2Hoe ge mijne beide vorige brieven1 hebt opgenomen blijkt me nog niet 3uit uw schrijven van heden aan Pa en Moe gerigt. Juist omdat 4ge daarin geen brief voor mij insloot noch ook melding maaktet van 5’t ontvangen van mijne letteren/ zoo houd ik het daarvoor dat ik 6nu wel spoedig een brief van U zal krijgen_ En in de gegevenen 7is ’t me veel aangenamer dat ge mij schrijven zult na lezing 8van mijne beide of anders/ dezen medegerekend/ mijne 9drie brieven die elkaar aanvullen & niet op zich zelf staan/ 10dan dat ge onmiddelijk den eersten alleen zoudt hebben 11beantwoord.
12Wat moet mijn eersten brief koud en hard hebben geklonken 13en ongetwijfeld meendet ge alstoen wel dat ik al bijzonder 14verhard en verstokt was.─ Maar had ik er ongelijk in 15en zult ge ’t me ten kwade duiden dat ik U niet zoo 16maar onmiddelijk mijne meer teedere en intieme gevoelens 17openbaarde dewijl zij U toch zouden gevonden hebben/ 18o man van zaken! in Uwe alledaagsche affairekoorts 19die niet precies de stemming is om liefdehistories te 20apprecieeren. Ik dacht dus zoo iets van: neen, we 21zullen hem eerst wakker maken en dan pas zachtere woorden 22in ZEd. zaaien_ We zullen hem eerst eens omploegen/ 23dien man die “zaken afhamert”.─
24Deswegens was de eerste brief koud als een ploegschaar_ 25Maar wat betreft de tweede/ had ik ongelijk te beweeren dat 26'die ernstiger en meer intiem zou wezen?─
27En nu we eenmaal meer intiem aan ’t spreken zijn geraakt 28willen we dat voortzetten. Doch “intusschen”2 ─ nog even een 29klein eindje ploegschaar.─ Hier begint het.─
30Hoewel ge ’t een heel eind gebragt hebt zonder eene “Zij en geen ander”/3 31hoewel ge vast in Uw schoenen staat zonder eene zij en geen ander/ 32hoewel ge zaken weet af te hameren zonder een zij en geen ander/ 33hoewel ge een man van wilskracht/ energie en karakter zijt zonder een zij en geen ander/ 34hoewel ge menschenkennis en ondervinding bezit zonder een zij en geen ander/ 35hoewel ge vrolijkheid en levenslust en moed hebt zonder een zij en geen ander/ 36hoewel ge partij durft kiezen en een hekel hebt aan ’t hinken op twee gedachten zonder.... 37Toch zult ge ’t nog veel verder brengen, vaster in uw schoenen staan, 38beter zaken weten af te hameren, meer een man van wilskracht/ energie en 39karakter zijn, meer menschenkennis en ondervinding opdoen, meer vrolijkheid en 40levenslust en moed hebben, beslister partij kiezen, nog meer ’t land krijgen aan 41hinken op twee gedachten, aarzelen, twijfelen &c_ dan tot dusverre/ 42'wanneer gij iemand zult gevonden hebben op wie Uw “zij en geen ander” 43past.─ Kortom ge zult meer Uw zelf zijn/ gelukkiger en beter/ 44'met een opregt gemeend en diep gevoeld “zij en geen ander” dan zonder hetzelve.
45’t Eindje ploegschaar gaat nog steeds voort ─ word er niet boos om! 46Uw brief aan Pa en Moe was zoo min of meer zwaarmoedig 47en om U waarachtig de waarheid te zeggen kon ik er niet 48wijs uit worden en weet ik niet wat er van te denken_ 49Is er iets serieus ja of neen.
50En verwonderden me sommige uitdrukkingen/ primo 51omdat gij het waart die ze uittet en secundo omdat 52ge ze uittet tegenover Pa en Moe_
53Immers toch gij sluit meer dan wie ook al uwe grandes 54et petites misères de la vie humaine4 in Uw zelf op en 55als ge ze uiten mogt dan zou het zijn tegenover zulken van wie ge weet 56dat ze sterk zijn in ’t een of ander waarin gij U dan min of meer maladiefa 57mogt voelen. Enfin ik geloof dat dan als gij ergens U zwak in 58voelt/ ge die zwakheid alleen belijdt aan iemand van wie 59ge weet dat hij U genezen kan er van.─ Trouwens nog dezen 60zomer5 zeidet gij mij zelf dat gij het er voor hieldt ’t beter 61was niet te spreken over de moeielijkheden van ’t leven maar ze 62voor U zelven meendet te moeten houden om, zeidet ge, Uw 63veerkracht niet te verliezen. Ik vond dat een geestkracht 64die mij zeer imposeerde/b hoewel ik eigentlijk er verre van 65daan was er mede te sympathiseeren en mij bewust ben van 66maar al te dikwijls door mijne behoefte aan sympathie me 67'te hebben laten verleiden om die te gaan zoeken bij zulken die 68mij in plaats van mij te versterken min of meer ontzenuwden. 69Pa en Moe zijn erg best doch zij hebben weinig oog op 70de eigentlijke gemoedsstemming en de eigentlijke omstandigheden 71van U zoowel als van mij zelven. Zij hebben ons lief/ 72U vooral van ganscher harte en wij houden beiden/ 73ik zoowel als gij/ in den grond ook regt veel van hen.─ 74Doch helaas! praktischen raad kunnen zij ons in veel gevallen 75niet geven en er zijn gevallen waarin zij met de beste 76bedoelingen ons niet begrijpen.
77Dat ligt niet zoozeer aan hen of aan ons dan aan ’t 78verschil van leeftijd en ’t verschil van denkwijs/ ’t verschil van omstandigheden. 79Ik geloof nu Theo/ dat hoe groot ook de liefde is tusschen U 80en Pa en moe/ wederkeerig zij toch zich U heel anders voorstellen 81dan ge werkelijk zijt.─ En ik geloof dat gij en ik 82beter doen met zoowel over affaires als ook over meer 83intieme hartszaken te spreken met menschen als 84b.v. de Heer Tersteeg en Mauve dan met Pa en Moe. 85Is de ploegschaar erg koud en scherp ─ old boy?
87Toch wil ik hiermede niet zeggen dat wij onze hartsgeheimen 88verbergen moeten voor Pa en Moe en hun ons vertrouwen 89niet moeten schenken. Dat zij verre. ’t Is ook niet mijn 89ameening dat den raad van Pa en Moe verkeerd is of dwaas. Dat zij ook verre. 90Doch we moeten van hen niet verwachten zóó praktischen 91en voor ons zóó onmisbaren raad als anderen ons zouden 92'kunnen geven welligt (b.v. de Hr T_ 93en M.) die met een half woord beter begrijpen wat we 94bedoelen dan Pa en Moe met eene zorgvuldige 95uitlegging. Ik acht het mogelijk dat ik hierin feil 96doch denk gij er eens over na en als ge wilt deel mij 97Uwe gedachten daaromtrent mede.
98Maar ─ dat ons thuis ons rustpunt is en blijft/ kome 99wat kome/ en we wel doen dat te apprecieeren en 100verpligt zijn van onzen kant dat ’thuis te eeren ─ dat 101ben ik ten eenemale met U eens hoewel ge van 102mij eene zoodanige rondborstige verklaring misschien 103niet hadt verwacht.─
104Evenwel is er een rustpunt beter/ noodiger/ 105onmisbaarder dan ons thuis bij Pa en Moe/ hoe 106goed, hoe noodig, hoe onmisbaar quand bien même ook/ 107en dat is ons eigen huis en haard met onze 108respectieve “Zij en geen ander”_
109'Zoo dus, o man van zaken, die affaires afhamert/ 110ziedaar Uwe allergrootste zaak/ Uw eigen thuis 111'met Uw eigen “zij en geen ander”.─
112Ziedaar, mijns inziens, het punt waarop ge wel doet 113’t oog te vestigen, het middel dat meer dan eenig 114ander “tonic”6 Uw levensmoed/ Uw levenslust/ Uw levenskracht 115en energie zal wakker houden en meer en meer vernieuwen, 116van dag tot dag.─ Enkele uitdrukkingen in Uw brief van heden doen me nu zeggen: 117Verondersteld er mogt eenige speciale reden zijn weshalve 118ge meer dan ooit op Uw qui vive moet zijn en energiek 119en intelligent moet handelen/ verondersteld men zoekt U te 120ondermijnen en er is een of ander onraad of hagchelijk moment/ 121vergeet niet dat ge 26 jaar zijt7 en in “la saison du renouveau”_ 122Sla den mooisten slag dien ge ooit geslagen hebt! vernieuw 123U radicaal! door vooral op uw qui vive te zijn in dit opzigt dat ge 124de meisjes wat meer ernstig en oplettend beschouwt en eens goed toeziet 125of Uw “Zij en geen ander” er niet bij is.
127Ge herinnert U mogelijk dat we dezen zomer gesproken 128hebben over de vrouwenkwestie met een soort van respectieve 129desolatie. Dat we zoo iets voelden of meenden te voelen/
131En ─ en ─ ik en misschien ook gij, wel een beetje althans, 132waren onzes inziens “Monsieur le juste en question”_─ 133Of nu bovenstaand woord ’t zij waar ’t zij onwaar is/ ben ik niet bij magte 134te beslissen omdat ik sedert dezen zomer ben 135gaan twijfelen of ik eigentlijk reeds regt wist 1o “qu’est ce 136'que c’est qu’une femme” & 20 qu’est ce que c’est qu’un juste. 137En ’t plan heb opgevat om eens nader die beide questies 138te onderzoeken van welk onderzoek ’t resultaat 139is dat ik nu menigmaal tot mijzelven zeg,
140Tu ne sais pas encore ce que c’est qu’une femme/
141'Tu ne sais pas encore ce que c’est qu’un juste/ sinon toutefois 142que tu n’en es pas encore un.─9
143’t geen iets heel anders is dan mijn stemming van dezen zomer.
144Niet ik doch Vader Michelet zegt tot alle jonge mannen als 145'gij en ik “il faut qu’une femme souffle sur toi pour que tu sois homme”. 146Elle a soufflé sur moi/ mon cher!10 Comment-ça? 147Puisque par trois fois elle m’a répondu “jamais”_ 148Voilà, mon cher, une de leurs manières de souffler sur 149un monstre et voilà le monstre qui 150se transforme en homme! Pour l’amour d’elle! 151Elle et non point une autre!
153Faut-il de même & par rencontre “qu’un 154'homme souffle sur une femme pour qu’elle soit femme”. Je le pense 155très certainement.─ Me demandes-tu/
156Comment souffler sur elle. 157
Voici ma réponse simple et claire/
158En opposant à son “jamais” cette autre parole/ 159“ma chère/ je t’aime et tu m’aimeras/ que Dieu nous 160soit en aide”_ Il faut avoir aimé/ puis désaimé/ puis aimer encore!11 161As tu compris, mon cher?
162Non! où est ton aiguillon_ Jamais/ où est 163ta victoire!12 Aimer encore/ Dieu le veut! 164As-tu compris ─ mon cher?
165Ziedaar dus een liefde historie voor U, man van zaken! 166Vindt ge ’t erg vervelend en erg sentimenteel?
167Toen ik eenmaal mij vastelijk voorgenomen had 168haar/ ook zelfs indien dit haar misnoegen aanvankelijk 169mogt opwekken/ niet te verlaten en van achter haar 170niet weder te keeren/13 toen ik eenmaal enkel en alleen 171'mij vastklemde aan het “zij en geen ander” en 172het aimer encore/ toen gevoelde ik een zekere kalmte 173en vastberadenheid.─
174Toen was ook mijn zwaarmoedigheid van mij geweken/ 175toen werden ook alle dingen nieuw14 voor mij/ 176toen ook vermeerderde mijne werkkracht_
177En hoewel ik nog niet aan ’t einde ben 178van het neen nooit nimmer en helaas deswegens 179tot op heden une âme en peine/15 zoo houde 180ik toch mijne handelwijs voor onberouwelijk. 181Hiermede wil ik niet zeggen dat ik geen lompe onhandige 182dingen gedaan heb of doe of nog zal doen doch 183de fouten die ik maakte/ maak & nog maken 184zal nemen niet weg dat er een regten 185weg voor mijn voet is waarop ik wandel16 en 186dat het “zij en geen ander” en het “aimer encore” 187principes zijn waarin ik wel doe te 188blijven.─ Wel zijn er zulken die meenen dat ik 189mij behoorde te resigneeren en meenen dat het “tegen de 190regelen” is mij niet voor verslagen te houden doch 191als men zegt van mijne declaratie van dezen zomer, 192'“vogeltjes die te vroeg zingen krijgt de poes”,17 193dan kent ge ’t versje,
197En wat er dus zij van “het blaauwtje” dat ik 198dezen zomer geloopen heb/ ik zou mij schamen als 199ik ’t niet geloopen had. Ik ruil het niet voor 200“geen blaauwtje” (men heeft mij voorgesteld het als “niet 201voorgevallen” te beschouwen doch ik heb gezegd “’t is voorgevallen”) 202in den zin van “niet voorgevallen” doch alleen voor 203“geen blaauwtje” in den zin van “aimer encore”!
204Nu is ’t me evenwel “une petite misère de la 205vie humaine” dat ik niet eens nu en dan naar haar 206toe kan gaan of haar schrijven en dat wel wat al 207te zeer sommigen die een heilzamen invloed er 208op zouden kunnen hebben om dat “neen nooit nimmer” 209te ondermijnen en faillit te doen gaan met mij/ integendeel koren geven op den 210molen van neen nooit nimmer.─
211Ik wenschte dat zij nergens en bij niemand sympathie 212vond voor haar “neen nooit nimmer” en allen 213met vereende krachten ’t er op toe wilden leggen 214om dat “neen nooit nimmer” frauduleus bankroet 215te doen gaan. Het kortom ten eenemale 216te reduceeren tot een monument tot waarschuwing 217van andere nooit neen nimmer zeggende 218dames, en tot aanmoediging van zulken die 219zeggen “aimer encore”.─
220Doch zoo ver zijn we nog niet; maar gij, gij Theo/ 221zijt toch niet voor het “neen nooit nimmer” maar 222integendeel voor ’t “aimer encore”!
223Ik zou het erg best van U vinden als ge 224op de een of andere manier b.v. Pa en Moe/ 225die vreesselijk zwaartillend zijn in dezen en 226’t geen ik dezen zomer deed “ontijdig” en “onkiesch” 227noemen (tot dat ik zeer beslist en bepaald 228verzocht heb/ na eerst zachtere redenatie te vergeefs te 229hebben gebruikt/ dergelijke expressies niet meer toe 230te passen op deze mijne liefde omdat ik er anders 231fier als een leeuw er tegen op moest komen) ik zou 232het zeg ik/ erg best vinden als ge hen wat wist te 233bewegen tot minder zwaartillendheid en meer 234goeden moed en humaniteit.─
235Een woord van U heeft alligt meer invloed op hen 236dan ’tgeen ik zeggen kan en ’t zou voor hen 237zoowel als voor mij zoo goed zijn als 238zij/ wel verre van mij te trachten te verhinderen in
2v:7 239mijn voortgang/ mij bedaard lieten voortwerken.
240Zij zouden willen dat ik bepaald alle correspondentie 241staakte met Oom & Tante Stricker b.v.
242Zoo iets kan ik natuurlijk niet beloven en ook al 243staak ik die correspondentie voor een tijd zoo is ’t 244toch dat ik die daarna weer krachtiger dan te 245voren opvat.
246zijwil mijn brieven niet lezen maar ─ maar ─ 247maar ─ de vorst en winterkoude is wat al te 248bitter dan dat ze erg lang duren kan.─
249Ik vind het veel gezonder en natuurlijker dat zij toen ik voor t’eerst 250tot haar over deze dingen sprak zoo vreeselijk energiek met dat 251nooit neen nimmer voor den dag kwam.─ Juist dat ─ geeft mij de verzekering dat er een fatale kwaal bestond en 252hoop dat ik de fatale kwaal van al te zeer in ’t verleden zich te verdiepen 253heb in ’t hart getast.─ Nu volgt er een crisis van verontwaardiging 254maar de operateur lacht in zijn vuistje en zegt “touché”.─ Entre nous! 255entre nous! soit dit!─ hoor Theo, zij mag ’t niet 256weten dat ik in mijn vuistje lach over ’t resultaat 257van den lancetsteek. Ik ben zoo min of meer 258berouwvol tegenover haar natuurlijk/ “heb ik U pijn 259gedaan/ och wat was ik toch ruw en hard? hoe kon ik zoo zijn”_ 260Dat is mijn houding vis à vis haar. Erg boetvaardigen en 261nederigen brief aan Oom Stricker/ maar toch “zij en geen ander” 262gezegd tot ZEd.─ Ge zult me toch niet verraden 263broer! ’t Voorgevallene als niet voorge- 264vallen te beschouwen dat is al te maal nonsens en 265humbug.─ Daar komt niets van in.
266Kerel/ ik ben zoo blij met “dat blaauwtje”/ 267ik zou het wel willen uitkraaijen maar 268ik moet me leuk houden.c En haar op 269nieuw attaqueeren op de een of andere manier_ 270Maar hoe haar te naderen? hoe tot haar 271te geraken? Zoo eens erg onverwachts en 272onvoorziens.─ Want als ik geen voet bij stek 273houd dan komt het fatale zich verdiepen in 274'’t verleden met 7 dubbele kracht terug en 275de zaak van “aimer encore” is toch zoo’n goede 276zaak en wel waard dat men er zijn ziel in overgeeft.─
281Nu heb ik zoowat over Pa en Moe geprutteld maar behalve dat 282zij eigentlijk geen sikkepit vatten van hoe de zaak in elkaar zit 283en niets begrijpen van ’t “aimer encore” en geen andere woorden 284wisten te zeggen dan ontijdig & onkiesch totdat ik die gestopt heb/ 285zijn zij erg goed voor mij en vriendelijker dan ooit_
286Maar liever had ik zij wat meer in mijne 287gedachten & opvatting van de dingen konden inzien_ Zij denken 288volgens een soort resignatie systeem in veel dingen 289waar ik niet kan mij resigneeren.
290Nu/ een brief van U met een aardigheid over 291’t nooit neen nimmer zou mogelijk erg heilzaam wezen. 292Dezen zomer o.a. had een enkel woord van Moe 293mij gelegenheid kunnen geven om haar nog veel te zeggen 294wat niet in ’t publiek kon gezegd worden.
295Zij weigerde echter zeer gedecideerd om dat woordje 296te zeggen/ integendeel sneed mij die gelegenheid af. 297En kwam bij mij met een gezigt vol medelijden en met allerlei 298troostwoorden en zonder twijfel had zij een heel mooi 299gebed voor mij gebeden dat mij toch de kracht tot resignatie 300zou mogen geschonken worden.
301Doch tot heden is dit gebed onverhoord gebleven maar 302is mij integendeel kracht tot actie geschonken.
303Gij begrijpt dat iemand die ageeren wil ’t maar half 304goed kan vinden dat zijne moeder om resignatie voor 305hem bidt. En ook haar troostwoorden un peu hors de 306saison vindt/ zoolang hij niet despereert maar 307integendeel zegt uit den grond van zijn hart,
309Ik wou ze maar niet gebeden had voor mij maar 310mij gelegenheid tot een intiem onderhoud met haar 311had gegeven. Voorts/ in plaats van koren te geven op 312den molen van nooit neen nimmer had zij wel/ 313toen Kee vertrouwelijk tot haar sprak en haar hart eens 314uitstortte/ met wat meer sympathie mijn zaak kunnen 315behartigen en in plaats van neen nooit nimmer mee 316te praten “aimer encore” zeggen.─ Ik zeg U dit een 317'en ander om U te bewijzen dat een energiek “aimer encore”! 318van U tot Pa en Moe gerigt/ eene ware vriendendienst jegens mij 319zou wezen. Ik heb het immers wel broer/ dat we niet alleen 320broers maar bovendien vrienden en geestverwanten zijn 321met betrekking vooral tot Aimer encore. à Dieu schrijf spoedig/ 322een handdruk in gedachten/ geloof me
277'Sedert ik “in werkelijkheid” lief heb is er ook meer van de werkelijkheid in mijn teekeningen 278gekomen en ik zit U nu te schrijven in ’t klein kamertje met een heele collectie mannen/ vrouwen/ kinderen 279uit het Heike &c.20 om mij heen. Mauve is ziek doch Pa & Moe hebben hem gevraagd om hier beter te komen worden 280zoodra hij de reis maar ondernemen kan.─