2Uwen brief ontvang ik daar even. Dank voor Uw sympathie/ 3dank voor “het reisgeldje”_1 31Ik geloof dat ik nooit met meer dankbaarheid geld ontvangen heb dan het muntje van U 32want het was mij zoo ondragelijk te denken/ als ik eens moest gaan dan zou ik 33niet kunnen/ nu heb ik ten minste nog één slag die ik slaan zal verzekerd.
3*dank voor Uwe opinie omtrent 4mijn teekeningen al is die gunstiger dan ik verdien. 5Blijf mij schrijven over mijn werk/ vrees niet me 6te kwetsen door aanmerkingen/ ik zal dergelijke 7kwetsuren als bewijzen van sympathie opvatten/ 8sympathie duizend maal meer waard dan 9vleijerij. Gij schrijft praktische dingen/ ik moet van U 9apraktisch leeren worden dus moet gij maar veel voor me preeken want ik weiger niet mij te bekeeren en heb de bekeering zoo zeer van noode!2
10Nu is er eene zinsnede in Uw schrijven die ik er 11uitpik en apart en onmiddelijk beantwoord. 12Ik copieer Uwe woorden. (Wijs me waaraan ik gelooven 13'moet.– Zeg mij of het voldoende is te berusten wanneer 14dat wat men eens hoopte in plaats van te gebeuren 15niet gebeurde & in plaats van verbetering verdorring 16van gevoel te weeg bragt).
17Berusten! à Dieu ne plaise! waarachtig 18niet. Kunt gij berusten in een soort verdoemenis/ 19zoudt gij niet zeggen met mij, die veel grooter 20zondaar ben dan gij, “hoewel ik de verdoemenis 21moge verdiend hebben zoo resigneer ’k mij geenszins 22tot haar maar ik zal zoeken naar iets beters/ 23'naar Vrijheid en verlossing en genade!”
24Ik zeg U, ik Vincent, gij Theo zijt 25niet in de wieg gelegd voor dergelijke 26resignatie doch tot energiek gelooven! 27Heb lief en sta in de vrijheid waarmede 28liefde/ maar op één persoon geconcentreerde liefde! U zal vrijmaken/ en wordt 29door dat verdomde juk der 30resignatie niet bevangen.
34Ik veronderstel zeker jong mensch/ om maar 35iemand te noemen “Monsieur X”/ heeft op zekeren 36dag eene dame ontmoet die ik zal noemen Mme Elle. 37X heeft iets voelen kloppen “sous le téton gauche”/ 38Elle aussi “sous la mamelle gauche”_3
39Zij hebben elkaar in de oogen gezien en 40een paar weifelende schreden gedaan/ meer of minder 41gedecideerd. Toen heeft Monsieur X gezegd, 42erg energiek (?)/ “’t Kan niet”/ er niet onsentimenteel 43bijvoegende “wie ben ik om zoo iets te wagen”_
44'En zij heeft gezegd “toi/ ‘quelque chose’, c.à.d. ‘Coeur de femme’ qui bat sous 45ma mamelle gauche/ pourquoi m’as tu trompé”_ 46Toen Monsieur X haar zoo dapper en regtvaardig 47'(c’etait “Monsieur le juste” selon lui) zijn rug toegedraaid had/ 48meenende dat hij dat kon doen/ ontwaarde hij 49tot zijne groote consternatie dat er in de wereld iets scheen 50veranderd te zijn want ziet “de hemel was als van 51koper en de grond onder zijne voeten als van ijzer”_4 52Hij gevoelde een ondragelijken dorst en hij wist niet 53waar naar doch meende te weten “zeker niet naar haar”_ 54En wierp zich in zijn affaires met al zijn vuur/ met 55al zijn scherpzinnigheid doch dat nam niet weg 56dat “de hemel bleef van koper en de grond 57van ijzer”/ en zijn hart binnen in hem versteende 58en werd ongevoelig van namelooze spanning.
59En “elle”/ qu’en sais je moi – forte ou faible, 60bruyante ou sérieuse, légère ou grave/ 61désolée en tout cas.–
62Hij was in eene woestijn_ Zij evenzeer. 63Hij voelde “ik verdor”_ Zij vroeg “waarom 64'verdor ik/ ik wil bloeijen! uitspruiten! leven! o God! 65'en ik arme/ ik kan niet! ik mag niet!”
66Keer om! Keer om! Keer om!5 De woestijn 67is ’t graf van menig “al te sterke” 68die met zich mee sleept menige “trouwe”.– 69Zijn deze dingen alzoo?6 vraagt iemand. 70Is de woestenij eene werkelijkheid ja 71dan neen. Indien ja – even 72waarachtig is het dat er een land van 73belofte7 is waar men niet sterft doch 74“opstijft” zoo als Kee Vos zegt, gelijkerwijs 75de plante die ’t hoofd liet hangen in den 76fellen zonneschijn weer opstijft in den avonddaauw. 77Den uitweg van de woestijn is teruggaan 78naar haar. De woestijn is fataal 79en oneindig als men toch maar doormarcheert 80met den rug naar haar toe gekeerd/ zeggende/ 80aik heb noch den daauw noch de opstijving van noode.
81Doch indien zij – niet trouw was – en 82een ander nam “intusschen”/8 83’t zij uit moedwil ’t zij omdat zij zich 84liet dwingen door “overheden en magten”/9 85Vaders/ tantes/ broers/ vrienden die 86jesuitismes verkondigden. Ga dan kijken 86aals ze nog niet getrouwd is of zij verlost wil wezen of niet/ en kiest zij een ander 86bboven Monsieur X 87'zoo zij ze wat ze zij maar het 88mannenhart en de mannenliefde van X 89was ze niet waard. 89aDe man die haar liefhad heeft 89balsdan aan eene verblinding gelaboreerd 89cdie ik zou noemen een Brochart of iets dergelijks aanzien voor een Boughton/ Millais 89dof Tissot.–10 Doch of ’t zulken als Theo & Vincent dikwijls overkomt dat zij 89ezoo’n enorme vergissing begaan/ dat betwijfel ik_ Onzen blik is vast/ 89fvooral dan wanneer we de figuur wat lang onder de oogen hebben 89ggehad.
92Tweede zinsnede in den brief van Th.v.G. die noodzakelijk 93beantwoord moet worden & plus vite que ça/
94“Juist daar ik weet wat ’t gevolg kan zijn van 95eene onherroepelijk verloren hoop durf ik niet zonder 96'aarzelen (raden) geen slag om den arm (te) houden”.–
97Bah! Wie praat er al niet van een “onherroepelijk 98'verloren hoop”! nonsens/’t woord 99“Onherroepelijk“ bestaat niet voor den 100voornoemde Th.v.G. 100adie nog niet eens serieus genoeg gehoopt 100bheeft_ 100cEspérer encore!!! dus_
101Twijfel dus maar niet aan Uw naam “gelukskind”11 102want die is wel degelijk op U toepasselijk/ hoewel zij die 103zoo erg druk U met dien naam gedoopt hebben mogelijk 104een klein mostaardzaadje12 van jesuitisme hadden en een mogelijken 105val voorzagen. Ik echter zeg/ gij zult niet vallen 106en indien ge valt, que soit, ’t zal alleen maar zijn om 107weer op te staan met een veel solider positie van gelukskind. 108Doch die veel solider positie van gelukskind moet tot 109basis hebben “le fond qui est bon”13 en ge weet wat ik daarmee bedoel_ Eene positie 110met “quelque chose de bon au fond” houdt het niet uit à la longue. 111Vertrap evenwel den “slag om den arm” onder de voeten. 112Weet evenwel dat wie een meisje aanspreekt zoodanig 113dat hij werkelijk en effektief iets nieuws/ n.l. liefde/ in haar 114wakker maakt en haar opwekt of terugbrengt tot 115het eigentlijk leven/ steeds verdomd en gehaat zal worden 116door menigeen die op ’t oog er zachtzinnig uitziet.
117Wat betreft den WelEerw_ ZGel. Heer J.P.S./ mijns inziens heeft hij 118wel valsche schaamte doch ook/ wat meer is/ eene dosis werkelijke 119'in zijn goede momenten. Er zijn (regel met uitzonderingen) geen ongelooviger en 120verstokter en wereldscher menschen dan dominés en bovenal dominésvrouwen doch 121zelfs dominés hebben soms onder eene wapenrusting 122van triple airain14 een menschenhart.
123Wat betreft Pa en Moe. Een mensch heeft twee soorten 124van vijanden/ primo zijn radicale vijanden/ secundo 125zijn vrienden_ Wijders heeft hij twee soorten van 126vrienden/ primo zijn vrienden en secundo zijn vijanden/ 127welke laatsten hem soms veel diensten bewijzen zonder 128dat dit bepaald hun intentie kan geacht worden te zijn. 129De “huissleutel” is een vijand die soms meer dan een ander helpt/ 130fermez lui la porte au nez/ il entrera par la fenêtre!152r:5 131'Kortom, Monsieur X zou alleen dan ’t mijns 132inziens kwaad hebben indien en zijen hij 133’t gemeend hadden, zij ’t maar voor een moment – en 134zij getrouwd was niettegenstaande dat.–
135Hebben en zij en hij gevoeld ’t kloppen van quelque chose d’extraordinaire 136sous le téton & la mamelle gauche en hebben 137de “overheden en magten” ’t doen voorkomen als 138had zij iemand anders geaccepteerd/ dan is er 139althans nog een kans voor M. X. En M. X zou 140weldoen eens terdeeg kennis van zaken te 141gaan nemen en niet te rusten voor hij haar eens 142tête à tête gesproken had.
143Is M. X. “in de woestijn” en zij vrij 144zoo moet hij als de weerga naar haar terug_ 145De woestijn is geloof ik alleen dan fataal 146wanneer hij uit moedwil en verstoktheid 147'des harten zei “ik wil haar niet liefhebben. 148liever dan naar haar toe te gaan wil ik crepeeren 149'en moet zij maar crepeeren”.
150Bevind hij zich in de woestijn en is zij vrij 151dan zal de woestijn bloeien als een rozentuin16 152zeer kort nadat hij zich omkeert. Want indien zij 152anog geen ander nam dan had ze hem lief/ ’t zij ze dit wist of sans le savoir. 153Er is misschien iets inconsequents in de 154verschillende gevallen die ik daar opnoem 155doch ik laat liever die inconsequentie 156blijven dan dat ik door te zoeken naar 157juistheid van woorden ’t sentiment bederven 158zou. Hebt gij soms een liefdehistorie/ 159spreek ze dan eens rondborstig uit en 160vertrouw mijn discretie. Ik weet eigentlijk 161niet regt hoe ik ’t met U heb.–
168Lees in elk geval eens l’amour en la femme 169en/ kunt ge ’t krijgen/ My wife & I en Our neighbours 170van Beecher Stowe. of Jane Eyre en Shirley van 171Currer Bell. Veel meer en veel duidelijker 172dingen dan ik kunnen die lui U zeggen.
173Il faut avoir aimé/ puis desaimé/ puis aimer 174encore. Aimer encore quant même/17 175“onherroepelijk” is ons ongelijk voor zooveel wij 176zeggen/ Je n’aimerai plus jamais. ’t Houdt 177op met ’t staken van onze ongenegenheid. 178Is er “désespoir” en “désolation irreparable”_18 179mogelijk wel doch ik geloof eigentlijk volstrekt 180niet dat gij of ik daarvoor in de wieg zijn gelegd/ 181integendeel ons is geloof ik weggelegd un 182fond qui est bon/ n.l. de verkrijging van onze 183respectieve “haar en geen ander”_19
184Ware ik niet “one who has been down” 185maar integendeel iemand die altijd vast 186in zijn schoenen had gestaan/ ge zoudt minder 187dan niets aan me hebben doch omdat 188ik in dien mysterieusen diepen put van misere 189des harten geweest ben zoo is er een schaduw van 190een kans dat ik U iets praktisch in een 191of andere zaak des harten kan zeggen.
192Met mijn teekeningen en praktische zaken kom ik bij U om genezing/ 193wie weet of ik U van mijn kant niet tot iets nuttig 194kan zijn met betrekking tot moeielijkheden in 195liefde. Ge weet echter nog niet hoeveel kracht tot 196liefhebben er in U aanwezig is voor ge aangevangen 197hebt die naar buiten te openbaren. ’t Eerste 198evenwel is/ we moeten zeggen/ wat er ook 199van zij, gelukkig of ongelukkig, je veux 200aimer encore! Dank kerel/ voor het reisgeldje 201hoor! Erg braaf! en erg humaan! Ontvang een handdruk 202in gedachte/ geloof me steeds
90 »Theo, oom Cent heeft werkelijk sympathie voor me doch dat neemt daarom 91niet weg dat ik geloof hij mij meer kwaad dan goed gedaan heeft tegenover J.P.S.
162 »Ofschoon gij U zelven, zoo ten onregte, ongeloovig noemt en misschien denkt dat ge materialist zijt zoo zijt ge toch eigentlijk de eerste 163man die ’t goed opneemt als ik hem krachtig durfde aangrijpen en terugkomt zonder woede.
164 »Hoewel ge nu misschien denkt dat ik in dit of dat meer of minder sterk ben zoo zult ge in duizend andere dingen mij 165erg dom en onontwikkeld vinden_ helaas in dit snelle gejaagde moderne leven worden we 166zoo eenzijdig_
204 »Pa en Moe ergeren zich telkens aan woorden en uitdrukkingen van mij of den toon er van en zijn dikwijls de klus 205kwijt wat betreft mijn eigentlijke bedoeling en denken dat ik hen beleedigen wil of grieven.
207Mogen zulken als gij en ik twijfelen aan ons zelf. 208Neen_ Voorwaar niet langer. We zouden toch niet 209graag aan ’t eind van ons leven ontwaren dat 210we als slaapwandelaars door de wereld hadden 211gemarcheerd_ A Dieu ne plaise.
212Nu is ’t mij klaar als den dag dat ’t zoowel 213Uw pligt als mijn pligt is om te zorgen niet 214alleen dat we liefhebben maar ook dat we 215trouwen. Wij moeten een bewijs daardoor geven van 216partij kiezen en principes hebben en geloovig 217zijn. Gij noemt U zelven ongeloovig_ Eh quoi/ 218ge zijt het niet.–
219Wij staan nu als volwassen menschen/ 220als soldaten in ’t gelid van ons geslacht. 221Wij hooren niet tot dat waar Pa en Moe en 222J_P.S. toe hoort/ wij moeten meer 223getrouw zijn aan ’t moderne dan aan 224’t oude. Omzien naar dat oude is fataal_ 225Begrijpen de ouden ons niet/ dat mag 226ons niet van streek brengen 226aen moeten wij onzen weg gaan ook tegen hun zin/ later zullen zij zelf zeggen/ ja ge hadt toch gelijk! 227Ik zeg U 228’t geen ik tot mij zelven zeg/ de tijd van 229actie en energie is nu meer dan 230ooit gekomen_ Sla dus de hand aan 231den ploeg!20 Sterk zijnde wordt men 232sterk. Geloovende leert men gelooven/ 233liefhebbende leert men liefhebben.
234Wij kunnen niet beter onzen pligt 235doen dan door opregt lief te hebben 236(niet naïf of sentimenteel maar mannelijk) 237en slechts ééne bepaalde lief te hebben_ 238Dan toonen we tegelijk daardoor hoe we denken 239over degenen die meer dan eene meenen te 240kunnen liefhebben. De mannen en vrouwen die
3v:8 241mogen geacht worden te staan aan ’t hoofd der 242moderne beschaving/ b.v. Michelet en Beecher Stowe/ 243Carlyle en George Eliott en hoeveel anderen/ zij 244roepen ’t ons toe/ “O man/ wie ge ook zijt/ die 245een hart in ’t lijf hebt/ help ons om iets werkelijks/ 246iets blijvends/ iets waarachtigs te stichten, bepaal U 247tot één vak en heb ééne vrouw lief.
248Laat Uw vak een modern vak zijn en schep in Uwe vrouw 249eene vrije moderne ziel/ verlos haar van de 250afschuwelijke vooroordeelen die haar ketenen. 251Twijfel niet aan hulp van God als ge doet 252wat God wil dat ge doen zult/ en God wil dat 253in dezen tijd de wereld hervormd worde door 254hervorming van zeden/ door hernieuwing van 255’t licht en ’t vuur der eeuwige liefde.
256Door dat middel zult gij zelf slagen en tegelijk 257zult gij een goeden invloed uitoefenen in Uw kring/ 258'kleiner of grooter naarmate van Uw omstandigheden”. 258aZie/ mijns inziens zijn dat de woorden die in ’t algemeen Michelet zegt tot ons.
259Wat donder zouden Gij en ik bang zijn voor den 260sleutel van de straatdeur? Zouden gij en ik twijfelen 261of we een meisje mogten vragen en zouden we 262twijfelen of we niet in ’t eind slagen zouden? 263Voorzeker ’t is presumptie om zich zeker te 264voelen van zijn zaak doch wel mag men 265'gelooven: mijn zielsstrijd zal niet tevergeefs 266zijn en ik wil hem strijden; ondanks al 267mijn eigen zwakheid & fouten wil ik hem 268strijden zoo goed en zoo kwaad als ik kan.
269'Al val ik 99 keer/ ook de honderste keer zal ik opstaan! 270En wat praat men van “een middel van bestaan” 271als had ik er geen. Welk artist is er die niet 272getobt heeft en gescharreld en welken anderen 273weg is er dan dien van tobben en scharrelen om 274te geraken tot vasten grond onder de voeten. 274aEn sedert wanneer is er niets meer te verdienen voor 274biemand met een teekenaarsknuist.
275J.P.S. heeft iets goeds – en ofschoon hij wel 276eens woedend zal worden en misschien ook wel 277eens me zal verdommen/ Zijn toorn zal 278niet in eeuwigheid blijven branden.21
279Doch ik zal ’t niet in ééns winnen, ook niet al 280win ik het in eens in ’t oog van sommigen. 281Entre nous soit dit – onmogelijk acht ik het 282lang niet dat ondanks hunne grande apparence 283de finantieele zaken van J_P_S_ wrak staan.a 284Reden te meer om zijn dochter een mooie partij te 285laten doen als hij geheel en al wereldsch was 286doch J_P_S_ en T_v.G. Etten zijn malgré hun 287dominéschap toch ook menschen en niet TEN EENEMALE WERELDSCH_ 288Hoe weet ik dat – omdat ik in veel dingen 289dezelfde gedachten heb als J_P.S./ alleen omdat 290ik hoor tot een later geslacht ga ik iets verder en 291laat dingen los die ZEd_ nog vasthoudt_
292J.P.S. is in denkwijs liberaler dan Pa doch zij 293beiden blijven staan voor een muur dien 294Beecher Stowe en Michelet omgeworpen hebben op zekere 295plek en noch Pa noch J_P_S. kennen die plek omdat 296zij niet diep genoeg in de nieuwe gedachten zijn 297doorgedrongen_ Ik ben dus niet bang voor J_P.S. 298hoewel ’k U toegeef dat er kans is ik met den sleutel van 299de straatdeur kennis maak en misschien met zijn 300G..22 verdom je_ Maar als dat gebeuren moet/ 301hoe eer hoe beter.– ’t Kanon is geladen/ er is 302een groote bom in/ dat weet ik wel doch ik moet de redoute nu 303evenwel op. Zij denken misschien dat mijn vrees voor de bom zoo 304groot is dat ik niet durf naderen_ Dus zijn zij niet altijd 305op hun qui vive en waag ik het om stilletjes nader te komen/ 306dan zien ze me in eens onverwacht digt bij! In haast 307vuren ze den bom af doch ik werp me plat op den grond/ 308op hen voor hebbende dat ik bedaard ben en zij verrast. 309Mogelijk vliegt alsdan de bom onschadelijk over mij heen 310en dan als den bliksem de schans op. Intusschen/ ge ziet 311het liefhebben is in de praktijk niet enkel aardbeijen eeten.23 312Ik had het al lang gedaan als ik maar een tientje rijk geweest was.
3r:10 313Echter moet ik de zekerheid hebben dat zij als ik ga t’huis is_ Nu ben ik 314in voortdurende correspondentie met ons zusje Willemien die op schildwacht 315staat en mij waarschuwen zal_24 Want zij gaat naar Haarlem en 316ik zal hooren van Wil wanneer zij naar Amsterdam terug keert. Good, dear, 317true, old girl our sister is.–
318O Theo, zij, is zoo diep maar dat ziet men 319zoo maar op eens niet! Zij, gij, ik, wij hebben allen 320een schors van ligtzinnigheid doch van binnen 321zit er een stam van vaster hout. En ’t hare is fijn 322van grein!
323Sedert den vloek van gisteren is er wat kalmte gekomen/ ik 324schreef op een briefje “de man die mij vloekt/ die mij naar een 325gekkenhuis wilde sturen/ die mijne liefde “onkiesch” noemt/ heeft 326die mij lief of niet, heeft hij een vaderhart in ’t lijf. En waarop 327grondt zich zijne “overtuiging” dat dingen als bovenstaanden 328'“pligt” zijn”. Toen lagb ik dat strookje papier op Pa’s lessenaar 329en later in den dag kwam er verandering_
330Ik zeide toen op nieuw wat ik reeds dikwijls gezegd heb/ dat Pa en Moe 331toch wel begrijpen moeten dat ik hun vijand niet ben, en 332niet met opzet om hun te grieven of te beleedigen hun tegenspreek 333maar daarom omdat ’t soms dringend noodig is om te trachten 334hun ’t een of ander uit te leggen waaromtrent mijn zienswijs van de 335hunne verschilt.
337Heb weer een spitter begonnen/ bezig op ’t veld om 338aardappels uit te steken_ En daar is de entourage 339wat meer geattaqueerd. Boschjes op den achtergrond en 340een streep lucht.25
341Kerel wat is het veld mooi! Als ik meer verdienen 342zal en meer kan spendeeren aan modellen zal 343ik nog heel andere dingen maken hoor!
344Doch ’t is hard werk voor de modellen ook/ 345geloof dat. Te meer omdat de genen van wie 346ik me bedien geen modellen van beroep zijn en misschien des te beter daarom! 347Komt ge ooit in de gelegenheid om den een of ander er 348voor op te warmen dan geloof ik gij langzamerhand 349met eenige vrijmoedigheid over me kunt spreken. Maar 350om beter werk te kunnen maken zal ik langzamerhand 351nog wat meer aan modellen moeten uitgeven. 352Nu spendeer ik 20/ 25/ 30 cent per dag doch niet alle dagen 353kan ik dat doen en eigentlijk is ’t niet genoeg en kon ik 354door wat meer uit te geven sneller vorderingen maken. 355Nu in den winter zal ik weinig buiten met model kunnen werken 356doch wel binnen en dat is ook mooi. A Dieu/ ontvang in 357gedachten een hartelijken handdruk en geloof me
--The letter consists of two parts. Van Gogh added a new sheet after the first signature in l. 202. The marginalia (l. 90-205) are all in the first part of the letter, so we have placed them before the second part (which starts on l. 206). The words ‘sympathie’, ‘ongeloovig’ and ‘Michelet’ (in l. 90, 162 and 203 respectively) are associated with lines 2, 217 and 167-200. It is possible, though, that the marginalia were added while the second part of the letter was being written, or after it had been completed.
31-33In the left margin on p. 1,l. 1-30 (‘Beste [...] bevangen’); inserted by us.
13 voldoende < voldoene
23 genade!” < genade!
44 ‘Coeur < Coeur
47 “Monsieur < Monsieur
64 ik wil < “ik wil
65 niet!” < niet!
87 zoo < Zoo
96 houden”.– < houden.–
98 hoop”! < hoop!
119 ongelooviger < ongeloover
131 X < X,
147 liefhebben. < liefhebben.”
149 crepeeren”. < crepeeren.
162-163In the left margin on p. 5, (‘Kortom [...] met U heb.–’, l. 131-161.
164-166In the right margin on p. 5.
203In the left margin on p. 6, (‘Ik voor mij [...] t.a.t. Vincent’), l. 167-202.
204-205In the right margin on p. 6.
204 klus kwijt < Variant of ‘de kluts kwijt’.
258 omstandigheden”. < omstandigheden.
265 gelooven: < gelooven
269 honderste < Variant of ‘honderdste’.
328 zijn”. < zijn.
90-91In the left margin on p. 3, (‘Keer om! [...] hebben gehad’), l. 66-89g.