1r:1
Waarde Theo,
Daar Pa & Moe schrijven voeg ik er een woordje bij doch hoop U binnenkort meer uitvoerig te schrijven, namelijk dan wanneer Mauve die dezer dagen te Prinsenhage & ook naar hier komt, er zal geweest zijn. Gij moet weten Theo, dat M. mij heeft gestuurd een schilderkist met verf, penseelen, palet, tempermes,1 olie, terpentijn, enfin met al het noodige.
Zoodat het er dus nu door is dat ik ook aan ’t schilderen zal tijgen & ik ben er maar blij om dat het daartoe gekomen is.–
Wel, dezen laatsten tijd heb ik heel wat geteekend, vooral van figuurstudies. Als gij die nu zaagt zoudt ge wel merken welken weg ik uitga.
Natuurlijk ben ik zeer verlangend om te hooren wat M. mij nu verder zeggen zal.
Heb dezer dagen ook eens kinderen geteekend2 en dat is mij erg goed bevallen.
Het is dezer dagen buiten prachtig van kleur & toon, juist als ik wat licht krijg in ’t schilderen zal ik er eenmaal toe komen om iets daarvan uit te drukken doch wij moeten voet bij stek houden & nu ik aan ’t figuurteekenen ben zet ik dat door totdat ik een eind verder ben & als ik buiten werk dan is ’t om boomstudies te maken doch eigentlijk de boomen beschouwende alsof ’t figuren waren.
Ik bedoel, ze vooral beschouwende met het oog op den contour, de proportie & hoe ze in elkaar zitten. Dat is het eerste waar men mede te maken heeft. Daarna komt het modeleeren & de kleur en de omgeving en juist over die kwestie moet ik ’t eens met M. hebben.
Maar Theo, ik ben toch zoo blij met mijn schilderkist & ’t is beter dunkt mij dat ik die nu pas in handen krijg, na reeds minstens een jaar geteekend te hebben uitsluitend, dan dat ik er onmiddelijk mee begonnen was. Mij dunkt dat zult ge wel met mij eens zijn.–
 1v:2
[N]u heb ik in mijn vorigen brief nog vergeten U te zeggen dat ik het toch zoo best vind dat gij eens naar Londen zult gaan. Minder gaarne zou ik er U voorgoed zien heentrekken doch het is nu erg best gij er eens mede zult kennis maken. Maar op den duur zoudt ge er geloof ik niet aarden, althans ’t wordt mij hoe langs hoe duidelijker dat mij aangaande ik er toch eigentlijk niet in mijn element was.
Hier in Holland voel ik mij toch veel meer t’huis ja, ik geloof dat ik weer door & door een Hollander zal worden & vindt ge niet dat dat eigentlijk het meest raisonable is. Ik denk dat ik weer geheel & al hollander zal worden zoowel in karakter als ook in manier van doen wat teekenen & schilderen betreft. Evenwel geloof ik dat het mij nog wel te stade zal komen dat ik ook een tijd buitenslands ben geweest & daar een & ander heb gezien wat niet overbodig is te kennen. Als gij te Londen komt zou ik wel graag hebben gij mijn oude kameraads George Read & Richardson eens hartelijk voor mij wildet groeten. Den Hr Obach ontmoette ik dezen zomer te s’Hage.
George Read is als ge wilt een erg gewoon mensch in zoover dat hij misschien niet zich ’t zij in zaken ’t zij in kennis bijzonder onderscheidt doch als mensch & karakter, als men hem wat intiem kent is er geen trouwer, geen hartelijker, geen fijngevoeliger kerel dan hij. Hij is zoo leuk & zoo geestig & zoo bij de hand in het huiselijk leven dat in dat opzigt hij veel waard is als vriend. Als ik kiezen mogt wie ik ’t liefst weer eens terug zou zien van degenen die ik in Engeland heb leeren kennen dan zou het geloof ik bepaald George Read zijn. Daarom moet ge als ge mij pleizier wilt doen eens een praatje met hem maken, ge weet ik bedoel de oudste van de twee, en hem eens zeggen dat ik hoop wij onze kennis van vroeger eens zullen vernieuwen & dat ik hem eens schrijven zal.
Dit denk ik echter eerst te doen nadat gij hem zult gesproken hebben en nadat ik aan ’t schilderen ben.
Want Theo, met dat schilderen begint mijn eigentlijke carrière, vind ge ’t ook niet goed ’t maar zoo te beschouwen. En nu gegroet, ontvang een handdruk in gedachten & geloof mij

t. à t.
Vincent

top