Van Pa gehoord hebbende dat er kans is dat gij Zondag a.s.
1 te Etten zult komen & Pa mij schrijvende dat het goed zijn zou ik alsdan ook aldaar ware, zoo vertrek ik derwaarts heden.
Zoodat ik hoop U weldra te ontmoeten, ’t geen ik met groot verlangen te gemoet zie, ook vanwege dat ik twee teekeningen geschetst heb bij Rappard, “The lampbearers” en “The bearers of the burden”,
2 waarover ik wel met U wilde beraadslagen over de verdere uitvoering. Om ze klaar te krijgen zal ik op de een of andere manier de noodige modellen moeten hebben & alsdan heb ik het vertrouwen dat er iets goeds van komt, n.l. een paar composities die ik aan Smeeton Tilly
3 of de lui van de Illustration of dergelijken kan toonen.
Alzoo ik hoop wij elkaar spoedig zien & druk U in gedachten de hand.