2Eene zinsnede in Uw brief van 6 Nov. is eene bijzondere 3beantwoording waard.─
4Gij zegt: in ’t tegenwoordige geval zou ik den moed niet opgeven in 5je plaats, maar de zaak voor de personen die er niet mee 6te maken hebben in de diepste rust laten. Mij1 dunkt, dat die 7handelwijze “dan aan enkelen, die er zich nu zeer mee 8bemoeijen zal bevreemden en hun als ’t ware zal ontwapenen”_ 9Indien ik deze taktiek niet reeds meer dan eens vóór dezen 10een der beste wapens had bevonden zoo zoudt ge mij iets 11nieuws verteld hebben. Nu echter zeg ik alleen/ 12ja zooveel wist ik ook doch nu/ après ça/ que sais-tu 13encore? Want ge moet niet vergeten dat er 14gevallen zijn waar defensief te blijven niet altijd 15'voldoende is_ Vooral dan niet wanneer het plan de bataille der tegenpartij 16gebouwd zou wezen op de wat voorbarige veronderstelling dat ik zeker niet 17verder kan gaan dan hoogstens dat defensive wachten. 18'Indien gij, Theo, verliefd waart met een dergelijk soort 19van liefde als ik, en kerel/ waarom zoudt ge er ooit een 20ander soort op na houden ─ dan zoudt ge een heel 21nieuw verschijnsel in U zelven ontwaren. Zulken als gij 22en ik die meest met mannen omgaan en/ gij in ’t groot/ 23ik in ’t klein/ jagt maken op affaires2 van een of anderen aard/ wel, wij zijn 24gewoon ’t meest van wat we doen met het hoofd te 25doen ─ met een zekere politiek, met een zekere 26scherpzinnige berekening ─ doch wordt nu 27eens verliefd & zie/ ge ontwaart tot Uw verwondering 28dat er nog eene andere kracht is die ons tot 29handelen dringt n.l. het gevoel.
30We zijn soms wel geneigd daar zoowat den spot mee 31te drijven... doch dat neemt niet weg dat ’t eene 32vergissing is wanneer men meent dat die man zich vergist 33die in liefde vooral zegt: I don’t go to my head to ask my 34duty, in this case I go to my heart.─3 Wie hierover de schouders 35optrekt of ’t hoofd schudt dien wensch ik geluk met zijn schouderophalen 36en hoofdschudden maar laat me door hem niet van streek brengen en twijfel 37of hij weet wat liefde is.─
38Nu geloof ik toch niet dat gij willen zoudt dat ik ’t zij 39mijn ouders ’t zij haar ouders beschouwen zou als 40'personen “die er niets mee te maken hebben” enz_ 41Integendeel ’t wil er bij mij niet in dat het overbodig 42zou wezen hun nu en dan eens te spreken over een 43en ander.
44Vooral dan wanneer zij noch positief noch negatief 45gestemd zijn zoo als nu ’t geval is eigentlijk/ dat wil 46zeggen niets ronduit doen vóór/ niets ronduit tegen.
47’t Welk eene houding is die, vrees ik, hun veel 48onvoldaanheid en twijfelmoedigheid en een 49soort hartzeer (zooiets tusschen wroeging en geen wroeging) 50zal berokkenen/ zeker geen voldoening zal geven. Hoe zij dit uit kunnen houden 51verklaar ik niet te begrijpen (’t is zoo iets van 52noch koud noch warm en dat heeft iets miserabels.) 53Zij zijn in eene soort chronische benaauwdheid des geestes4 die nooit 54tot een crisis komt. Ze kunnen tot geen crisis komen 55noch ook tot verlossing.─ Zij doen water in hun wijn 56en wijn in hun water.
57Zij nemen een stap vóóruit doch bevreesd voor consequenties trekken zij 58zich weer terug/ zij doen eene schrede achterwaarts 59doch ook dan knaagt er iets.─ Er is ook daar 60iets fataals in. Zij vertrouwen en zij wantrouwen. 61Qu’y faire. Slag om den arm! wat maakt ge een mensch armzalig! 62Voor mij is ’t een moeielijke positie want ik kan niet anders 63zeggen dan/ En avant!
64Ware ik zelf weifelend/ aarzelend/ hinkend 65op twee gedachten/ ik kon vrede hebben met de houding 66van Pa en Moe. Nu evenwel is ’t gansch anders gesteld_ 67Deze mijne liefde heeft mij doen partij kiezen en 68ik gevoel energie/ nieuwe gezonde energie in mij, 69gelijk ieder die waarachtig liefheeft zulks 70ondervindt.─
71Was het dat Pa en Moe onenergiek waren van nature/ ik zou er ’t hoofd 72bij neerleggen doch indien zij wilden/ konden we heel wat 73doen dat nu niet gedaan kan worden en daarom heb ik er volstrekt geen 73avrede mee.─
74Enfin ’t is eene eigenaardige moeielijkheid en naar mijn 75beste weten zal ik van den bestaanden toestand toch partij trekken. 76Zouden Pa en Moe echter nooit zich decideeren! 77Zullen zij voor altijd en eeuwig noch koud noch warm blijven! 78Als ik hun vraag/ ge zijt er toch immers vóór? dan zeggen zij 79niet ja en ook niet neen en wachten zich wel zich bloot te geven_ Zegt ge/ neen maar/ ge zijt er tegen! 80dan zeggen zij: hoe kunt ge toch zooiets van ons denken!─
81Mijn waarde Theo/ mag ik U eens vragen of gij 82eigentlijk niet bijna net eender gestemd zijt als 83Pa en Moe wier stemming ik in bovenstaande regelen 84trachtte te defineeren. En indien dit Uwe 85gemoedsstemming wezen mogt/ doch ik hoop ik mij daarin vergis/ dan zou ik U wel 86willen zeggen: Vriend, ik geloof dat gij geen 87'meisje liefhebt en... toch... aan liefde denkt......... 88Zoudt gij soms tot een positief resultaat kunnen komen... 89dan ─ dan ─ zoudt ge waarachtig wel weten 90hoe zonderling eene houding van noch voor noch tegen 91is en waarom iemand die verliefd is 92'dit op U voor heeft (indien namelijk gij niet lief zoudt hebben) dat hij in U maar niet gij 93in hem kunt zien.─
94Weet gij hoe het komt Theo, dat Pa en Moe noch 95voor noch tegen, noch warm noch koud, noch 96tevreden noch ontevreden zijn. Hierom omdat 97zij wel weten wat liefde is doch door ik weet 98niet wat voor verduistering zich ’t niet goed 99herinneren kunnen en ─ en ─ en ─ er iets in hun slaapt 100dat wakker moet worden. Ik wou wel dat ’t maar 101wat gaauw wakker werd/ ’t heeft al zoo lang getreuzeld. 102’t Is net als of zij een tamelijke dosis laudanum5 103hebben ingenomen/ zij zijn wakker uitwendig doch 104de eigentlijke geest slaapt VAST.─.─.─
1r:4 105O wat kostbaren tijd doet dit misschien verloren gaan! Maar neen 106zoo wil ik niet denken. Natuurlijk zou ik wenschen dat Pa en 107Moe vurigheid des geestes zien/ positief er vóór!
108Doch indien ik dit niet zie ─ bekoelt mijne liefde door een paar emmers koud 109water? Neen/ die doen er niets aan af noch toe.
110Als gij liever hadt dat ik U maar rekende onder de personen 111“die er niet mee te maken hebben en voor wie ik de zaak in 112de diepste rust zou moeten laten” dan zou ik ook tegen Uw zin 113er U toch nu en dan wel eens over praten/ en zie/ zoo 114is ’t nu met Pa en Moe en Oom & Tante Stricker precies 115eender.─
116En tot haar??? Ja..... Kan men zóó 117'liefhebben als ik liefheb &... te vergeefs??? 118'Ik meen... neen... ─ à Dieu ne plaise.─
119Wat aangaat Pa en Moe/ zij hadden wel liever geloof ik 120dat ik maar niet tot hen er over sprak 121en toch/ ook tegen hun zin spreek ik er nu en 122dan over. Waarom... om te zien of er soms iets 123'wakker wordt. Wat?... ’t bewustzijn dat er Goddank 124liefde is en dat wij/ oud of jong/ de warmte er van moeten voelen 124aen ’t licht er van zien.─ 125Toen ik Pa dezen zomer ’t vertelde ─ viel hij mij 126in de rede met een anecdote van iemand die te veel 127en een ander die te weinig gegeten had/ ten eenemale hors de 128saison en ’t was eene anecdote zonder kop of staart zoodat 129ik niet zonder siddering dacht: is Pa in de war?
130Dit was misschien uit zenuwachtigheid omdat hij ’t niet verwacht 131had ─ en toch was ’t onder zijn oogen als ’t ware dat zij en 132ik dagen en weken hadden gewandeld & gesproken met elkaar. 133Zijn die oogen van Pa en Moe nu in deze hunne 134stemming helderziende.─ Ik meen neen.─ 135De man die waar hij waarachtige ernstige liefde ziet koud 136noch warm blijft/ die heeft of een of andere bedwelming 137ondergaan of hij is niet zooveel waard als ’t leer 138van zijn schoenen, mijns inziens.─
139Hetgeen ik dus zeggen wil, broer, is niet meer of niet 140minder dan dat ik vastelijk geloof dat een man/ wie 141hij ook zij/ zich onbewust is van iets zeer eigenaardigs/ 142eene groote verborgen kracht, diep verborgen in 143hem/ totdat vroeger of later hij wakker gemaakt wordt 144door eene ontmoeting met iemand van wie hij zegt “zij en geen 145ander”.6 En verder dat ik meen dat iemand als gij 146die nog niet zegt/ zij en geen ander/ wel doet met op 147zijn qui vive te zijn tegen zulke dingen die 148voornoemde groote verborgen kracht/ vóór zij ontwaakt 149is/ soms kunnen verlammen/ ’t zij ten eenemale t’zij 150gedeeltelijk. Hebt gij nooit iets gedaan ’tgeen een 151min of meer fatalen invloed kon hebben op de ontwikkeling 152van die kracht die men liefde noemt.─
153Mijns inziens eenigzins. Hoe dat? Ik zal het U 154zeggen naar mijn beste weten.─ Meenende het 155te moeten doen hebt gij misschien wel wat al 156te veel de eerzucht in u zelven voedsel gegeven en 157is die een hartstogt geworden bij U als 158een vuur. Zachtere gevoelens hebben er onder geleden. 159Voilà ton cas. Hoe weet ik dit ─ heb ik grond 160voor dat beweeren? Of scherm ik maar de but en blanc 161in de lucht. Hoe kan men weten of iemand eerzucht 162heeft ja dan neen (’k bedoel die eerzucht die is als een 163vuur.) Aan twee dingen kan men ’t zien/ 1o 164wanneer men den patient op de ziekte zelve betrapt. 1652o wanneer men opmerkt de niet aanwezigheid 166van liefde of 167het zich vergenoegen met ten eenemaal onvoldoende liefde. 168Wordt nu s.v.p. niet al te boos maar tel tot 16910 of 20 of 30/ langzaam en bedaard/ als ik ’t 170wat te erg maak. Als ik U niet zei wat ik U te 171zeggen heb/ wie zou ’t dan doen? Het is nog al 172erg om tot iemand te zeggen/ ge hebt niet lief of ge 173vergenoegd U met onvoldoende liefde.─ Doch er 174over te zwijgen als men er iets praktisch over te zeggen heeft 175is mogelijk toch nog wel heel wat erger. Enfin ik waag 176’t er nu maar op om door te gaan. Als bij iemand geldzucht 177en eerzucht niet minder zijn dan de liefde dan is er 178mijns inziens iets verkeerds in den man. Als een man alleen 178aliefde heeft en geen geld weet te verdienen dan 178bhapert er ook wat aan hem.
179Eerzucht & geldzucht is een firma binnen in ons/ zeer vijandig 180jegens Liefde. Die twee krachten zijn in ons allen 181in zaad of kiem van ’t begin af/ later in ’t leven 182ontwikkelen ze zich meestal in ongelijke proportie/ 183bij den een de liefde/ bij den ander eerzucht en geldzucht_ 184Doch nu kunnen we, gij en ik, op den leeftijd 185waarop we zijn, er zelven wel eenigermate aan 186af of toe doen om den boel binnen in ons in 187orde te houden.
188Ik houd het er voor dat de liefde als ze 189tot ontwikkeling komt, tot volle 190ontwikkeling/ betere karakters van menschen 191levert dan de tegenovergestelde hartstogt 192Eerzucht &Co_
193Maar juist omdat de liefde zoo sterk is zijn wij 194in onze jeugd vooral (’k bedoel nu 17, 18, 20 jaar) 195meestal niet sterk genoeg om ons roer 196alsdan regt te houden.
197De hartstogten zijn de zeilen van ’t scheepje/ 198ziet ge. En iemand die op zijn 20ste jaar zich 199geheel overgeeft aan zijn gevoel vangt te veel 200wind en zijn boot loopt vol water en ─ en 201hij vergaat of..... hij komt er toch weer 202boven op.
203Integendeel iemand die t’zeil Eerzucht & Co en geen ander ophijscht 204in zijn mast, zeilt door ’t leven regt door zee 205zonder ongelukken/ zonder bokkesprongen 206totdat ─ totdat eindelijk ─ eindelijk er 207omstandigheden komen waarin hij merkt/ 208’k heb geen zeil genoeg ─ dan zegt hij/ 209alles/ alles wat ik heb zou ik geven willen voor 210één vierkante meter zeil meer en ’k heb 211het niet! Hij wordt wanhopig.
212Ah! doch nu bezint hij zich dat hij nog andere 213kracht kan bij zetten ─ hij denkt aan dat tot heden verachte 214zeil liefde/ ’t welk hij tot dusverre bij den ballast 215heeft geborgen_ En dit zeil redt hem.─ 216Het zeil liefde moet hem redden/ als hij dat niet bij zet dan komt hij er niet.
217Het eerste geval/ dat van den man wiens bootje 218omsloeg op zijn 20ste jaar of daaromtrent en verging 219nietwaar ─ of neen ─ toch weer onlangs in 220’t vaarwater verscheen ─ is eigentlijk dat van 221Uw broer V. die U schrijft als een:
223Het tweede geval/ dat van den man die 224zei “alles/ alles wat ik heb voor één vierkante 225meter zeil meer” en hij had het niet ─ en 226'toch en toch... hij heeft het! ─ dat is eigentlijk 227de positie van mijn broer Theo misschien.
228Wat was dat voor liefde die ik op mijn 20ste jaar had.7 229Moeielijk te defineeren/ mijn physieke hartstogten waren zeer 230zwak alstoen/ misschien door een paar jaar erge 231armoede en hard werk. Maar mijn intellectueele 232hartstogten waren sterk en ik bedoel daarmede 233dat ik er op uit was om zonder iets terug te 234vragen of genade te willen 235aannemen/ ik alleen geven wilde doch niet ontvangen.
236Onzinnig/ verkeerd/ overdreven/ hooghartig/ vermeten. 237Want in zake van liefde moet men niet 238alleen nemen doch ook geven, en andersom 239niet alleen geven doch ook nemen.
240Wie afwijkt ter regter of ter linker zijde/8 hij 241valt/ daar is geen genade voor. Dus viel 242ik en ’t was een wonder dat ik er van boven 243op kwam.
244’t Geen mij langzamerhand te regt bragt was 245meer dan iets anders het lezen van praktische 246boeken over ligchamelijke en zedelijke ziekte- 247toestanden. Ik leerde wat dieper inzien in 248mijn eigen hart en ook in dat van anderen. 249Ik begon de menschen langzamerhand weer lief te krijgen/ 250mijzelven incluis/ en hoe langer hoe meer kwam 251er opnieuw wat hart en wat geest in mij die voor een 252tijd door erge misere van allerlei aard om zoo te zeggen vernietigd 253en verdord en verwoest waren.
254En hoe meer ik in ’t werkelijke leven terug kwam en 255met menschen omging/ hoe meer er nieuw leven in mij ontwaakte 256tot dat eindelijk ik haar tegenkwam.─
257Er staat geschreven/ ge zult Uw naaste liefhebben als 258Uzelven.9 Men kan afwijken ter regter of ter linkerhand 259en dat is al even erg.
260Mij dunkt/ alles voor alles is ’t eigentlijke 261echte ware, dat is datte/ en nu de 262beide extrêmes/ 1o alles vragen zonder iets te 263geven. 2o niets vragen en alles geven.
266Natuurlijk zijn er zulken die ’t een of ’t ander 267dezer uitersten meer of minder aanprijzen/ 268de eerste levert ons die leden der 269maatschappij welke men schobbejakken noemt/ 270dieven &c./ woekeraars &c. b.v_/ de tweede levert ons jesuiten en 271phariseers/ mannelijke en vrouwelijke/ ook 272schobbejakken hoor!
273Als gij mij zegt “pas op dat ge dat neen nooit 274nimmer niet te lief krijgt” en ge bedoelt daarmede/ 275pas op dat ge niet alles geeft en niets neemt/ 276dan hebt ge daarin volkomen gelijk en als 277ge ’t tot mij zegt dan zeg ik dus daarop/ vroeger 278heb ik eene dergelijke fout begaan. Ik zag af van 279een meisje & ze trouwde met een ander en ik 280ging ver van haar weg en bleef haar toch in de 281gedachten houden. Fataal.─
282Maar door schade en schande wat wijzer geworden 283zeg ik nu: we zullen eens zien of we/ 284wel verre van ons zoomaar te resigneeren/ 285door krachtdadige geduldige energie 286niet tot een resultaat kunnen komen 287waar we wat meer pleizier van hebben 288zullen. We zullen al ons gezond verstand eens 289inspannen om dat nooit neen nimmer te ontdooien_10
291Theo om U te bewijzen dat ik bedaard 292redeneeren kan al heb ik lief/ zeg ik U 293’t volgende.
294Indien zij en ik sentimenteel van aard waren 295en week van hart dan zouden we elkaar 296reeds genomen hebben en er later veel misere van inoogsten. 296aveel armoede/ honger/ kou/ ziekte onder anderen/ maar ah 296btoch deden we beter elkaar te nemen dan elkaar niet te nemen.
297Indien woeste hartstogt mij drong en zij daaraan 298toegaf zoo zou die hartstogt bekoelen en mijn 299lendemain de fête ware desolatie en de 299ahare een gebroken hart.─
300Indien zij eene coquette ware en speelde 301met een mannenhart en de man zag haar 302coquetterie niet/ die man ware een gek 303maar een sublieme gek/ als een gek n.l. 304subliem zijn kan/ ’t geen ik eigentlijk niet geloof. 305Indien ik haar naliep om bijoogmerken/ 306geld b.v. of wellust/ en dacht/ zij kan mij 307niet ontsnappen om deze of die reden/ zoo 308ware ik de verdomdste aller jesuiten en 309phariseërs (mag ik u “intusschen”11 zeggen 310dat het zoo niet is tusschen haar en mij)_
311Indien wij broertje en zustertje gingen 312spelen dan zouden we als kinderen handelen 313en dat ware hors de saison_
314Indien ik dacht dat de sleutel van de 315huisdeur ook past op ’t vrouwenhart dat in dat 316huis is en ’t van die huisdeur en 317deszelfs sleutel afhangt of dat vrouwenhart 318open of digt gaat/ zoo zou ik banger zijn 319voor den WelEerw_ ZeerGel_ Heer J_P.S. dan in 320’t onderhavige geval.─12
321Indien zij nooit of nimmer mijne 322gevoelens van liefde beantwoordde zoo zou ik 323waarschijnlijk een oud vrijer worden.
324Indien ik zag dat zij een ander man 325liefhad zoo zou ik heengaan/ verre weg_ 326Indien ik zag dat zij een man nam die 327zij niet liefhad omdat hij rijk was zoo 328zou ik amende honorable doen voor mijne 329kortzigtigheid en ik zou 330zeggen/ ik heb een schij van Brochart aangezien 331voor een van Jules Goupil/ een modeprent 332voor een figuur van Boughton/ Millais 333of Tissot.13 Ben ik zoo kortzigtig als dat???14 334Mijn blik is toch gelijkerwijs den Uwen vrij vast 335en geoefend.
336Doch indien zij en ik opstaan tot een nieuw 337leven met vernieuwde energie dan 338is de toekomst niet duister.
339Wanneer zij met haar dameshand en ik met 340mijn teekenaarsknuist werken willen dan 341zal het dagelijks brood niet ontbreken/ 342ook niet aan haar jongen.
343Wanneer ik een slag om den arm gehouden had toen ik 344haar vroeg zou ze mij veracht hebben en nu 345veracht zij mij niet.─
346Wanneer ik niet geloofde dat God wonderen kan 347doen en doet ook in dit ons dagelijksch leven/ zoo 348zou haar neen nooit nimmer mij reeds wanhopig 349gemaakt hebben. Maar nu ik geloof in dergelijke 350wonderen en dergelijke wonderen verwacht en 351op den God die ze doet vertrouw en hem bid 352en me niet resigneer maar energiek handel/ 353zoo zal God me genadig zijn en en ─
354’t neen nooit nimmer van Kee Vos 355
zal ontdooien.─
357Als wij van vroegere vergissingen en fouten 358niet meer konden opstaan dan waren gij en ik verloren 359mannen. Omdat evenwel bij onze 360menschelijke natuur of bij God/ noem ’t zoo als 361ge wilt/ “genade is opdat hij gevreesd worde”/15 362zoo is er redresse op menig verleden en/ 363t’Is never too late to mend/ never too soon either though.16
365Gij moet ook een zeil “zij en geen ander” bijzetten. 366En dan zal onze toekomst beter zijn dan ons verleden. 367Ziedaar gelukskind, misschien ben ik de eenige 368die Uw verleden niet heel goed vind en ’t tot u zelf zeg ─ en 369mijn aanmerking is “niet genoeg liefgehad”/ 370hebben veel anderen U dat durven zeggen. 371'Uw remedie als de mijne “Aimer encore! et plus vite 371aque ça”_ 372Een beetje verliefd zijn zelfs is/ en daar hebt ge 373gelijk in als ge zoo zegt in uw brief, avoir quelque chose 374de bon au fond.
375Doch beste broer/ dat is volstrekt niet genoeg_ 376Il faut que le fondsa soit bon/17 en dat is iets 377heel anders. Theo wanneer gij zeggen 378zult van harte “zij en geen ander” dan 379geloof ik dat ’t fondament goed is maar 380voor dien tijd zie ik alleen quelque chose de bon 381au fond.─
382Nu evenwel is mijn derde velletje post 383haast vol, en ik heb U toch nog iets te 384vragen.─ Kerel ik moet haar aangezigt 385eens weerzien en haar eens spreken 386en ’t nooit neen nimmer eens gaan 387peilen. Als ik ’t niet spoedig doe 388dan gebeurt er op ’t groote feest18 misschien 389iets dat mij veel kwaad zou kunnen doen.
3r:12 390Vraag me niet om bepaald te defineeren 391wat. Waart ge zelf verliefd ge zoudt 392het begrijpen/ omdat ge zelf niet verliefd 393zijt zou ik ’t U niet aan ’t verstand 394kunnen brengen.
395Nu heb ik/ Theo, noodig een reisgeldje 396naar Amsterdam. Zelfs als ik maar 397een klein reisgeldje heb dan ga ik.─ 398Pa en Moe hebben mij beloofd zich hier 399niet tegen te verzetten mits ’t maar 400als ’t ware buiten hen omgaat.─
401Dat kan ik me eenigzins begrijpen in de 402gegevenen. Als gij, broer, mij een reisgeldje 403wilt sturen dan zal ik voor U 404nog heel wat teekeningen maken 405van ’t Heike en weet ik wat meer_ 406En ze zouden er niet slechter op worden 407als ’t nooit neen nimmer begon te ontdooien_ 408Want ’t beste middel voor dessiner encore 409is ook al Aimer encore.
410Zoudt gij mij aan het reisgeldje kunnen 411helpen kerel. Als ’t maar 20 francs is 412dan zal ik er misschien van Pa nog wel 41310 bij krijgen (“als ’t ware buiten hem om; 414oogluikend”) et alors je décampe plus vite que ça_ as-tu compris mon cher! Crois moi toujours