Er ligt me iets op ’t hart dat ik U vertellen wil. Misschien weet ge er reeds iets van & vertel ik U geen nieuws.
Ik wilde U zeggen dat ik dezen zomer zooveel ben gaan houden van Kee Vos dat ik er geen andere woorden voor kon vinden dan “’t is net of Kee Vos mijn naaste is en ik de naaste van Kee Vos”. en ─ die woorden heb ik tot haar gezegd. Doch toen ik haar dit zeide antwoordde zij mij dat haar verleden en haar toekomst voor haar een bleven en zij dus nooit mijne gevoelens kon beantwoorden.1
Toen was ik in een geduchten tweestrijd wat te doen, mij te resigneeren tot dat nooit neen nimmer of ─ nog niet de zaak voor beslist & geeindigd te houden en nog wat goeden moed te houden en ’t nog niet op te geven.
’t Laatste koos ik.─ En tot heden heb ik geen berouw van die opvatting hoewel ik nog altijd sta voor dat nooit neen nimmer.
Natuurlijk heb ik sedert heel wat “petites misères de la vie humaine”2 ondervonden, die, als ze in een boek geschreven waren, mogelijk zouden kunnen dienen om den een of ander te amuseeren doch als men ze zelf beleeft zeker geen aangename gewaarwordingen kunnen geacht worden te wezen. Evenwel tot op heden ben ik blij dat ik ’t resignatie- of “how not to do it” systeem3 maar overliet voor wie er trek in hebben & mij aangaande nog wat moed vatte. Ge begrijpt dat ’t in een geval als dit ’t verbazend moeielijk is te weten wat men doen kan, doen mag & doen moet. Doch “al dwalende vinden we ’t spoor”4 & niet al stilzittende.
Een der redenen waarom ik U tot heden er niet over schreef is dat de positie waarin ik mij bevond zoo vaag & ongedecideerd was dat ik die U niet kon uitleggen.
Nu evenwel zijn we zoo ver dat ik er over heb gesproken ─ behalve tot haar zelve ─ tot Pa en Moe, tot Oom & Tante Stricker5 & tot Oom & tante te Prinsenhage.6 De eenige die, doch dat zeer officieus en in ’t apart,a mij gezegd heeft dat er werkelijk indien ik hard werkte & voorspoed had kans voor mij was, is iemand van wien ik ’t volstrekt niet wachtte,b Oom Cent. Deze had schik in de manier waarop ik ’t nooit neen nimmer van Kee opvatte, namelijk het niet zwaar tillende maar dat ik er zoowat gekheid mee maakte, b.v.: geef toch geen koren op den molen van nooit neen nimmer die Kee Vos er op na houdt, ik wensch haar alles goeds toe behalve alleen dat ik hoop dat voornoemde korenmolen failliet zal gaan. Evenzoo trok ik ’t mij niet erg aan toen Oom Stricker er van sprak dat er gevaar was ik “vriendschappelijke verhoudingen & oude banden zoude verbreken”, ik zei daarop dat mijns inziens ’t onderhavige geval wel verre van oude banden te verbreken de oude banden waar ze reparatie noodig hadden kon vernieuwen. Enfin en zoo hoop ik te blijven doen en zwaarmoedigheid & zwaartillendheid verre van mij te doen. Intusschen hard werkende en sedert ik haar ontmoet heb vlot mijn werk veel beter.
Ik zeide dat nu de positie zich zoo wat decideerd.c
1o Kee zegt nooit neen nimmer en verder geloof ik dat ik enorm veel moeite zal hebben met de oudere personen die de zaak reeds nu voor beslist & geeindigd houden en mij zullen trachten te dwingen er van af te zien. Vooralsnog evenwel geloof ik zij zeer zacht te werk
1v:3 zullen gaan, mij aan ’t lijntje houden en met een kluitje in ’t riet sturen totdat het groote feest van Oom & Tante Stricker (in December)7 voorbij zal zijn. Want men wil opspraak vermijden. Daarna echter vrees ik er maatregelen genomen zullen worden om mij er uit te knikkeren.
Vergeef me deze wat harde termen die ik gebruik om U de positie duidelijk te maken; ik geef toe dat de kleuren wat hard zijn & de lijnen wat sterk getrokken maar ’t zal U toch een duidelijker inzigt in de zaak geven dan wanneer ik er om heen praatte. Verdenk mij dus niet van gebrek aan achting jegens die Oudere personen.
Alleen geloof ik dat zij er bepaald tegen zijn & wil U dit doen zien. Zij zullen trachten te zorgen dat Kee & ik elkaar noch zullen kunnen zien noch spreken noch schrijven, juist omdat zij zeer wel begrijpen dat indien we elkaar zagen, spraken of schreven er kans was op gedachten verandering van Kee. Kee zelf meent nooit van gedachten te veranderen & de oudere personen trachten mij te overtuigen zij niet veranderen kan doch hebben toch vrees voor die verandering.
De oudere personen toch zullen omtrent deze zaak van gedachten veranderen niet dan wanneer Kee van gezindheid veranderd doch dan wanneer ik iemand zal geworden zijn die op zijn minst f 1000 per jaar verdien.─ Nog eens, vergeef de harde contours waarmee ik de dingen afteeken. Indien ik weinig sympathie vinde bij de ouderen zoo geloof ik dat sommige jongeren zich mijne houding zullen kunnen begrijpen. Misschien gij Theo ─ Gij zult misschien wel van mij hooren zeggen dat ik forceeren wil & dergelijke uitdrukkingen. Doch wie begrijpt niet hoe onzinnig forceeren is bij liefde! Neen dat is verre verre van mij.
1r:4 Doch ’t is geen onbillijk of onredelijk verlangen dat ik wensch dat Kee & ik inplaats van geen omgang met elkaar te mogen hebben, elkaar zullen zien, spreken of schrijven om, elkaar beter leerende kennen, zelf beter te kunnen inzien of wij voor elkaar geschikt zijn al dan niet. Een jaar van omgang met elkaar zou heilzaam wezen voor haar & voor mij doch de ouderen zijn werkelijk verstokt op dat punt. Ware ik rijk zij zouden heel anders spreken.
Doch nu begrijpt ge wel dat ik niets hoop ongedaan te laten wat mij nader moge brengen tot haar en ’t is mijn voornemen
Theo, zijt gij soms ook verliefd, ik wenschte wel dat gij het waart want geloof me dat ook de “petites misères” er van hun waarde hebben. Men is soms in desolatie, er zijn momenten waarin men als ’t ware in de hel is, doch ─ er is ook iets anders & beters aan verbonden. Er zijn 3 trappen, 10 niet beminnen & niet bemind worden, 20 beminnen & niet bemind worden (’t onderhavige geval), 30 beminnen & bemind worden.─
Nu zeg ik dat de tweede trap beter is dan de eerste, maar de derde! dat is datte.
Nu, old boy, word nu ook maar verliefd, en vertel me dat dan ook eens. Houd U leukd in ’t onderhavige geval en heb wat sympathie voor me. Ik had natuurlijk veel liever een ja en amen doch ik ben toch vast al blij met mijn “nooit neen nimmer”. Ik houd dat voor iets doch oudere & wijzere menschen zeggen het is niets. Rappard is hier geweest, bragt aquarellen mee die goed worden. Mauve komt hoop ik spoedig, anders ga ik naar hem. Ik teeken veel en geloof ’t beter wordt, ik werk veel meer met ’t penseel dan vroeger. Nu is ’t zoo koud dat ik haast uitsluitend figuur teeken binnenshuis, naaister,10 mandemaker &c.11
Een handdruk in gedachten & schrijf spoedig & geloof me
t. à t.
Vincent
Men heeft mij willen laten beloven dat ik volstrekt niet meer over deze zaak zal spreken of schrijven doch ik heb dit niet willen beloven, geen mensch ter wereld kan mijns inziens billijkerwijs zooiets van mij (of wie dan ook in t’zelfde geval) vergen. Alleen heb ik aan Oom Cent de verzekering gegeven dat ik voorloopig wel wilde staken aan Oom Stricker te schrijven tot onvoorziene omstandigheden ’t noodig maken mogten. Een leeuwrik kan in de lente ’t zingen niet laten.
Als gij ooit verliefd wordt en een nooit neen nimmer mogt krijgen, resigneer U vooral niet! doch gij zijt zoo’n gelukskind dat iets dergelijks U wel niet overkomen zal, hoop ik.