2Over hetgeen wij bespraken1 heb ik nog gedacht, en onwillekeurig dacht ik aan het 3woord “nous sommes aujourd’hui ce que nous étions hier”.2 Dat wil niet 4zeggen dat men moet stilstaan en niet mag trachten zich te ontwikkelen, integendeel 5'is er een drangreden om dat wel te doen en te vinden.
6Maar om aan dat woord trouw te blijven mag men niet achteruitgaan en 7als men is begonnen om de dingen met een vrijen en vertrouwenden blik 8aan te zien dan mag men daar niet van terugkomen of afwijken.
9Zij die zeiden “nous sommes aujourd’hui ce que nous étions hier”/ 10dat waren honnêtes hommes,3 hetgeen blijkbaar is uit de grondwet die zij 11opstelden/4 die wel ten allen tijde zal blijven en waarvan wel is gezegd 12geworden dat zij was geschreven avec le rayon d’en haut et d’un doigt de feu.5 13Het is goed te zijn “honnête homme” en te trachten dat inderdaad meer 14te worden en bijna en ook geheellijk/6 en als men gelooft dat daartoe hoort te 15zijn “homme intérieur et spirituel”7 dan doet men wel.─
16Als men het maar zeker en vast wist dat men daaronder hoorde zou men 17altijd gerust en bedaard zijn gang gaan/ niet twijfelende aan de goede 18uitkomst in het einde.─ Er was eens een man die op zekeren dag in eene kerk ging 19en vroeg/ kan het zijn dat mijn ijver mij heeft bedrogen/ dat ik een verkeerden weg 20heb ingeslagen en het niet goed heb aangelegd, och/ of ik uit deze onzekerheid 21ware en de vaste overtuiging kon hebben dat ik eindelijk zal overwinnen 22en slagen. En toen antwoordde hem eene stem/8 En als gij dat nu zeker 23wist wat zoudt gij dan doen ─ doe nu alsof gij het zeker wist en 24gij zult niet beschaamd worden.─9 Toen ging de man voort op zijn weg/ 25niet ongeloovig maar geloovig10 en terug naar zijn werk/ niet langer twijfelende 26of wankelende.11
27Wat nu aangaat homme intérieur et spirituel te zijn, zou men dat niet 28in zich kunnen ontwikkelen door de kennis van de geschiedenis in het algemeen 29en van bepaalde personen van alle tijden in het bijzonder/ van de Bijbelsche 30geschiedenis af tot die van de omwenteling12 toe en van de Odyssée13 tot de boeken 31van Dickens en Michelet toe_ En zou men niet iets kunnen leeren uit het werk 32van zulken als Rembrandt of uit de Mauvaises herbes van Breton14 of Les heures de la 33journée van Millet15 of le bénédicité van de Groux16 of Brion17 of le conscrit van de Groux18 34(of van Conscience19 anders) of zijn apothécaire20 of Les grands chênes van Dupré21 of de molens en 35zandvlakten van Michel22 zelfs.
36Het is door steeds in die gedachten en dingen te volharden dat men ten laatste met 37een goeden zuurdeessem doortrokken wordt/ dien van droevig maar altijd blijde/23 38en dat blijkbaar zal worden als de tijd van de vruchten gekomen is in ons leven/ 39aan vruchten van goede werken.─24
40Le rayon d’en haut schijnt niet altijd op ons en is wel eens achter de wolken en 41zonder dat licht kan een mensch niet leven en is niets waard en kan niets goeds doen en wie zou beweeren 42dat men zonder geloof in dat hooger licht kan leven en zich niet zou 43bekommeren om dat te krijgen zou bedrogen uitkomen.
44Wij hebben er nogal veel over gesproken wat voor ons pligt is en hoe wij tot 45iets goeds zouden komen, en wij kwamen teregt tot het besluit dat vooreerst 46het ons doel moet zijn om eene bepaalde betrekking te vinden en een vak 47waaraan wij ons geheel kunnen toewijden.
48En ik geloof dat wij het ook eens waren op dit punt/ n.l. dat men letten moet 49vooral op het einde en dat eene overwinning die men zou behalen 50na een geheel leven van werken en inspanning beter is dan eene 51die reeds spoediger wordt behaald.
52Wie opregt leeft en ware moeite en teleurstelling ondervindt en daardoor 53toch niet wordt verslagen is meer waard dan een wien alles voor den 54wind zou gaan en die niets zou kennen dan betrekkelijken voorspoed. 55Want wie zijn het in wie men het duidelijkst iets hoogers opmerkt ─ het zijn 56zulken op wie het woord van toepassing is “laboureurs votre vie est triste, laboureurs 57vous souffrez dans la vie, laboureurs vous êtes bienheureux”/25 het zijn zulken 58die de teekenen dragen van “toute une vie de lutte et de travail soutenu sans 59fléchir jamais”.─26 Het is goed te trachten om zoo te worden.
60Dus gaan wij vooruit op onzen weg “undefessi favente Deo”.─27
61Wat mij aangaat/ ik moet een goed prediker worden, die wat te zeggen heeft 62dat goed is en nuttig kan zijn in de wereld, en het is misschien wel goed 63dat ik een betrekkelijk langen tijd van voorbereiding heb en sterk bevestigd 64word in eene vaste overtuiging voor ik er toe word geroepen om daarover 65tot anderen te spreken. 65a Het is regt data voor men dat werk begint een schat vergadere 65bvan dingen waar anderen iets aan hebben kunnen.
66Laat ons maar stillekens voortgaan, alle dingen onderzoekende en het 67goede behoudende28 en trachtende altijd meer te weten te komen wat 68nuttig is en meer ondervinding opdoende.
69Wee-moed is wel een goed ding om te hebben als men het maar in twee 70'woorden schrijft/wee is in ieder mensch/ daar heeft een ieder reden genoeg 71voor maar moed moet men er bij hebben hoe meer hoe beter en 72het is goed iemand te zijn die nooit wanhoopt.29
73Als wij maar trachten om opregt te leven, dan zal het ons goed gaan ook al zullen wij 74dan ook onvermijdelijk opregt verdriet en ware teleurstellingen ondervinden en ook waarschijnlijk 75ware fouten begaan en verkeerde dingen doen, maar het is zeker waar dat het beter is 76te zijn vurig van geest30 al begaat men dan ook meer fouten/ dan bekrompen en al te voorzigtig_ 77Het is goed om zooveel lief te hebben als men kan want daarin is de ware sterkte en wie 78veel liefheeft die doet veel en die vermag veel/ en wat met liefde gedaan wordt dat wordt 79goed gedaan_ als men getroffen wordt door t’een of ander boek/ b.v. om maar 80'iets te noemen “L’hirondelle, l’alouette, le rossignol”,31 Les aspirations de l’automne, “Je vois d’ici une dame”/32 81“j’aimais cette petite ville singulière” van Michelet/33 dan is het omdat het uit het hart is geschreven 82in eenvoudigheid en met armoede van geest_34
83Als men maar weinige woorden zou zeggen, maar die eene beteekenis 84hadden, zou men beter doen dan met er veel te zeggen die maar ijdele 85klanken waren en even gemakkelijk zouden zijn uit te spreken als zij weinig nut 86zouden doen.
86aDe liefde is het beste en edelste in het menschen hart, vooral wanneer zij in het leven 86bis beproefd als het goud in het vuur,35 gelukkig is hij en vast in zichzelven die veel heeft 86cliefgehad en/ al heeft hij ook gewankeld en getwijfeld/ dat goddelijk vuur heeft bewaard en is teruggekeerd 86dtot hetgeen was in den beginne36 en niet sterven zal 86ein eeuwigheid.─37 87Als men maar trouw blijft liefhebben wat waarlijk liefde waardig is38 88en zijne liefde niet verkwist over waarlijk onbeteekenende en nietige en flaauwhartige 89dingen dan zal men gaandeweg steeds meer licht krijgen en sterker worden. 90Hoe eerder men in een bepaalden werkkring en een 91'bepaald vak zoekt bekwaam te worden en eene betrekkelijk zelfstandige denk- en handelwijze aanneemt 92en hoe meer men zich houdt aan vaste regels/ hoe vaster karakter men zal verkrijgen 93en daarom hoeft men toch niet bekrompen te worden_
94Het is wijs om dat te doen daar het leven maar kort is en de tijd spoedig voorbij gaat_ 95als men in één ding bekwaam is en ééne zaak goed begrijpt dan 96heeft men inzigt en kennis van vele anderen tegelijk, op den koop toe_
97Het is soms goed om veel in de wereld te gaan en onder menschen te verkeeren 97aen men is er bij tijden wel toe verpligt en 97bgeroepen/39 98aof het kan ééne manier zijn “de se jeter dans le travail sans arrière pensée et de toutes ses forces”40 98maar wie eigentlijk liever maar stillekens alleen aan zijn werk zou 99zijn en maar zeer weinig vrienden zou willen hebben die gaat het veiligst 100onder de menschen en in de wereld rond. Men moet het nooit vertrouwen als 101men zonder moeielijkheden of de een of andere zorg of hindernis is 102maar het zich niet al te gemakkelijk maken. En ook in de beschaafdste 103kringen en beste omgeving en omstandigheden moet men iets van den oorspronkelijken 104aard van een Robinson Crusoe41 of van een natuurmensch42 behouden/ 105want anders heeft men geen wortel in zich zelven/43 en het vuur in zijne ziel 106nooit laten uitgaan maar het onderhouden, er komt altijd eene gelegenheid 107waarin dat te pas komt. En wie voor zich zelven de armoede blijft behouden en die liefheeft 108bezit een grooten schat en zal de stem van zijn geweten steeds duidelijk hooren spreken_ 109wie die stem in zijn binnenste die de beste gave Gods is44 hoort en volgt/ vindt daarin ten laatste een vriend 110en is nimmer alleen.
111Gelukkig is hij die geloof heeft in God want hij zal/ al zij het niet zonder 112moeite en verdriet/ door alle moeielijkheden van het leven ten laatste heenkomen_ 113Men kan niet beter doen dan onder alles in alle omstandigheden aan 114alle plaatsen en ten allen tijde de gedachte aan God te behouden en meer aangaande 115Hem te trachten te weten te komen/ dat kan men zoowel uit den Bijbel als 116ook uit alle andere dingen.─ Het is goed om te blijven gelooven dat alles wonderbaar 117is meer dan men zich begrijpen kan want dat is de waarheid/ het is goed om gevoelig en nederig en 118teeder te blijven van hart,45 ook al moet men dat gevoelen soms verbergen want dat is dikwijls 119noodig, het is goed zeer geleerd te zijn in de dingen die verborgen zijn voor de 120wijzen en verstandigen der wereld maar die als van nature geopenbaard zijn aan de armen 121en eenvoudigen/ aan de vrouwen en de kinderkens.46 Want wat kan men leeren dat beter 122is dan hetgeen God van nature in iedere menschenziel heeft gegeven/ wat in den grond 123van iedere ziel leeft en liefheeft/ hoopt en gelooft47 tenzij men het moedwillig vernietige_ 124Daar is de behoefte aan niets minder dan het oneindige en wonderbare, en een mensch doet 125wel als hij met niets dat geringer is tevreden is en zich niet t’huis blijft gevoelen 126zoolang hij dat niet heeft verkregen.─
127Dat is de bekentenis die alle groote mannen in hunne werken hebben uitgedrukt/ 128allen die wat verder hebben gedacht en wat meer hebben gezocht en gewerkt 129en meer hebben liefgehad dan anderen, die zijn afgestoken naar de diepte 130van de levenszee. Afsteken naar de diepte dat moeten ook wij doen indien 131'wij willen vangen en als het somtijds gebeurt dat wij den geheelen nacht te arbeiden hebben 132en niets vangen dan is het goed om het toch nog niet op te geven maar in den morgenstond 133nogmaals het net uit te werpen.48
134Laat ons dus maar stillekens voortgaan/ ieder op zijn weg/ steeds op het licht afgaande 135“sursum corda”49 en als zulken die weten dat wij zijn wat anderen zijn en dat anderen zijn 136wat wij zijn/ en dat het goed is om liefde te hebben onder elkander50 en wel van de beste 137soort/ die alle dingen gelooft en alle dingen hoopt en alle dingen verdraagt en nimmermeer 138vergaat.51
139En ons niet al te bekommerd makende als wij gebreken hebben want die 140er geen heeft die heeft toch een gebrek namelijk dat hij er geen heeft, en wie volmaakt 141wijs zou meenen te zijn die zou wel doen met maar weer eens van voren af aan 142dwaas te worden_52
144Nous sommes aujourd’hui ce que nous étions hier, namelijk “honnêtes hommes” 145maar die in het vuur van het leven moeten worden beproefd53 om innerlijk versterkt 146en bevestigd te worden in hetgeen zij door Gods genade van nature zijn.
147Zoo ga het met ons, jongen, en heb Gij het goed op Uwen weg en God zij met U in 148alle dingen en doe het U wel gelukken/ dat is wat U toewenscht met een hartelijken 149handdruk bij Uw vertrek_54
152’t Is maar een heel klein lichtje/ dat in het kamertje van de zondagschool in de Barndesteeg/55 153laat mij het brandende houden;56 trouwens als ik het niet doe/ geloof 154ik niet dat Adler een man is die het zou laten uitgaan.─