1r:1
1*Etten 12 November 1881

1Waarde Theo,
2Eene zinsnede in Uw brief van 6 Nov. is eene bijzondere
3beantwoording waard.─
4Gij zegt: in ’t tegenwoordige geval zou ik den moed niet opgeven in
5je plaats, maar de zaak voor de personen die er niet mee
6te maken hebben in de diepste rust laten. Mij1 dunkt, dat die
7handelwijze “dan aan enkelen, die er zich nu zeer mee
8bemoeijen zal bevreemden en hun als ’t ware zal ontwapenen”_
9Indien ik deze taktiek niet reeds meer dan eens vóór dezen
10een der beste wapens had bevonden zoo zoudt ge mij iets
11nieuws verteld hebben. Nu echter zeg ik alleen/
12ja zooveel wist ik ook doch nu/ après ça/ que sais-tu
13encore? Want ge moet niet vergeten dat er
14gevallen zijn waar defensief te blijven niet altijd
15'voldoende is_ Vooral dan niet wanneer het plan de bataille der tegenpartij
16gebouwd zou wezen op de wat voorbarige veronderstelling dat ik zeker niet
17verder kan gaan dan hoogstens dat defensive wachten.
18'Indien gij, Theo, verliefd waart met een dergelijk soort
19van liefde als ik, en kerel/ waarom zoudt ge er ooit een
20ander soort op na houden ─ dan zoudt ge een heel
21nieuw verschijnsel in U zelven ontwaren. Zulken als gij
22en ik die meest met mannen omgaan en/ gij in ’t groot/
23ik in ’t klein/ jagt maken op affaires2 van een of anderen aard/ wel, wij zijn
24gewoon ’t meest van wat we doen met het hoofd te
25doen ─ met een zekere politiek, met een zekere
26scherpzinnige berekening ─ doch wordt nu
27eens verliefd & zie/ ge ontwaart tot Uw verwondering
28dat er nog eene andere kracht is die ons tot
29handelen dringt n.l. het gevoel.
30We zijn soms wel geneigd daar zoowat den spot mee
31te drijven... doch dat neemt niet weg dat ’t eene
32vergissing is wanneer men meent dat die man zich vergist
33die in liefde vooral zegt: I don’t go to my head to ask my
34duty, in this case I go to my heart.─3 Wie hierover de schouders
35optrekt of ’t hoofd schudt dien wensch ik geluk met zijn schouderophalen
36en hoofdschudden maar laat me door hem niet van streek brengen en twijfel
37of hij weet wat liefde is.─
 1v:2
38Nu geloof ik toch niet dat gij willen zoudt dat ik ’t zij
39mijn ouders ’t zij haar ouders beschouwen zou als
40'personen “die er niets mee te maken hebben” enz_
41Integendeel ’t wil er bij mij niet in dat het overbodig
42zou wezen hun nu en dan eens te spreken over een
43en ander.
44Vooral dan wanneer zij noch positief noch negatief
45gestemd zijn zoo als nu ’t geval is eigentlijk/ dat wil
46zeggen niets ronduit doen vóór/ niets ronduit tegen.
47’t Welk eene houding is die, vrees ik, hun veel
48onvoldaanheid en twijfelmoedigheid en een
49soort hartzeer (zooiets tusschen wroeging en geen wroeging)
50zal berokkenen/ zeker geen voldoening zal geven. Hoe zij dit uit kunnen houden
51verklaar ik niet te begrijpen (’t is zoo iets van
52noch koud noch warm en dat heeft iets miserabels.)
53Zij zijn in eene soort chronische benaauwdheid des geestes4 die nooit
54tot een crisis komt. Ze kunnen tot geen crisis komen
55noch ook tot verlossing.─ Zij doen water in hun wijn
56en wijn in hun water.
57Zij nemen een stap vóóruit doch bevreesd voor consequenties trekken zij
58zich weer terug/ zij doen eene schrede achterwaarts
59doch ook dan knaagt er iets.─ Er is ook daar
60iets fataals in. Zij vertrouwen en zij wantrouwen.
61Qu’y faire. Slag om den arm! wat maakt ge een mensch armzalig!
62Voor mij is ’t een moeielijke positie want ik kan niet anders
63zeggen dan/ En avant!
64Ware ik zelf weifelend/ aarzelend/ hinkend
65op twee gedachten/ ik kon vrede hebben met de houding
66van Pa en Moe. Nu evenwel is ’t gansch anders gesteld_
67Deze mijne liefde heeft mij doen partij kiezen en
68ik gevoel energie/ nieuwe gezonde energie in mij,
69gelijk ieder die waarachtig liefheeft zulks
70ondervindt.─
 1v:3
71Was het dat Pa en Moe onenergiek waren van nature/ ik zou er ’t hoofd
72bij neerleggen doch indien zij wilden/ konden we heel wat
73doen dat nu niet gedaan kan worden en daarom heb ik er volstrekt geen
73avrede mee.─
74Enfin ’t is eene eigenaardige moeielijkheid en naar mijn
75beste weten zal ik van den bestaanden toestand toch partij trekken.
76Zouden Pa en Moe echter nooit zich decideeren!
77Zullen zij voor altijd en eeuwig noch koud noch warm blijven!
78Als ik hun vraag/ ge zijt er toch immers vóór? dan zeggen zij
79niet ja en ook niet neen en wachten zich wel zich bloot te geven_ Zegt ge/ neen maar/ ge zijt er tegen!
80dan zeggen zij: hoe kunt ge toch zooiets van ons denken!─
81Mijn waarde Theo/ mag ik U eens vragen of gij
82eigentlijk niet bijna net eender gestemd zijt als
83Pa en Moe wier stemming ik in bovenstaande regelen
84trachtte te defineeren. En indien dit Uwe
85gemoedsstemming wezen mogt/ doch ik hoop ik mij daarin vergis/ dan zou ik U wel
86willen zeggen: Vriend, ik geloof dat gij geen
87'meisje liefhebt en... toch... aan liefde denkt.........
88Zoudt gij soms tot een positief resultaat kunnen komen...
89dan ─ dan ─ zoudt ge waarachtig wel weten
90hoe zonderling eene houding van noch voor noch tegen
91is en waarom iemand die verliefd is
92'dit op U voor heeft (indien namelijk gij niet lief zoudt hebben) dat hij in U maar niet gij
93in hem kunt zien.─
94Weet gij hoe het komt Theo, dat Pa en Moe noch
95voor noch tegen, noch warm noch koud, noch
96tevreden noch ontevreden zijn. Hierom omdat
97zij wel weten wat liefde is doch door ik weet
98niet wat voor verduistering zich ’t niet goed
99herinneren kunnen en ─ en ─ en ─ er iets in hun slaapt
100dat wakker moet worden. Ik wou wel dat ’t maar
101wat gaauw wakker werd/ ’t heeft al zoo lang getreuzeld.
102’t Is net als of zij een tamelijke dosis laudanum5
103hebben ingenomen/ zij zijn wakker uitwendig doch
104de eigentlijke geest slaapt VAST.─.─.─  1r:4
105O wat kostbaren tijd doet dit misschien verloren gaan! Maar neen
106zoo wil ik niet denken. Natuurlijk zou ik wenschen dat Pa en
107Moe vurigheid des geestes zien/ positief er vóór!
108Doch indien ik dit niet zie ─ bekoelt mijne liefde door een paar emmers koud
109water? Neen/ die doen er niets aan af noch toe.
110Als gij liever hadt dat ik U maar rekende onder de personen
111“die er niet mee te maken hebben en voor wie ik de zaak in
112de diepste rust zou moeten laten” dan zou ik ook tegen Uw zin
113er U toch nu en dan wel eens over praten/ en zie/ zoo
114is ’t nu met Pa en Moe en Oom & Tante Stricker precies
115eender.─
116En tot haar??? Ja..... Kan men zóó
117'liefhebben als ik liefheb &... te vergeefs???
118'Ik meen... neen... ─ à Dieu ne plaise.─
119Wat aangaat Pa en Moe/ zij hadden wel liever geloof ik
120dat ik maar niet tot hen er over sprak
121en toch/ ook tegen hun zin spreek ik er nu en
122dan over. Waarom... om te zien of er soms iets
123'wakker wordt. Wat?... ’t bewustzijn dat er Goddank
124liefde is en dat wij/ oud of jong/ de warmte er van moeten voelen
124aen ’t licht er van zien.─
125Toen ik Pa dezen zomer ’t vertelde ─ viel hij mij
126in de rede met een anecdote van iemand die te veel
127en een ander die te weinig gegeten had/ ten eenemale hors de
128saison en ’t was eene anecdote zonder kop of staart zoodat
129ik niet zonder siddering dacht: is Pa in de war?
130Dit was misschien uit zenuwachtigheid omdat hij ’t niet verwacht
131had ─ en toch was ’t onder zijn oogen als ’t ware dat zij en
132ik dagen en weken hadden gewandeld & gesproken met elkaar.
133Zijn die oogen van Pa en Moe nu in deze hunne
134stemming helderziende.─ Ik meen neen.─
135De man die waar hij waarachtige ernstige liefde ziet koud
136noch warm blijft/ die heeft of een of andere bedwelming
137ondergaan of hij is niet zooveel waard als ’t leer
138van zijn schoenen, mijns inziens.─
 2r:5
139Hetgeen ik dus zeggen wil, broer, is niet meer of niet
140minder dan dat ik vastelijk geloof dat een man/ wie
141hij ook zij/ zich onbewust is van iets zeer eigenaardigs/
142eene groote verborgen kracht, diep verborgen in
143hem/ totdat vroeger of later hij wakker gemaakt wordt
144door eene ontmoeting met iemand van wie hij zegt “zij en geen
145ander”.6 En verder dat ik meen dat iemand als gij
146die nog niet zegt/ zij en geen ander/ wel doet met op
147zijn qui vive te zijn tegen zulke dingen die
148voornoemde groote verborgen kracht/ vóór zij ontwaakt
149is/ soms kunnen verlammen/ ’t zij ten eenemale t’zij
150gedeeltelijk. Hebt gij nooit iets gedaan ’tgeen een
151min of meer fatalen invloed kon hebben op de ontwikkeling
152van die kracht die men liefde noemt.─
153Mijns inziens eenigzins. Hoe dat? Ik zal het U
154zeggen naar mijn beste weten.─ Meenende het
155te moeten doen hebt gij misschien wel wat al
156te veel de eerzucht in u zelven voedsel gegeven en
157is die een hartstogt geworden bij U als
158een vuur. Zachtere gevoelens hebben er onder geleden.
159Voilà ton cas. Hoe weet ik dit ─ heb ik grond
160voor dat beweeren? Of scherm ik maar de but en blanc
161in de lucht. Hoe kan men weten of iemand eerzucht
162heeft ja dan neen (’k bedoel die eerzucht die is als een
163vuur.) Aan twee dingen kan men ’t zien/ 1o
164wanneer men den patient op de ziekte zelve betrapt.
1652o wanneer men opmerkt de niet aanwezigheid
166van liefde of
167het zich vergenoegen met ten eenemaal onvoldoende liefde.
168Wordt nu s.v.p. niet al te boos maar tel tot
16910 of 20 of 30/ langzaam en bedaard/ als ik ’t
170wat te erg maak. Als ik U niet zei wat ik U te
171zeggen heb/ wie zou ’t dan doen? Het is nog al
172erg om tot iemand te zeggen/ ge hebt niet lief of ge
173vergenoegd U met onvoldoende liefde.─ Doch er
174over te zwijgen als men er iets praktisch over te zeggen heeft
175is mogelijk toch nog wel heel wat erger. Enfin ik waag
176’t er nu maar op om door te gaan. Als bij iemand geldzucht
177en eerzucht niet minder zijn dan de liefde dan is er
178mijns inziens iets verkeerds in den man. Als een man alleen
178aliefde heeft en geen geld weet te verdienen dan
178bhapert er ook wat aan hem.
 2v:6
179Eerzucht & geldzucht is een firma binnen in ons/ zeer vijandig
180jegens Liefde. Die twee krachten zijn in ons allen
181in zaad of kiem van ’t begin af/ later in ’t leven
182ontwikkelen ze zich meestal in ongelijke proportie/
183bij den een de liefde/ bij den ander eerzucht en geldzucht_
184Doch nu kunnen we, gij en ik, op den leeftijd
185waarop we zijn, er zelven wel eenigermate aan
186af of toe doen om den boel binnen in ons in
187orde te houden.
188Ik houd het er voor dat de liefde als ze
189tot ontwikkeling komt, tot volle
190ontwikkeling/ betere karakters van menschen
191levert dan de tegenovergestelde hartstogt
192Eerzucht &Co_
193Maar juist omdat de liefde zoo sterk is zijn wij
194in onze jeugd vooral (’k bedoel nu 17, 18, 20 jaar)
195meestal niet sterk genoeg om ons roer
196alsdan regt te houden.
197De hartstogten zijn de zeilen van ’t scheepje/
198ziet ge. En iemand die op zijn 20ste jaar zich
199geheel overgeeft aan zijn gevoel vangt te veel
200wind en zijn boot loopt vol water en ─ en
201hij vergaat of..... hij komt er toch weer
202boven op.
203Integendeel iemand die t’zeil Eerzucht & Co en geen ander ophijscht
204in zijn mast, zeilt door ’t leven regt door zee
205zonder ongelukken/ zonder bokkesprongen
206totdat ─ totdat eindelijk ─ eindelijk er
207omstandigheden komen waarin hij merkt/
208’k heb geen zeil genoeg ─ dan zegt hij/
209alles/ alles wat ik heb zou ik geven willen voor
210één vierkante meter zeil meer en ’k heb
211het niet! Hij wordt wanhopig.
212Ah! doch nu bezint hij zich dat hij nog andere
213kracht kan bij zetten ─ hij denkt aan dat tot heden verachte
214zeil liefde/ ’t welk hij tot dusverre bij den ballast
215heeft geborgen_ En dit zeil redt hem.─
216Het zeil liefde moet hem redden/ als hij dat niet bij zet dan komt hij er niet.
 2v:7
217Het eerste geval/ dat van den man wiens bootje
218omsloeg op zijn 20ste jaar of daaromtrent en verging
219nietwaar ─ of neen ─ toch weer onlangs in
220’t vaarwater verscheen ─ is eigentlijk dat van
221Uw broer V. die U schrijft als een:

222“who has been down but yet came up again”_

223Het tweede geval/ dat van den man die
224zei “alles/ alles wat ik heb voor één vierkante
225meter zeil meer” en hij had het niet ─ en
226'toch en toch... hij heeft het! ─ dat is eigentlijk
227de positie van mijn broer Theo misschien.
228Wat was dat voor liefde die ik op mijn 20ste jaar had.7
229Moeielijk te defineeren/ mijn physieke hartstogten waren zeer
230zwak alstoen/ misschien door een paar jaar erge
231armoede en hard werk. Maar mijn intellectueele
232hartstogten waren sterk en ik bedoel daarmede
233dat ik er op uit was om zonder iets terug te
234vragen of genade te willen
235aannemen/ ik alleen geven wilde doch niet ontvangen.
236Onzinnig/ verkeerd/ overdreven/ hooghartig/ vermeten.
237Want in zake van liefde moet men niet
238alleen nemen doch ook geven, en andersom
239niet alleen geven doch ook nemen.
240Wie afwijkt ter regter of ter linker zijde/8 hij
241valt/ daar is geen genade voor. Dus viel
242ik en ’t was een wonder dat ik er van boven
243op kwam.
244’t Geen mij langzamerhand te regt bragt was
245meer dan iets anders het lezen van praktische
246boeken over ligchamelijke en zedelijke ziekte-
247toestanden. Ik leerde wat dieper inzien in
248mijn eigen hart en ook in dat van anderen.
249Ik begon de menschen langzamerhand weer lief te krijgen/
250mijzelven incluis/ en hoe langer hoe meer kwam
251er opnieuw wat hart en wat geest in mij die voor een
252tijd door erge misere van allerlei aard om zoo te zeggen vernietigd
253en verdord en verwoest waren.
 2r:8
254En hoe meer ik in ’t werkelijke leven terug kwam en
255met menschen omging/ hoe meer er nieuw leven in mij ontwaakte
256tot dat eindelijk ik haar tegenkwam.─
257Er staat geschreven/ ge zult Uw naaste liefhebben als
258Uzelven.9 Men kan afwijken ter regter of ter linkerhand
259en dat is al even erg.
260Mij dunkt/ alles voor alles is ’t eigentlijke
261echte ware, dat is datte/ en nu de
262beide extrêmes/ 1o alles vragen zonder iets te
263geven. 2o niets vragen en alles geven.
264Twee radicaal ─ fataal ─ slechte dingen.
265allebei verdomd slecht.
266Natuurlijk zijn er zulken die ’t een of ’t ander
267dezer uitersten meer of minder aanprijzen/
268de eerste levert ons die leden der
269maatschappij welke men schobbejakken noemt/
270dieven &c./ woekeraars &c. b.v_/ de tweede levert ons jesuiten en
271phariseers/ mannelijke en vrouwelijke/ ook
272schobbejakken hoor!
273Als gij mij zegt “pas op dat ge dat neen nooit
274nimmer niet te lief krijgt” en ge bedoelt daarmede/
275pas op dat ge niet alles geeft en niets neemt/
276dan hebt ge daarin volkomen gelijk en als
277ge ’t tot mij zegt dan zeg ik dus daarop/ vroeger
278heb ik eene dergelijke fout begaan. Ik zag af van
279een meisje & ze trouwde met een ander en ik
280ging ver van haar weg en bleef haar toch in de
281gedachten houden. Fataal.─
282Maar door schade en schande wat wijzer geworden
283zeg ik nu: we zullen eens zien of we/
284wel verre van ons zoomaar te resigneeren/
285door krachtdadige geduldige energie
286niet tot een resultaat kunnen komen
287waar we wat meer pleizier van hebben
288zullen. We zullen al ons gezond verstand eens
289inspannen om dat nooit neen nimmer te ontdooien_10
 3r:9
291Theo om U te bewijzen dat ik bedaard
292redeneeren kan al heb ik lief/ zeg ik U
293’t volgende.
294Indien zij en ik sentimenteel van aard waren
295en week van hart dan zouden we elkaar
296reeds genomen hebben en er later veel misere van inoogsten.
296aveel armoede/ honger/ kou/ ziekte onder anderen/ maar ah
296btoch deden we beter elkaar te nemen dan elkaar niet te nemen.
297Indien woeste hartstogt mij drong en zij daaraan
298toegaf zoo zou die hartstogt bekoelen en mijn
299lendemain de fête ware desolatie en de
299ahare een gebroken hart.─
300Indien zij eene coquette ware en speelde
301met een mannenhart en de man zag haar
302coquetterie niet/ die man ware een gek
303maar een sublieme gek/ als een gek n.l.
304subliem zijn kan/ ’t geen ik eigentlijk niet geloof.
305Indien ik haar naliep om bijoogmerken/
306geld b.v. of wellust/ en dacht/ zij kan mij
307niet ontsnappen om deze of die reden/ zoo
308ware ik de verdomdste aller jesuiten en
309phariseërs (mag ik u “intusschen”11 zeggen
310dat het zoo niet is tusschen haar en mij)_
311Indien wij broertje en zustertje gingen
312spelen dan zouden we als kinderen handelen
313en dat ware hors de saison_
314Indien ik dacht dat de sleutel van de
315huisdeur ook past op ’t vrouwenhart dat in dat
316huis is en ’t van die huisdeur en
317deszelfs sleutel afhangt of dat vrouwenhart
318open of digt gaat/ zoo zou ik banger zijn
319voor den WelEerw_ ZeerGel_ Heer J_P.S. dan in
320’t onderhavige geval.─12
321Indien zij nooit of nimmer mijne
322gevoelens van liefde beantwoordde zoo zou ik
323waarschijnlijk een oud vrijer worden.
 3v:10
324Indien ik zag dat zij een ander man
325liefhad zoo zou ik heengaan/ verre weg_
326Indien ik zag dat zij een man nam die
327zij niet liefhad omdat hij rijk was zoo
328zou ik amende honorable doen voor mijne
329kortzigtigheid en ik zou
330zeggen/ ik heb een schij van Brochart aangezien
331voor een van Jules Goupil/ een modeprent
332voor een figuur van Boughton/ Millais
333of Tissot.13 Ben ik zoo kortzigtig als dat???14
334Mijn blik is toch gelijkerwijs den Uwen vrij vast
335en geoefend.
336Doch indien zij en ik opstaan tot een nieuw
337leven met vernieuwde energie dan
338is de toekomst niet duister.
339Wanneer zij met haar dameshand en ik met
340mijn teekenaarsknuist werken willen dan
341zal het dagelijks brood niet ontbreken/
342ook niet aan haar jongen.
343Wanneer ik een slag om den arm gehouden had toen ik
344haar vroeg zou ze mij veracht hebben en nu
345veracht zij mij niet.─
346Wanneer ik niet geloofde dat God wonderen kan
347doen en doet ook in dit ons dagelijksch leven/ zoo
348zou haar neen nooit nimmer mij reeds wanhopig
349gemaakt hebben. Maar nu ik geloof in dergelijke
350wonderen en dergelijke wonderen verwacht en
351op den God die ze doet vertrouw en hem bid
352en me niet resigneer maar energiek handel/
353zoo zal God me genadig zijn en en ─

354’t neen nooit nimmer van Kee Vos
355 zal ontdooien.─

356Dat wonder zal ik zien en gij ook.─
 3v:11
357Als wij van vroegere vergissingen en fouten
358niet meer konden opstaan dan waren gij en ik verloren
359mannen. Omdat evenwel bij onze
360menschelijke natuur of bij God/ noem ’t zoo als
361ge wilt/ “genade is opdat hij gevreesd worde”/15
362zoo is er redresse op menig verleden en/
363t’Is never too late to mend/ never too soon either though.16
364Ik moet blijven in de liefde van Kee Vos_
365Gij moet ook een zeil “zij en geen ander” bijzetten.
366En dan zal onze toekomst beter zijn dan ons verleden.
367Ziedaar gelukskind, misschien ben ik de eenige
368die Uw verleden niet heel goed vind en ’t tot u zelf zeg ─ en
369mijn aanmerking is “niet genoeg liefgehad”/
370hebben veel anderen U dat durven zeggen.
371'Uw remedie als de mijne “Aimer encore! et plus vite
371aque ça”_
372Een beetje verliefd zijn zelfs is/ en daar hebt ge
373gelijk in als ge zoo zegt in uw brief, avoir quelque chose
374de bon au fond.
375Doch beste broer/ dat is volstrekt niet genoeg_
376Il faut que le fondsa soit bon/17 en dat is iets
377heel anders. Theo wanneer gij zeggen
378zult van harte “zij en geen ander” dan
379geloof ik dat ’t fondament goed is maar
380voor dien tijd zie ik alleen quelque chose de bon
381au fond.─
382Nu evenwel is mijn derde velletje post
383haast vol, en ik heb U toch nog iets te
384vragen.─ Kerel ik moet haar aangezigt
385eens weerzien en haar eens spreken
386en ’t nooit neen nimmer eens gaan
387peilen. Als ik ’t niet spoedig doe
388dan gebeurt er op ’t groote feest18 misschien
389iets dat mij veel kwaad zou kunnen doen.  3r:12
390Vraag me niet om bepaald te defineeren
391wat. Waart ge zelf verliefd ge zoudt
392het begrijpen/ omdat ge zelf niet verliefd
393zijt zou ik ’t U niet aan ’t verstand
394kunnen brengen.
395Nu heb ik/ Theo, noodig een reisgeldje
396naar Amsterdam. Zelfs als ik maar
397een klein reisgeldje heb dan ga ik.─
398Pa en Moe hebben mij beloofd zich hier
399niet tegen te verzetten mits ’t maar
400als ’t ware buiten hen omgaat.─
401Dat kan ik me eenigzins begrijpen in de
402gegevenen. Als gij, broer, mij een reisgeldje
403wilt sturen dan zal ik voor U
404nog heel wat teekeningen maken
405van ’t Heike en weet ik wat meer_
406En ze zouden er niet slechter op worden
407als ’t nooit neen nimmer begon te ontdooien_
408Want ’t beste middel voor dessiner encore
409is ook al Aimer encore.
410Zoudt gij mij aan het reisgeldje kunnen
411helpen kerel. Als ’t maar 20 francs is
412dan zal ik er misschien van Pa nog wel
41310 bij krijgen (“als ’t ware buiten hem om;
414oogluikend”) et alors je décampe plus vite que ça_ as-tu compris mon cher! Crois moi toujours

417t. à. t.


15 voldoende < vooldoende
18 Indien gij, < Indien, gij
40 hebben” < hebben
87 en... toch... < en [open space] toch [open space]
92 (indien [...] hebben) < Added later; parentheses added by us.
117 liefheb &... < liefheb & [open space]
118 meen... neen... < meen [open space] neen [open space]
123 Wat?... < Wat? [open space]
226 toch... < toch [open space]
290 ontdooien. < ontdooien en Incomplete sentence.
371 a ça”. < ça
top