Een enkel woordje sluit ik nog bij Pa en Moe in1 om U nog even goeden morgen te zeggen. Het regent buiten en dat doet het dezer dagen veel, met storm erbij. Toen Anna en Joan zijn aangeteekend was het een aardigen dag. Anna ziet er nu terwijl Joan hier is heel wat opgeruimder en beter uit dan voor dien tijd.2 Zij denken voor hun huwelijksreisje een togt door Belgie te doen. eerst n. Brussel en vandaar denkelijk naar het zuiden, Luik of Chaudfontaine of de grot van Han. Schreef aan Ds de Jonge dat ik bereid was om dadelijk n. Brussel te komen als werk of pligt mij er riepen, maar dat als er geene gegronde reden bestond waarom het wenschelijk zou kunnen geacht worden dat ik er nu reeds heen ging ik nog gaarne (om reden van Annas trouwen) een week hier zou blijven om alsdan vóór Zondag 25 Aug. over te komen.3
Zeer nieuwsgierig ben ik of de tentoonstelling van schilderijen aldaar dan nog open zal zijn,4 zeer gaarne zou ik die zien.
Het is maar zeer treurig te Prinsenhage, Tante lijdt veel, en allen zijn zeer bezorgd over haar.
Ik verlang naar een woordje van U, hoop U wat uitvoeriger te schrijven zoodra ik te Brussel zal zijn, ook over de tentoonstelling als die ten minste nog niet gesloten is.
Groet Braat & Soek voor mij als gij hen ziet en Ernest. A dieu, heb het zoo goed mogelijk, er gaat geen dag om of er wordt over U gesproken. Schrijf maar weer eens spoedig, en ontvang in gedachten een hartelijken handdruk van