Dank voor Uw besten brief, dank ook voor dat stuk uit Michelet,1 dat ik geschreven heb achterop de kaart van Normandië en Bretagne, wat is dat toch goed en mooi met eigenaardige grillige schoonheid, waarvan wij misschien de schoonste uitdrukking wel vinden in dat verhaal van Elia bij de beek Krith en bij die weduwe2 ─ het is geschreven met eenvoudigheid des harten3 en armoede van geest,4 door een die was droevig maar altijd blijde.5 Goed dat Gij die kaarten van Stieler en Sprüner Menke6 zult gaan zien op de bibliotheek; ook die zijn schoon met de zelfde schoonheid, het is goed dikwijls te denken aan dat Schotland.─ Gisteren avond was ik bij Oom Cor en zag ze daar nogmaals ─ zoo was de ziel van Elia,7 denk ik het mij zoo, meer dan eenige andere die van Christus, “the manof Sorrows and acquainted with grief”,8 vol van zulke dingen, ook die van onzen Vader en Moeder. Dickens had het ook, eens zag ik een portret van hem dat ik niet zal vergeten, vreemd en men zou zeggen woest, waar hij zat op een stoel bij een vuur, geloof ik, alsof hij de oogen hield op den een of ander.9 In dien atlas van Stieler is eene kaart van the British Isles en eene van Engeland,10 Schotland (superbe)11 en Ierland afzonderlijk.─12 Als Gij den atlas doorziet let dan ook op die van Denemarken,13 Zweden & Noorwegen14 & vooral ook die van Griekenland.15 Engeland is een land naar Gods hart, als men die kaarten aanziet dan moet men wel denken, God is wijs en groot, Die dat zoo heeft gemaakt opdat het zij wat het is.─16
Pa schreef uit Brussel en telegrafeerde later aan de beide Ooms17 om te komen. Toen de brief kwam was Oom Jan juist naar de Leidsche Straat18 en ging ik er ook heen om den brief te brengen, echter niet weinig in angst zijnde dat Oom Jan juist naar huis zou zijn teruggegaan en wij elkander dus zouden misloopen. Op den Dam zag ik Oom staan bij een lantaarn wachtende op den omnibus. Wij gingen toen in het bestelhuis van v. Gent & Loos of de Holl. spoor daar op den Dam19 en lazen den brief. Den volgenden morgen zijn zij beiden vertrokken, nu is Oom Cor weer terug.─ Bitter bitter treurig is het daar te Brussel gesteld als men zulke dingen hoort ─ zoo vreesselijk, en die toch ons ook kunnen treffen want wie zijn wij en wat onderscheidt ons, dan begrijpt men er wel iets van waarom Hij dat woord sprak “Zoo wie niet haat ook zelfs zijn eigen leven die kan Mijn discipel niet zijn”,20 want er is reden om dat leven te haten en wat werd genoemd “het ligchaam dezes doods”.21 En wel teregt is er gezegd: Si vous desirez apprendre et savoir utilement quelque chose, aimez à rester inconnu et à n’être compté pour rien et l’étude la plus élevée et la plus utile c’est de se bien connaître et de se mépriser.─ Se mépriser et penser toujours favorablement des autres, c’est grande sagesse.─22 Heureux celui que la Vérité instruit par soi-même, non par des figures et des sons fugitifs, mais par soi-même en se montrant telle qu’elle est.─23 Gelukkig is het dat tot die waarheid ook hoort dat er is een leven na dit leven dat God zal geven aan die Hem liefhebben24 van ganscher harte. En gelukkig is hij die leeft ook bij dat brood des levens25 hetwelk is het woord des Eeuwigen Levens26 dat uit den mond Gods uitgaat.─27
Heb voor Mendes moeten teekenen eene kaart van het oude Italie of liever twee want ik maakte er ook eene van Midden Italie zoo ongeveer van Rome tot Napels op grooter schaal waarbij in een hoek nog een van Latium (waar Rome in lag) afzonderlijk.
Toen ik dien avond Oom Jan zag staan op den Dam herinnerde mij Zijne figuur aan die van Landseer’s Highlander (of heet de gravure “the mountain top”?).28
Maakte deze week eene visite bij Ds Jeremie Meijes, ging er heen toen het regende in de hoop Hem t’huis te treffen doch hij was toch uit, wie weet of Hij niet om de zelfde reden juist op dat oogenblik een ander was gaan bezoeken. Maar Zijne vrouw was t’huis en zat in een klein kamertje als het achterkamertje te Etten (alleen dit was aan straat) te werken. Zij doet mij denken aan Mrs Jones en wat het uiterlijk aangaat zou zij vooral als zij zoo’n japon van Engelsch stof aan heeft, schotsch b.v., voor een Engelsche kunnen doorgaan. Het zijn zulke aardige menschen, ontmoette hen onlangs op eene lezing en zij staken bij het overige publiek af even als een bemosten ouden appelboom of een rozenstruik van het kerkhof of een iepenboom met kraaijennesten zou afsteken bij allerlei onnatuurlijke uitheemsche gewassen.
Oom Cor vertelde mij van eene wandeling die Hij deed met Oom Jan in het Bois de Cambre.29 Gij kent dat knoestige kreupelhout en de boomen daar met hun vreemde vormen en het was een stormlucht met groote wolken, weerkaatsende in de plassen op den grond. Het is een diep melankolieke reis voor hun beiden en voor Pa ook geweest. Den negenden dag komt er dikwijls verandering in zoo’n toestand, dat wilde Oom Jan afwachten en blijft nog tot Maandag waarschijnlijk. (De berigten uit Prinsenhage zijn ook niet gunstig.)30
Het boekje over de Kruistogten (Histoire des Croisades, Gruson)31 hoop ik U in ’t begin der volgende maand te sturen. Lees het eens en dan geven wij het zamen aan Pa. Zat er hedenavond aan het station op den trein waarmede Oom Cor moest komen wachtende nog in te lezen.
En Brion is ook gestorven,32 wel is het een schoon werk dat hij deed in zijn leven. Kent gij van hem Un Enterrement sur les bords du Rhin, een oud schilderij?33 Dat op den Luxembourg, “Noé”,34 vind ik ook zoo mooi en wat heeft hij van alles gemaakt, hij had een groot talent en heeft er mede gewoekerd en winst gedaan.35 Ook in de geillustr. uitgave v. Erckmann Chatrian zijn vele illustraties door hem.36 L’invasion37 is ook wel een van zijn mooiste schilderijen.
Morgen zal Pa Marijn Aerssen trouwen,38 dat is een flink man en Brion zou hem wel goed hebben geschilderd.
Als Gij nog hebt in den winkel eene oude lithographie, eene Godsdienstoefening ergens in Lapland39 of zoo en ook die van Meyer von Bremen & pendt die t’huis ook hangen, Moeders met kinderen,40 houd die dan apart en schrijf eens wat zij kosten. En nog iets, als er nog zijn van die Christus Consolator en pendt.─41
Dat portret van de Ruyter, een oude aquatint dat hier bij Oom in de kamer hangt, dat is toch ook mooi, zoo dikwijls zie ik er naar, er is een stormachtige of onweersachtige uitdrukking in,42 iets zooals ik mij Cromwell voorstel.─
Zag bij Oom Cor eene nieuwe gravure naar Ernskine Nichol “Sabbath”,43 eene oude vrouw die in den regen naar huis gaat, dat is zeer goed en met bekwaamheid gegraveerd.
Morgen ochtend ga ik naar het u bekende Engelsche kerkje, dat ligt daar s’avonds zoo vredig in dat stille Bagijn hof44 tusschen de doornheggen en schijnt te zeggen “In loco este dabo pacem”, dat is “in deze plaats zal Ik vrede geven”, zegt de Heer.─45 Amen, be it so.─
Des morgens is het een aardig gezigt op de werf nu het eerst zoo laat licht wordt in de donkere dagen voor kerstmis en het werkvolk eerst om 7 uur komt.─ Het stormt buiten, wij hebben dezer dagen wind en regen genoeg.
Bij het vertalen van de oude Romeinsche geschiedenis las ik hoe als teeken en bewijs van goedkeuring en zegen van Boven, op het hoofd van enkelen zich soms een raaf of adelaar nederzette,46 mij dunkt die mannen moeten er hebben uitgezien als Pa of ook als Oom Jan of Oom Cor. God, den Eenigen Waarachtigen47 is niet van gisteren of heden alleen maar van den beginne af altijd dezelfde48 en zoo ook de man naar Gods hart van Wien wij zulk een heerlijk en treffend voorbeeld zien in Ulysses van Ithaca en zijn zoon Telemachus.─49 Het is goed om die geschiedenis te kennen en ik acht het eene reden van groote vreugde en acht mij zelven gelukkig dat het mij wordt gegeven aangaande die dingen het een en ander te hooren.─
Nu heb ik van Oom Cor gekregen A childs history of England van Dickens, weet niet of ik U dit reeds schreef, dat boek is fijn goud,50 ik las er o.a. de beschrijving van den slag bij Hastings in.51 Ik geloof dat als men een paar boeken aandachtig leest als Motley,52 als dat van Dickens, als Gruson, Croisades, men onwillekeurig een goed en eenvoudig oog53 moet krijgen voor de geschiedenis in het algemeen.─ Jongen als ik mijn examen eens goed deed, als God mij dat gaf, wat een uitkomst zou het zijn. Dat eerste examen met al die vakken die wel eenvoudig schijnen maar toch lastig genoeg zijn,54 als dat goed en wel achter den rug is dan zal ik goeden moed hebben voor hetgeen volgen moet.
Kom daar juist uit de Engelsche kerk, de preek was over Matth. IV:1 de verzoeking in de woestijn,55 en de laatste woorden van de preek waren “Blessed is the man who endureth temptation for when he is tried he shall obtain the Crown of life which the Lord hath promised”.56 Het regent en waait vervaarlijk en het weer was zoo vreemd en de lucht, dat ik nog een eind omliep door die Zwanenburger straten57 met al die ophaalbruggen en den Groenen Burgwal over en om de Zuider kerk58 heen. Veel menschen waren er niet in de kerk59 maar menig gezigt met eigenaardig aantrekkelijke uitdrukking waaruit een goed karakter spreekt, ik ben er zoo graag in dat kerkje. Op menig gezigt daar stond als het ware te lezen wat men vinden kan in die Engelsche boeken van Eliot & anderen.
Moet van middag naar Stricker, zij zijn daar in groote zorg over Paul, er is aan ’t ministerie v. Koloniën een telegram dat hij naar Holland moet terugkeeren door slechte gezondheid en er een plaatsvervanger voor hem wordt gevraagd ─ en tot heden toe hebben zij noch van hem zelven noch van den Heer Scheffer eenig berigt.60 Oom was niet wel deze week, een soort koorts en hoofdpijn van zorg denk ik, preekt heden niet. Was er deze week tweemaal ten eten toen Oom Jan weg was.
Ik moet nog werken, nog Latijnsche themas voor morgen ochtend en verder wat ik kan. Schrijf weer eens spoedig als Gij kunt en heb het in alle opzigten zoo goed mogelijk. Voor kerstmis hoop ik nog enkele van die kaarten van Stieler te hebben, ik ben nu aan het studeeren en al kost het iets meer, het moet goed zijn en ik wil trachten het te doen zóó als ik dat van anderen die het ernstig opnemen zie ─ t’is een loop en strijdvoor mijn leven61 ─ niet meer of niet minder.─ Wie de kuur dezer studie doorstaat en er tot het einde toe in volhardt zal haar van zijn leven niet vergeten en dit gedaan te hebben is eene goede bezitting.
Die Wierda62 is toch een trouw bediende en wel zeer knap geloof ik, men vindt toch veel aardige menschen in den boekhandel, C.M., de Hr Braat,63 Schröder64 hier (van dien heeft Mendes zijne boeken en ik kom er ook wel eens), Wierda, de Hr Tersteeg zou men er ook wel onder kunnen rekenen en dat jongemensch dien Gij op reis hebt ontmoet65 onder anderen, en Gij zijt er ook in, houd maar wat gij hebt want Gij zijt ook in den strijd. Gelukkig is hij die zonder al te groot zelfverwijt op zijn leven kan terugzien en durft zeggen “ik wanhoop nooit”.66 Groet Uwe huisgenooten, à Dieu jongen, wij moeten ons best doen met Kerstmis zamen te reizen, ontvang in gedachten een hartelijken handdruk van