en haar opwekt of terugbrengt tot
115het eigentlijk leven/ steeds verdomd en gehaat zal worden
116door menigeen die op ’t oog er zachtzinnig uitziet.
117Wat betreft den WelEerw_ ZGel. Heer J.P.S./ mijns inziens heeft hij
118wel valsche schaamte doch ook/ wat meer is/ eene dosis werkelijke
119'in zijn goede momenten. Er zijn (regel met uitzonderingen) geen ongelooviger en
120verstokter en wereldscher menschen dan dominés en bovenal dominésvrouwen doch
121zelfs dominés hebben soms onder eene wapenrusting
122van triple airain14 een menschenhart.
123Wat betreft Pa en Moe. Een mensch heeft twee soorten
124van vijanden/ primo zijn radicale vijanden/ secundo
125zijn vrienden_ Wijders heeft hij twee soorten van
126vrienden/ primo zijn vrienden en secundo zijn vijanden/
127welke laatsten hem soms veel diensten bewijzen zonder
128dat dit bepaald hun intentie kan geacht worden te zijn.
129De “huissleutel” is een vijand die soms meer dan een ander helpt/
130fermez lui la porte au nez/ il entrera par la fenêtre!15  2r:5
131'Kortom, Monsieur X zou alleen dan ’t mijns
132inziens kwaad hebben indien en zij en hij
133’t gemeend hadden, zij ’t maar voor een moment – en
134zij getrouwd was niettegenstaande dat.–
135Hebben en zij en hij gevoeld ’t kloppen van quelque chose d’extraordinaire
136sous le téton & la mamelle gauche en hebben
137de “overheden en magten” ’t doen voorkomen als
138had zij iemand anders geaccepteerd/ dan is er
139althans nog een kans voor M. X. En M. X zou
140weldoen eens terdeeg kennis van zaken te
141gaan nemen en niet te rusten voor hij haar eens
142tête à tête gesproken had.
143Is M. X. “in de woestijn” en zij vrij
144zoo moet hij als de weerga naar haar terug_
145De woestijn is geloof ik alleen dan fataal
146wanneer hij uit moedwil en verstoktheid
147'des harten zei “ik wil haar niet liefhebben.
148liever dan naar haar toe te gaan wil ik crepeeren
149'en moet zij maar crepeeren”.
150Bevind hij zich in de woestijn en is zij vrij
151dan zal de woestijn bloeien als een rozentuin16
152zeer kort nadat hij zich omkeert. Want indien zij
152anog geen ander nam dan had ze hem lief/ ’t zij ze dit wist of sans le savoir.
153Er is misschien iets inconsequents in de
154verschillende gevallen die ik daar opnoem
155doch ik laat liever die inconsequentie
156blijven dan dat ik door te zoeken naar
157juistheid van woorden ’t sentiment bederven
158zou. Hebt gij soms een liefdehistorie/
159spreek ze dan eens rondborstig uit en
160vertrouw mijn discretie. Ik weet eigentlijk
161niet regt hoe ik ’t met U heb.–
 2v:6
167Ik voor mij heb veel aan Vader Michelet.
168Lees in elk geval eens l’amour en la femme
169en/ kunt ge ’t krijgen/ My wife & I en Our neighbours
170van Beecher Stowe. of Jane Eyre en Shirley van
171Currer Bell. Veel meer en veel duidelijker
172dingen dan ik kunnen die lui U zeggen.
173Il faut avoir aimé/ puis desaimé/ puis aimer
174encore. Aimer encore quant même/17
175“onherroepelijk” is ons ongelijk voor zooveel wij
176zeggen/ Je n’aimerai plus jamais. ’t Houdt
177op met ’t staken van onze ongenegenheid.
178Is er “désespoir” en “désolation irreparable”_18
179mogelijk wel doch ik geloof eigentlijk volstrekt
180niet dat gij of ik daarvoor in de wieg zijn gelegd/
181integendeel ons is geloof ik weggelegd un
182fond qui est bon/ n.l. de verkrijging van onze
183respectieve “haar en geen ander”_19
184Ware ik niet “one who has been down”
185maar integendeel iemand die altijd vast
186in zijn schoenen had gestaan/ ge zoudt minder
187dan niets aan me hebben doch omdat
188ik in dien mysterieusen diepen put van misere
189des harten geweest ben zoo is er een schaduw van
190een kans dat ik U iets praktisch in een
191of andere zaak des harten kan zeggen.
192Met mijn teekeningen en praktische zaken kom ik bij U om genezing/
193wie weet of ik U van mijn kant niet tot iets nuttig
194kan zijn met betrekking tot moeielijkheden in
195liefde. Ge weet echter nog niet hoeveel kracht tot
196liefhebben er in U aanwezig is voor ge aangevangen
197hebt die naar buiten te openbaren. ’t Eerste
198evenwel is/ we moeten zeggen/ wat er ook
199van zij, gelukkig of ongelukkig, je veux
200aimer encore! Dank kerel/ voor het reisgeldje
201hoor! Erg braaf! en erg humaan! Ontvang een handdruk
202in gedachte/ geloof me steeds

202*t. à. t.
202*Vincent

90 »Theo, oom Cent heeft werkelijk sympathie voor me doch dat neemt daarom
91niet weg dat ik geloof hij mij meer kwaad dan goed gedaan heeft tegenover J.P.S.

162 »Ofschoon gij U zelven, zoo ten onregte, ongeloovig noemt en misschien denkt dat ge materialist zijt zoo zijt ge toch eigentlijk de eerste
163man die ’t goed opneemt als ik hem krachtig durfde aangrijpen en terugkomt zonder woede.

164 »Hoewel ge nu misschien denkt dat ik in dit of dat meer of minder sterk ben zoo zult ge in duizend andere dingen mij
165erg dom en onontwikkeld vinden_ helaas in dit snelle gejaagde moderne leven worden we
166zoo eenzijdig_

203 »Read Michelet over again!

204 »Pa en Moe ergeren zich telkens aan woorden en uitdrukkingen van mij of den toon er van en zijn dikwijls de klus
205kwijt wat betreft mijn eigentlijke bedoeling en denken dat ik hen beleedigen wil of grieven.

 3r:7
206Hoor nog eens hier Theo, de zaak is gewigtig_
207Mogen zulken als gij en ik twijfelen aan ons zelf.
208Neen_ Voorwaar niet langer. We zouden toch niet
209graag aan ’t eind van ons leven ontwaren dat
210we als slaapwandelaars door de wereld hadden
211gemarcheerd_ A Dieu ne plaise.
212Nu is ’t mij klaar als den dag dat ’t zoowel
213Uw pligt als mijn pligt is om te zorgen niet
214alleen dat we liefhebben maar ook dat we
215trouwen. Wij moeten een bewijs daardoor geven van
216partij kiezen en principes hebben en geloovig
217zijn. Gij noemt U zelven ongeloovig_ Eh quoi/
218ge zijt het niet.–
219Wij staan nu als volwassen menschen/
220als soldaten in ’t gelid van ons geslacht.
221Wij hooren niet tot dat waar Pa en Moe en
222J_P.S. toe hoort/ wij moeten meer
223getrouw zijn aan ’t moderne dan aan
224’t oude. Omzien naar dat oude is fataal_
225Begrijpen de ouden ons niet/ dat mag
226ons niet van streek brengen
226aen moeten wij onzen weg gaan ook tegen hun zin/ later zullen zij zelf zeggen/ ja ge hadt toch gelijk!
227Ik zeg U
228’t geen ik tot mij zelven zeg/ de tijd van
229actie en energie is nu meer dan
230ooit gekomen_ Sla dus de hand aan
231den ploeg!20 Sterk zijnde wordt men
232sterk. Geloovende leert men gelooven/
233liefhebbende leert men liefhebben.
234Wij kunnen niet beter onzen pligt
235doen dan door opregt lief te hebben
236(niet naïf of sentimenteel maar mannelijk)
237en slechts ééne bepaalde lief te hebben_
238Dan toonen we tegelijk daardoor hoe we denken
239over degenen die meer dan eene meenen te
240kunnen liefhebben. De mannen en vrouwen die  3v:8
241mogen geacht worden te staan aan ’t hoofd der
242moderne beschaving/ b.v. Michelet en Beecher Stowe/
243Carlyle en George Eliott en hoeveel anderen/ zij
244roepen ’t ons toe/ “O man/ wie ge ook zijt/ die
245een hart in ’t lijf hebt/ help ons om iets werkelijks/
246iets blijvends/ iets waarachtigs te stichten, bepaal U
247tot één vak en heb ééne vrouw lief.
248Laat Uw vak een modern vak zijn en schep in Uwe vrouw
249eene vrije moderne ziel/ verlos haar van de
250afschuwelijke vooroordeelen die haar ketenen.
251Twijfel niet aan hulp van God als ge doet
252wat God wil dat ge doen zult/ en God wil dat
253in dezen tijd de wereld hervormd worde door
254hervorming van zeden/ door hernieuwing van
255’t licht en ’t vuur der eeuwige liefde.
256Door dat middel zult gij zelf slagen en tegelijk
257zult gij een goeden invloed uitoefenen in Uw kring/
258'kleiner of grooter naarmate van Uw omstandigheden”.
258aZie/ mijns inziens zijn dat de woorden die in ’t algemeen Michelet zegt tot ons.
259Wat donder zouden Gij en ik bang zijn voor den
260sleutel van de straatdeur? Zouden gij en ik twijfelen
261of we een meisje mogten vragen en zouden we
262twijfelen of we niet in ’t eind slagen zouden?
263Voorzeker ’t is presumptie om zich zeker te
264voelen van zijn zaak doch wel mag men
265'gelooven: mijn zielsstrijd zal niet tevergeefs
266zijn en ik wil hem strijden; ondanks al
267mijn eigen zwakheid & fouten wil ik hem
268strijden zoo goed en zoo kwaad als ik kan.
269'Al val ik 99 keer/ ook de honderste keer zal ik opstaan!
270En wat praat men van “een middel van bestaan”
271als had ik er geen. Welk artist is er die niet
272getobt heeft en gescharreld en welken anderen
273weg is er dan dien van tobben en scharrelen om
274te geraken tot vasten grond onder de voeten.
274aEn sedert wanneer is er niets meer te verdienen voor
274biemand met een teekenaarsknuist.
 3v:9
275J.P.S. heeft iets goeds – en ofschoon hij wel
276eens woedend zal worden en misschien ook wel
277eens me zal verdommen/ Zijn toorn zal
278niet in eeuwigheid blijven branden.21
279Doch ik zal ’t niet in ééns winnen, ook niet al
280win ik het in eens in ’t oog van sommigen.
281Entre nous soit dit – onmogelijk acht ik het
282lang niet dat ondanks hunne grande apparence
283de finantieele zaken van J_P_S_ wrak staan.a
284Reden te meer om zijn dochter een mooie partij te
285laten doen als hij geheel en al wereldsch was
286doch J_P_S_ en T_v.G. Etten zijn malgré hun
287dominéschap toch ook menschen en niet TEN EENEMALE WERELDSCH_
288Hoe weet ik dat – omdat ik in veel dingen
289dezelfde gedachten heb als J_P.S./ alleen omdat
290ik hoor tot een later geslacht ga ik iets verder en
291laat dingen los die ZEd_ nog vasthoudt_
292J.P.S. is in denkwijs liberaler dan Pa doch zij
293beiden blijven staan voor een muur dien
294Beecher Stowe en Michelet omgeworpen hebben op zekere
295plek en noch Pa noch J_P_S. kennen die plek omdat
296zij niet diep genoeg in de nieuwe gedachten zijn
297doorgedrongen_ Ik ben dus niet bang voor J_P.S.
298hoewel ’k U toegeef dat er kans is ik met den sleutel van
299de straatdeur kennis maak en misschien met zijn
300G..22 verdom je_ Maar als dat gebeuren moet/
301hoe eer hoe beter.– ’t Kanon is geladen/ er is
302een groote bom in/ dat weet ik wel doch ik moet de redoute nu
303evenwel op. Zij denken misschien dat mijn vrees voor de bom zoo
304groot is dat ik niet durf naderen_ Dus zijn zij niet altijd
305op hun qui vive en waag ik het om stilletjes nader te komen/
306dan zien ze me in eens onverwacht digt bij! In haast
307vuren ze den bom af doch ik werp me plat op den grond/
308op hen voor hebbende dat ik bedaard ben en zij verrast.
309Mogelijk vliegt alsdan de bom onschadelijk over mij heen
310en dan als den bliksem de schans op. Intusschen/ ge ziet
311het liefhebben is in de praktijk niet enkel aardbeijen eeten.23
312Ik had het al lang gedaan als ik maar een tientje rijk geweest was.  3r:10
313Echter moet ik de zekerheid hebben dat zij als ik ga t’huis is_ Nu ben ik
314in voortdurende correspondentie met ons zusje Willemien die op schildwacht
315staat en mij waarschuwen zal_24 Want zij gaat naar Haarlem en
316ik zal hooren van Wil wanneer zij naar Amsterdam terug keert. Good, dear,
317true, old girl our sister is.–
318O Theo, zij, is zoo diep maar dat ziet men
319zoo maar op eens niet! Zij, gij, ik, wij hebben allen
320een schors van ligtzinnigheid doch van binnen
321zit er een stam van vaster hout. En ’t hare is fijn
322van grein!
323Sedert den vloek van gisteren is er wat kalmte gekomen/ ik
324schreef op een briefje “de man die mij vloekt/ die mij naar een
325gekkenhuis wilde sturen/ die mijne liefde “onkiesch” noemt/ heeft
326die mij lief of niet, heeft hij een vaderhart in ’t lijf. En waarop
327grondt zich zijne “overtuiging” dat dingen als bovenstaanden
328'“pligt” zijn”. Toen lagb ik dat strookje papier op Pa’s lessenaar
329en later in den dag kwam er verandering_
330Ik zeide toen op nieuw wat ik reeds dikwijls gezegd heb/ dat Pa en Moe
331toch wel begrijpen moeten dat ik hun vijand niet ben, en
332niet met opzet om hun te grieven of te beleedigen hun tegenspreek
333maar daarom omdat ’t soms dringend noodig is om te trachten
334hun ’t een of ander uit te leggen waaromtrent mijn zienswijs van de
335hunne verschilt.
336Nu we zullen zien hoe ’t verder gaat.
337Heb weer een spitter begonnen/ bezig op ’t veld om
338aardappels uit te steken_ En daar is de entourage
339wat meer geattaqueerd. Boschjes op den achtergrond en
340een streep lucht.25
341Kerel wat is het veld mooi! Als ik meer verdienen
342zal en meer kan spendeeren aan modellen zal
343ik nog heel andere dingen maken hoor!
344Doch ’t is hard werk voor de modellen ook/
345geloof dat. Te meer omdat de genen van wie
346ik me bedien geen modellen van beroep zijn en misschien des te beter daarom!
347Komt ge ooit in de gelegenheid om den een of ander er
348voor op te warmen dan geloof ik gij langzamerhand
349met eenige vrijmoedigheid over me kunt spreken. Maar
350om beter werk te kunnen maken zal ik langzamerhand
351nog wat meer aan modellen moeten uitgeven.
352Nu spendeer ik 20/ 25/ 30 cent per dag doch niet alle dagen
353kan ik dat doen en eigentlijk is ’t niet genoeg en kon ik
354door wat meer uit te geven sneller vorderingen maken.
355Nu in den winter zal ik weinig buiten met model kunnen werken
356doch wel binnen en dat is ook mooi. A Dieu/ ontvang in
357gedachten een hartelijken handdruk en geloof me

357*t. à t.
358Vincent


- - The letter consists of two parts. Van Gogh added a new sheet after the first signature in l. 202. The marginalia (l. 90-205) are all in the first part of the letter, so we have placed them before the second part (which starts on l. 206). The words ‘sympathie’, ‘ongeloovig’ and ‘Michelet’ (in l. 90, 162 and 203 respectively) are associated with lines 2, 217 and 167-200. It is possible, though, that the marginalia were added while the second part of the letter was being written, or after it had been completed.
31-33 In the left margin on p. 1, l. 1-30 (‘Beste [...] bevangen’); inserted by us.
13 voldoende < voldoene
23 genade!” < genade!
44 ‘Coeur < Coeur
47 “Monsieur < Monsieur
64 ik wil < “ik wil
65 niet!” < niet!
87 zoo < Zoo
96 houden”.– < houden.–
98 hoop”! < hoop!
119 ongelooviger < ongeloover
131 X < X,
147 liefhebben. < liefhebben.”
149 crepeeren”. < crepeeren.
162-163 In the left margin on p. 5, (‘Kortom [...] met U heb.–’, l. 131-161.
164-166 In the right margin on p. 5.
203 In the left margin on p. 6, (‘Ik voor mij [...] t.a.t. Vincent’), l. 167-202.
204-205 In the right margin on p. 6.
204 klus kwijt < Variant of ‘de kluts kwijt’.
258 omstandigheden”. < omstandigheden.
265 gelooven: < gelooven
269 honderste < Variant of ‘honderdste’.
328 zijn”. < zijn.
90-91 In the left margin on p. 3, (‘Keer om! [...] hebben gehad’), l. 66-89g.
top