1r:1
1Amsterdam 4 December 1877

2Waarde Theo,
3Zooeven kom ik terug van een bezoek bij Ds Jeremie Meyes, ditmaal vond ik Hem t’huis maar
4Hij moest naar den Kerkeraad,1 dus sprak ik Hem maar even, zag ook Mevrouw en de twee
5jongste kinderen,2 en Mevrouw las mij een gedeelte uit een brief van hun zoon die op het
6instituut aan den Helder is/3 voor. Nu ik zelf in het oordeel van examens ben4 heb ik hart
7en gevoel voor anderen die daar in zijn en ik kan uit enkele uitdrukkingen wel
8zoo eenigzins mij voorstellen hoe zij het hebben.─ Ieder die wil geraken tot eene
9maatschappelijke betrekking moet door een tijd van groote moeielijkheden en inspanning
10heen, het slagen kan van kleinigheden afhangen. Zegt of schrijft men op een examen
11'een woord verkeerd dan kan dat de oorzaak zijn van mislukking.─ “All things
12are full of labour/ man cannot utter it”5 ─ dat is een waar woord en als men
13al te zeer doordacht over de gevaren van allerlei aard waar door men is omringd ─ iedereen
14die geen examen hoeft te doen evengoed als wien dat wacht, dan zou men duizelig
15worden, en dan kwam men er zoo goed als zeker niet, en zou haast geen voet
16durven verzetten.─ Het is wel goed dat uit den Bijbel eene stem tot ons spreekt
17die versterkt met woorden als “Uw hart worde niet ontroerd”/6 “hebt geloof in God”.─7
18Het is ook goed om te zien op zulken die geslaagd zijn en door de moeielijkheden
19zijn heengekomen/ meer dan op zulken die er voor zijn bezweken.
20De menschen maken het moeielijk maar God geeft den zegen. God kan in een mensch
21werken dat hij duizende preeken schrijft en uitspreekt ─ dat is iets goeds en den moeite
22waard ─ en ik hoop dat dat mijn deel zal zijn8 ─ de Prediker sprak van ijdelheid der
23ijdelheden/ alles is ijdelheid/9 en Paulus die was droevig maar altijd blijde10 van “de dwaas-
24heid der prediking”11 maar ondertusschen predikte Hij toch maar en hield niet op en
25telkens weer staat er “Wij liepen”12 en Jezus vooral zeide dat Hij werkte zoo lang het dag
26was eer de nacht kwam waarin niemand werken kan/13 en dat Zijn Vader werkte tot nu toe
27en Hij werkte ook.14
28Hoorde gisteren Ds Laurillard in de Noorderkerk15 over Hand_ iv:32/ En de menigte van degenen
28adie geloofden was één hart en ééne ziel en niemand zeide dat iets van hetgene hij had
28bzijn eigen was, maar alle dingen waren hun gemeen.─
29Hij heeft een heerlijk talent, telkens nieuwe opvatting16 en alles vol geest en leven, er is
30iets eigenaardigs/ iets “evergreens”/17 iets van het onverderfelijke altijd jeugdig en vurige der
31geestdrift/ van die zelfde die ook in Pa is. Ik geloof zoo dat meer dan eenig predikant hier
32Hij zijn geheele hart op zijn Werk heeft gezet.─ Wie dat doet die doet wijs geloof ik en
33zal het langst staande blijven en zal in andere opzigten en aangelegenheden toch gezegend
34zijn.
35Natuurlijk weet Gij dat Oom Hein is overleden, wij mogen wel Goddank zeggen, omdat
36het einde betrekkelijk kalm was en de verlossing eindelijk is gekomen. Als zoo iets gebeurt
37hoort men soms opregter gedachten uit vele harten dan bij voorvallen van minder ernstigen
38aard en dan hoort men van velen zeggen “het leven is kort”.─18 Het beste wat wij kunnen
39vragen is misschien in de beslissende uren van dat leven juist te kiezen en het regte woord
40te spreken.─ Pa heeft zooals Gij ook reeds zult hebben gehoord weer spit in den
41rug gehad, in een zijner laatste brieven schreef Pa over het trouwen van Marijn Aertsen_
42Pa heeft bij die gelegenheid gepreekt over Jezus had Maria en hare Zuster en Lazarus lief.19
 1v:2
44Als Gij kunt schrijf dan zoo spoedig mogelijk wanneer Gij naar Etten denkt
45te gaan en of wij het zoo kunnen schikken dat wij zamen reizen. Zeer gaarne
46zou ik van de gelegenheid van die reis willen gebruik maken nog een
47trein over te blijven te Haarlem en vooral ook om te Dordrecht nog stil te blijven_20
48Heel graag zou ik willen wij zamen nog naar Dordt gingen/
49zou dat niet kunnen.─
50Heb pas eenige geschriften die ik wel zoo goed mogelijk verzekeren wilde/ laten
51binden/ het was een prettig gevoel toen ik ze t’huis kreeg, gaf ze in eene
52binderij hier vlak bij in een van de naauwe straten van Kattenburg/ daar
53worden allerlei godsdienstige werken uitgegeven21 en de winkel hoort aan twee
54broeders die er uitzien data zij mij aan twee dingen deden denken
55onwillekeurig, namelijk aan kerkuilen en aan de leeuwenkoppen op de deuren.
56Heb nog al veel geloopen deze week/ het kan geen kwaad de stad zoowat te kennen.
57Had vandaag toen ik zat te werken voor mij liggen een blad uit de Cours de Dessin
58Bargue/ 1re partie No 39/ Anne de Bretagne.22 Dat hing reeds te
59Londen op mijn kamer met No 5323 en toen hing “Un jeune Citoyen”24 tusschen beiden/
60wat ik in het begin schoon en goed vond dat vind ik nu ook nog zoo.─
61De uitdrukking op dat gezigt van die bewuste Anne de Bretagne is edel en doet
62aan de zee en rotsachtige kusten denken. Ik zou hare geschiedenis wel eens
63willen weten. Het is een waar koningskind.25 De Lemud zou hare figuur wel
64goed hebben geteekend.
65Wel heel graag zou ik hebben wij ook te Haarlem zamen konden zijn, schrijf in elk
66geval wanneer en voor hoe lang Gij verlof zoudt kunnen krijgen.
67Jongen ik verlang zoo naar Kerstmis en naar huis en naar U; als Gij schrijft
68denk dan om op te geven wat ik u vroeg aangaande die lithographieën_26
69Breng maar zooveel Gij kunt van Uwe prenten mede, al ken ik ze/ ik zie ze nog weer
70graag eens terug.─
71t’Is een aardig gezin dat van Ds Meyes ─ maar zoo als Pa is toch geen der predikanten_
72Zijn werk is geniaal en bovendien een beter man dan Pa is/ zal niet ligt worden
73gevonden want Hij weet zich zelf te bedwingen en te regeeren en te doen wat goed en
74pligt is/ meer dan Zijn eigen wil.
75Na de kerk ll. Zondag ontmoette ik die bewuste persoon die in den boekhandel
76van Centen is/ met Wien Gij hebt gereisd en die ook ik bij Braat en ook hier heb
77ontmoet.27 Heb hem aangesproken en zoo als Gij mij hadt verzocht uwe groete gedaan.
78Hij was ook bij Ds Laurillard geweest. En dezen morgen zag en sprak ik hem ook weer
79aan het Postkantoor. Hij laat u groeten. Voor ik van U wist wie het was had zijn voorkomen
80mij reeds dikwijls getroffen, ik zou wel wat meer van hem willen weten.
81Zoo is er weer bijna een jaar voorbij waarin voor mij heel wat gebeurde en met dank-
82baarheid zie ik er op terug. Als ik den tijd bij Braat doorgebragt en de maanden van studie
83hier zoo in ’t algemeen overzie dan zijn dat waarlijk twee goede dingen. Jongen als
84ik de volgende Kerstmis eens op de academie was en reeds door de eerste moeielijkheden
85van het begin heen evenals ik nu door het begin van latijn en grieksch ben/ wat zou ik blij zijn_
86Undefessus favente Deo/ “onvermoeid met Gods gunst”/ dat is wel een goeden staat om
87in te zijn en een woord dat Mendes lief heeft,28 hij sprak er mij over verl. zaturdag.
88Schreef heden aan Harry Gladwell en deed ook Uwe groeten/ ik hoop dat hij naar
89huis zal gaan met Kerstmis.─29
 1v:3
90Heb heden voor Uw St Niklaas30 U gezonden twee kaarten uit Stieler/ n.l. the British Isles
91en Normandie & Bretagne.31 Hang ze eens een tijd op uwe kamer, beloof mij dat Gij dat
92zult doen, ik heb ze beiden nog al zorgvuldig nageteekend zoo als Gij weet en die van
93Engeland zelfs tweemaal/ op die het best uitviel schreef ik de verdeeling van het land en
94de namen in t’Latijn en veranderde de omliggende landen zooals zij in den tijd der Romeinen
95waren, b.v. het meer Flevo in plaats van de Zuiderzee. Om dat te doen ging ik eenige
96morgens vroeger dan gewoonlijk naar Mendes en vergeleek daar mijne kaart met die
97van Britannia/ Caledonia en Ierne in den Atlas Antiquus van Sprüner Menke.32
98Deze heb ik dus niet meer noodig en voor U is het goed ze eens een tijd onder
99de oogen te hebben_ Bij Ds Meyes aan huis hoorde ik ook over dien atlas van Stieler
100spreken_ Zijn zoon die op t’instituut te Helder is heeft den atlas kompleet en schreef
101o.a_ in zijn laatsten brief hij de wereldkaart33 had nageteekend_ Gij weet misschien dat oom
102Cor hem ook heeft liggen in de kamer waar dat groote Schij van Bernier34 hangt.
103Zag bij Oom onlangs eene groote teekening v_ Bosboom/ Sacristie/35
104ook twee van Mej_ v_ Bosse die zeer mooi waren/ vooral die welke een boerenerf
105voorstelde. Dan zult Gij tegelijk met de kaarten ontvangen Gruson/
106Histoire des Croisades.36 Gaf datzelfde boekje ook aan Mendes die er mede is
107ingenomen;─ al zoudt Gij geen tijd hebben om het van ’t begin tot het eind te lezen/
108blader het dan toch van ’t begin tot het eind door/ dan zullen de schoonste
109passages U van zelf in ’t oog vallen. Als het werk van Thijs Maris mooi
110is dan is dit het ook. Stuurde aan Cor voor zijn St Nicolaas, daar Oom
111Jan een kistje naar Etten zond, eene lith_ naar J. Maris/ voorstellende een
112Meiske dat van het kerkhof af komt dat men met de grafsteenen en het kerkje
113op den achtergrond ziet_ Bij een van de grafzerken zit een monnik_37
114Hebt Gij die niet/ ruil dan met Cor tegen eene andere lithographie.
115Quand il n’y a plus rien il y en a toujours encore/ zegt het spreekwoord
116en dat ondervond ik van morgen, toen ik dacht dat ik aan niemand een
117St Niklaas kon geven, want voor allen heb ik toch nog wat gevonden, al is ’t niet veel,
118Pa en Moe hebben eene kaart die ik teekende.─38
119Het begint reeds te schemeren en het gezigt uit het raam naast mij op de werf is onbeschrijfelijk
120schoon met dat laantje van populieren waarvan de slanke vormen en dunne
121takjes zoo fijn zich afteekenen tegen de grijze avondlucht/ en dan het oude gebouw
122van het magazijn in het water39 dat zoo stil is als “de wateren des ouden vijvers”
123waarvan in het boek van Jesaja wordt gesproken,40 de muren van dat magazijn
124zijn beneden aan het water geheel groen en verweerd.─ Dan beneden het
125tuintje en het hek daaromheen met de rozenstruiken en overal op de werf de
126zwarte figuurtjes der werklieden en ook het hondje_ Zooeven ook het figuur
127van Oom Jan met Zijn lang grijs haar toen Hij waarschijnlijk eens de rondteb
128ging doen_ In de verte de masten der schepen in het dok/ vooraan de
129Atjeh41 geheel zwart en de grijs en roode monitors42 en juist worden hier en daar
130de lantaarns aangestoken.
131En daar gaat nu juist de bel en komt de heele stroom werklieden naar de
132poort toe en tegelijk de lantaarnopsteker om de lantaarn op het plein
133achter het huis aan te steken.
 1r:4
134Heb Ds Laurillard eenigen tijd geleden bij de viering van het Avondmaal ook
135zoo goed hooren spreken over den tekst “Het Woord des kruizes is eene kracht Gods”43
136omdat het is het woord der waarheid dat de gedachten van vele harten openbaar maakt/
137omdat het is het woord des Eeuwigen Levens,44 het woord dat uit den mond Gods uitgaat waarbij
138de mensch zal leven en niet bij brood alleen/45 met het leven dat meer is dan het voedsel46 hetwelk is
139God te kennen/ den Eenigen Waarachtigen God en Jezus Christus Dien Hij gezonden heeft/47
140en omdat Hemel en aarde zullen voorbijgaan maar het Woord des Kruizes geenszins zal voorbijgaan_48
141'Hebt Gij ooit van Zijne boeken gezien_ “Uit de Cel”49 moet o.a_ zeer mooi zijn en dit stukje uit Rust een
142weinig50 heeft mij getroffen:

142*Wat Gode ’t meest behaagt

143Een zekere gevallen Engel zou in gunst weer opgenomen worden in den Hemel, als hij derwaarts bragt
144de gave, die aan God het meest behaagt.─ Verblijd door die toezegging en vol van hope wendde hij
145zich toen naar de aarde. Hij zweefde over een veld, waar een woeste en hevige strijd werd gevoerd_
146’t Was een strijd tusschen de benden van een tiran en eene schare van dapperen die kampten voor de
147vrijheid van hunne haardsteden en altaren. Moedig streden zij maar met ongunstigen uitslag_ Hunne
148rijen werden echter vreeselijk gedund, en ten laatste was slechts één man van hen over. Getroffen door
149den volhardenden moed van dezen held en zijn gewezen medestanders bood de dwingeland
150hem aanzien en eer. Het antwoord was een pijlschot_ Maar dat pijlschot mistte zijn doel, en
151oogenblikkelijk werd de heldhaftige vriend der vrijheid ter neder geslagen. De gevallen Engel
152daalde neer bij zijn lijk en nam een drop van zijn bloed, en dacht dat dat wel de gave zou
153zijn die hem weer toegang geven zou tot den door hem verbeurden Hemel. Maar aan de
154Hemelpoort vernam hij dat hij nog eens moest zoeken. Want dat er iets anders/ iets hoogers nog was.─
155Na weinige oogenblikken zweefde hij over een bosch. Vanuit dat bosch klonken kermende
156en klagende toonen hem tegen_ Hij kwam naderbij en zag daar een jongeling liggen, met
157een tint als van lood op het ingevallen gelaat. ’t Was een offer van de pest. Die jongeling was de stad
158uitgeslopen, opdat de maagd die hij liefhad en die hem beminde, niet mogt sterven, door in de
159nabijheid te komen van hem. Maar Zij zocht en zij vond hem.─ Toen ontstond er een treffende strijd
160tusschen Liefde en Liefde. Zijne liefde naar haar riep, als waanzinnig: ga weg! en hare liefde voor hem
161antwoordde met standvastigheid: neen! Zoo stierven die beiden te zamen.─ De gevallen Engel
162ving den laatsten zucht, die over hare lippen kwam, op en spoedde zich daarmee omhoog, in de
163zekere hoop dat deze gaaf hem den Hemel zou openen. Maar aan de Hemelpoort vernam hij
164dat hij nog eens moest zoeken, dat er iets anders, iets hoogers nog was. Ten derden male
165richtte nu de teleurgestelde Geest zijne vlugt naar de aarde.─ Daar zag hij onder zich een lagchend
166en liefelijk landschap, beschenen door de schuine stralen der langzaam ten ondergang
167neigende zon. Een aanvallig knaapje sprong opgeruimd en vrolijk daar rond, nu eens
168zich heenwendende naar eene bekoorlijke bloem, dan weder een kleurigen vlinder vervolgend_
169Weldra kwam daar een ruiter aan, die bij eene daar aanwezige beek van zijn paard
170steeg, dat bezweet was en hijgde. Zijn gelaat drukte woestheid uit, en had in alle
171trekken iets stuitends, iets dat van boosheid sprak. Maar bij den aanblik van het kind
172kwam er eene zachtere uitdrukking op, en het had iets diep weemoedigs, toen het
173woord aan zijne lippen ontsnapte: Kind! ik was eenmaal zoo als gij! Daar klepte
174een klokje. ’t Was een klokje dat opriep tot het avondgebed.─ Het kind knielde neder
175en bad. Toen werd het hart van den woestaard verbrijzeld, en bij den smartekreet:
176'Zoo heeft mijne Moeder mij ook leeren bidden! schoot er eensklaps een traan uit zijn oog.
177De gevallen Engel nam dien traan van zijne ruige wang af, en vloog er mede weg
178naar den Hemel. En, ja! die traan des berouws was de gave, die God ─ Die geen
179lust heeft in den dood des zondaars maar daarin dat hij zich bekeere en
180leve51 ─ veel meer dan iets anders behaagde. De balling zag den Hemel weer voor zich opengedaan.─52

181Gij zult het dezer dagen wel zeer druk hebben waarschijnlijk/ is er echter een oogenblikje
182schrijf dan eens, en vooral/ zoodra Gij kunt bepalen wanneer Gij naar Etten zult gaan/ zorg
183dan dat ik het weet. Zou het niet kunnen wij nog eens zamen naar Dordt gingen Vrijdag of
184Zaturdag vóór Kerstmis, het is goed om van de reizen en togten die men moet doen maar
185zooveel mogelijk te profiteeren. Heb zegen bij alles wat Gij doet en als het kan goede brieven
186op St Niklaas. Groet uwe huisgenooten hartelijk/ ook de familie Tersteeg/ Haanebeek en van Stockum
187als Gij er mogt komen. Kent de Hr Tersteeg die kaarten van Stieler? à Dieu Theo, als ik
188misschien niet meer schrijf voor wij elkaar ontmoeten bij leven en welzijn, dan tot ziens. Ontvang
189een hartelijken handdruk in gedachten en geloof mij steeds

190Uw liefh. broer
191Vincent

43Oom Jan laat U groeten/ ook Oom en Tante Stricker.


11 “All < All
141 gezien “Uit de Cel”, moet o.a. < Alternative emendation: ‘gezien? “Uit de Cel” moet o.a.’.
176 schoot < Schoot
top