2Het is vooral om U te zeggen dat ik dankbaar ben voor Uw bezoek1 dat ik 3U schrijf_ Het was vrij lang geleden dat wij elkaar zagen of ook met elkaar 4'schreven zooals vroeger wij plagten te doen. Toch is het beter dat men wat 5aan elkaar hebbe dan dat men als lijken tegenover elkaar zij, te meer 6daar dit zoolang men nog niet waarlijk het regt heeft op den titel 7van lijk door wettig overlijden/ het wel iets heeft van huichelarij of althans 8kinderachtigheid zich als zoodanig aan te stellen. Kinderachtig op de wijs 9van een jongmensch van 14 jaar die meent dat zijne waardigheid en rang in de 10maatschappij hem waarlijk de verpligting van het dragen van een hoogen 11hoed oplegt.─ De uren die wij zamen doorbragten alzoo hebben ons 12althans de verzekering gegeven dat wij nog beiden in het land der levenden 13zijn.─ Toen ik U weerzag en met U wandelde had ik hetzelfde gevoel 14dat ik vroeger meer had dan nu/ als ware het leven iets goeds en 15kostbaars dat men op prijs stellen moest en ik voelde mij opgewekter 16en levendiger dan ik in lang geweest was, daar onwillekeurig gaandeweg 17het leven mij veel minder kostbaar/ veel onbelangrijker en onverschilliger 18is geworden of heeft toegeschenen. Wanneer men met anderen leeft en door 19een gevoel van genegenheid verbonden is dan is men zich bewust 20dat men eene reden van zijn heeft/ dat men niet gansch en al 21nietswaardig en overbodig wezen mocht maar welligt voor ’t een of ander 22goed/ aangezien men elkaar noodig heeft en als compagnons de voyage 23de zelfde reis maakt. Maar het gevoel van eene betamelijke eigenwaarde 24is erg afhankelijk van betrekkingen met anderen ook.
25Een gevangene die gedwongen is tot eenzaamheid wien men zou 26verhinderen te werken &c_ zou op den langen duur/ vooral als de duur al te 27lang was/ daarvan gevolgen ondervinden even zeker als een die te lang honger leed. 28Evenzeer als ieder ander heb ik behoefte aan betrekkingen van vriendschap 29of genegenheid of vertrouwelijken omgang en ben niet als een straatpomp of 30lantaarnpaal hetzij uit steen of ook uit ijzer vervaardigd/ alzoo dat ik er buiten 31zou kunnen zonder/ even als een meest beschaafd en hoogst fatsoenlijk ander man, 32een lediga te ontwaren en gemis te gevoelen ─ en zeg U deze dingen om U te doen 33weten hoezeer Gij mij hebt beweldadigd door Uw bezoek.
34En gelijk ik wel wenschte dat wij niet van elkaar vervreemden zoo is dat 35'ook het geval met betrekking tot allen t’huis. Toch op het oogenblik zie ik e[r] 36zeer tegen op om derwaarts te gaan en wordt ik sterk getrokken om 37hier te blijven_ Evenwel het kan aan mij liggen en Gij kunt gelijk hebben 38dat ik niet regt zie/ daarom kan het wel zijn dat ondanks mijn 39sterken weerzin en niettegenstaande het een zwaren gang is/ ik 40althans voor eenige dagen naar Etten ga.2
41Als ik met dankbaarheid terugdenk aan Uw bezoek dan komen mij natuurlijkerwijs 42ook onze gesprekken in de gedachten. Ik heb er wel meer dergelijke/ zelfs veel 43en dikwijls gehoord. Plannen tot verbetering en verandering en opwekking 44tot energie ─ en toch, laat het U niet ergeren, ik ben er een beetje bang 45voor ─ ook omdat ik ze wel eens opvolgde en min of meer bedrogen uitkwam. 46Wat is er veel goed beredeneerd dat echter niet uitvoerbaar is.
47Nog zoo versch ligt in mijn geheugen den tijd doorgebragt te Amsterdam_ 48Gij waart er zelf bij om wel te weten wat er is gewikt en gewogen/ 49overlegd en geraadschaft/ beredeneerd met wijsheid, hoe het goede 50bedoeld werd ─ en toch hoe jammerlijk was het resultaat, hoe bezopen 51de heele onderneming, hoe schromelijk dwaas.─ Nog kan ik er van ijzen.
1v:2 52Het is de kwaadste tijd dien ik beleefd heb_ Hoe begeerlijk en aantrekkelijk 53worden mij vrij moeielijke en bekommerde dagen hier in dit 54arme land/ in deze onbeschaafde omgeving/ in vergelijking met toen. 55Het is iets dergelijks dat ik vrees als resultaat van het opvolgen 56van wijzen raad met de beste bedoelingen gegeven.
57Want dergelijke ondervindingen zijn mij wel wat kras_ de schade/ 58het verdriet/ de rouwigheid des harten is te groot dan dat van 59weerskanten wij door deze schade en schande niet wat 60wijzer zouden worden. Als wij daar niet door leeren waardoor zullen 61wij het dan doen. Een streven als naar het bereiken van het 62mij voorgestelde doel/ gelijk toen de uitdrukking was/ waarlijk 63dat is een streven dat niet zoo ligt weer in 64mij op zal komen/ die ambitie daarvoor is zeer bekoeld en 65ik bezie die dingen van een anderen kant, hoewel het 66mooi klinke en schijne en hoewel het ongeoorloofd is 67er over te denken zooals de ervaring mij er over leerde denken. 68Ongeoorloofd, ja even ongeoorloofd als b.v. Francq den 69Evangelist het vindt dat ik beweerde dat de preeken 70van Ds Jean Andry3 weinig meer evangelisch waren als de 71Sermoenen van een pastoor. Ik sterf liever een natuurlijken dood dan er 72mij door de akademie op te prepareeren en heb wel eens van een hannikemaaier4 73een les gehad die mij meer nuttig scheen dan een in ’t Grieksch.
74Verbetering in mijn leven ─ zou ik daar niet naar verlangen of 75zou ik soms geen verbetering noodig hebben? Ik wenschte wel 76beter te worden. Maar juist omdat ik daar naar verlang ben ik bang 77voor remèdes pire que le mal.5 Kunt gij het een zieke kwalijk nemen 78als hij den dokter eens onder de oogen ziet en liever niet verkeerd 79behandeld of gekwakzalverd wordt_
80Doet iemand die de tering of de typhus heeft kwaad met te beweeren dat 81krachtiger middel dan gerstewater dienstig/ ja noodig mogt zijn6 of dat hij/ 82het gerstewater op zich zelf niet kwaad vindende/ evenwel de doeltreffendheid 83en krachtdadige werking er van in zijn particulier geval in twijfel trekt.
84De dokter die het recept voor gerstewater gaf moet nu niet zeggen: deze zieke is 85een stijfkop die in zijn eigen verderf loopt want hij wil geen middelen 86gebruiken ─ neen, want de man is niet onwillig maar het zoogenaamde 87middel deugde niet omdat het wel datte was maar toch nog niet datte_7
88Neemt Gij het iemand kwalijk als hij vrij koud blijft bij een Schij wel in den catalogus 89vermeld als Memlinck/ maar dat niets met Memlinck te maken heeft dan dat het 90een dergelijk sujet is uit den gothieken tijd maar zonder artistieke waarde.
91En als Gij nu uit dit zeggen van mij zoudt opmaken dat ik bedoelde te beweeren dat 92Gij een kwakzalver waart in Uw raad dan zoudt Gij mij gansch verkeerd hebben 93begrepen aangezien ik zulk een gedacht of meening van U niet heb.
94Als Gij zoudt meenen van den anderen kant dat ik dacht goed te doen woordelijk 95uw raad van lithograaf van factuurhoofden & visitekaartjes of boekhouder of krullenjongenb 96te worden ─ als mede dien van mijne zeer lieve zuster Anna om mij aan het bakkersvak 97te wijden of ook nog veel andere soortgelijke dingen (merkwaardig zonderling 98uiteenloopend en moeielijk vereenigbaar) ─ die werden geopperd op te volgen/ 99zoudt Gij U ook vergissen.–8
100Maar, zegt Gij, ik geef U 101dien raad ook niet omdat gij dien woordelijk zult opvolgen maar omdat 102ik meende dat gij veel smaak had in rentenieren en omdat ik van 103meening was dat gij daaraan een einde moest maken.─
104Zou ik U mogen doen opmerken dat dit rentenieren toch wel een min of 105meer vreemd soort van rentenieren is_ Het is mij wel min of meer moeielijk om 106mij daaromtrent te verdedigen maar het zou mij wel spijten als Gij vroeger of later 107dit niet in een ander licht kondt zien. Ik weet ook niet of ik goed zou doen 108met zoodanige beschuldiging te wederleggen door het opvolgen van den 109raad van bakker te worden b.v. Dat zou wel een afdoend antwoord 110zijn (verondersteld dat het ons mogelijk ware om met bliksemsnelheid 111de gestaltenis van een bakker of haarsnijderc of bibliothecaris aan te nemen) 112en toch eigentlijk wel een onverstandig antwoord/ wel min of meer gelijkstaand 113met de handelwijze van den man die toen men hem van hardvochtigheid 114beschuldigde omdat hij op een ezel zat onmiddelijk afsteeg en met den ezel 115op zijn schouders zijn weg voortzette.─9
116En als wij nu alle gekheid op een stokje zouden zetten dan zou ik opregt meenen 117dat het beter ware als de verhouding tusschen ons van weerskanten 118vertrouwelijker was. Als ik in ernst moet gevoelen dat ik U of t’huis hinderlijk 119of tot last ben/ noch tot het een noch tot het ander nuttig/ en genoodzaakt zou 120blijven mij tegenover U als een indringer of overbodige te gevoelen 121zoodat het beter ware als ik er niet was/ en als ik zou moeten blijven 122trachten mij steeds verder uit anderer weg te houden ─ als ik denk 123dat het inderdaad zoo zijn zou en niet anders/ dan overmeestert mij een 124gevoel van droefheid en dan moet ik worstelen tegen wanhoop.
125Het is mij moeielijk deze gedachten te verdragen en nog veel moeielijker 126om te verdragen de gedachte dat zooveel verdeeldheid/ ellende en verdriet 127in ons midden en in ons t’huis door mij veroorzaakt zijn.
128Ware het inderdaad zoo dan zou ik wel wenschen dat het mij toegestaan werd 129niet al te lang te behoeven te blijven leven. Toch wanneer mij dit wel eens 130boven mate neerdrukt/ al te diep/ dan rijst wel eens tegelijk na langen duur de gedachte 131in mij op/ misschien is het maar een bangen vreesselijken droom en wij zullen het 132mogelijk later beter leeren inzien en begrijpen. Maar is het niet veeleer werkelijkheid 133en zal het wel ooit beter en niet veeleer erger worden. Velen zou het 134zonder twijfel dwaas en bijgeloovig mogen voorkomen nog aan eene 135verandering tot beter te gelooven.─ Het is s’winters wel eens zoo bar koud 136dat men zegt/ het is al te erg koud/ wat kan ’t mij schelen of er een zomer 137komt/ het kwade overtreft het goede. Maar met of zonder ons goedvinden komt 138er eindelijk een einde aan de strenge vorst en op een goeden morgen is 139de wind om en hebben wij dooiweer.─ De natuurlijke weersgesteldheid vergelijkende 140met onze gemoedsgesteldheid en onze omstandigheden aan veranderlijkheid & wisseling onderworpen 141als het weer/ heb ik nog wel eenige hoop het beter kan worden.
142Schrijft Gij misschien eens spoedig zoo zult Gij mij daardoor verblijden, 143adresseer Uw brief voor ’t geval adres J.Bte Denis/ Rue du Petit Wasmes à Wasmes 144(Hainaut)_10
145Wandelde s’avonds na Uw vertrek naar Wasmes. 146Teekende nog een portret sedert_
147à Dieu/ ontvang in gedachten een handdruk en geloof mij