1r:1
Amsterdam 18 Sept. 1877.

Waarde Theo,
De tijd nadert dat Gij voor de Heeren G&Cie zult op reis gaan en reeds verheug ik mij er op U weer te zien en te spreken.─
Wat ik U wilde vragen is dit. Zoudt Gij het niet zoo kunnen schikken dat wij eenigen tijd wat gerust en bedaard zamen zouden zijn, ik dacht zoo minstens een geheelen dag.
Deze week was Mendes uit de stad, logeert eenige dagen bij een Ds. Schröder1 te Zwolle die in der tijd les van hem kreeg. Hierdoor minder bezet zijnde kon ik het voornemen ten uitvoer brengen om de etsen van Rembrandt op het Trippenhuis eens te gaan zien, ben er dezen
morgen geweest en ben blij ik het heb gedaan.─2
Nu dacht ik daar zijnde: zouden Theo en ik die niet zamen eens kunnen zien? denk er eens over of Gij een dag of nog langer kunt afzonderen voor dergelijke dingen.
Wat zou iemand als Pa die zoo menigmaal des nachts, ook met een lantaarn voorzien,3 togten maakt b.v. naar een zieke of stervende om met hem te spreken over Hem wiens woord ook nog een licht is4 in den nacht van lijden en doodsangst, gevoel hebben voor etsen van Rembrandt. Zooals de vlucht naar Egypte bij nacht5 of de begrafenis van Jezus.─6 Die verzameling op het Trippenhuis is prachtig en ik zag er veel dat ik vroeger nooit had ontmoet, ook sprak men mij daar over teekeningen van R. op Fodor.7 Als Gij denkt het goed is spreek er dan eens over met den Heer Tersteeg, en schrijf van tevoren een woordje wanneer Gij komt, dan werk ik vooruit om vrij en ter uwer beschikking te zijn wanneer Gij komt.─
Ik kan niets van dien aard zien, ook schilderijen b.v., of ik denk aan U en aan Pa en allen t’huis.
Zit anders tot over de ooren in het werk want het wordt mij duidelijk wat ik eigentlijk moet weten, wat zij weten en waardoor zij bezield worden die ik gaarne zou willen volgen. “Onderzoek de schriften”8 staat er niet voor niets maar dat woord is een goeden wegwijzer, en ik zou wel zulk een schriftgeleerde willen worden die als een heer des huizes uit zijnen schat oude en nieuwe dingen kan voortbrengen.9
Maandag avond bragt ik bij Vos & Kee door, die hebben elkaar wel lief en dat waar Liefde woont de Heer Zijn zegen gebiedt,10 kan men wel opmerken. het is daar aardig aan huis, alleen erg jammer dat hij geen domine is kunnen blijven.─11 Als men hen zoo zamen ziet zitten des avonds bij het vriendelijk licht12 van hunne lamp in het huiskamertje en daar vlak bij de slaapkamer van hun jongen13 die van tijd tot tijd wakker wordt en zijn Moeder om het een of ander vraagt dan is dat een idylle maar zij kennen de barre dagen en slapelooze nachten ook en angst en zorg.14 Wandelde terug over de groote zandwerken daar bij de Oosterspoor15 die gij wel kent, en langs den Buitenkant, de maan scheen en alles was vol van M. Maris of Andersen.16
Vandaar is het zulk een heerlijk gezigt over de stad & torens, met de lichten hier en daar, aan den eenen kant en het IJ en Bickers eiland aan den anderen. En het was alles zoo doodstil, “’t verdorde blaadje ritzelt niet, ’t gestarnte spreekt alleen.─17 When all sounds cease, God’s voice is heard under the stars”.18
 1v:2
Was ll. Zondag in de O.Z. Kapel19 waar Ds Jer. Meyes preekte over Pred. XI:7-XII:7.

“Verder, het licht is zoet en het is den oogen goed de zon te aanschouwen, maar indien de mensch vele jaren leeft en zich verblijdt in die allen, zoo laat hem ook gedenken aan de dagen der duisternis want die zullen vele zijn en al wat gekomen is is ijdelheid. Verblijd u, o jongeling, in uwe jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten, en in de aanschouwing uwer oogen, maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen in het gerigt. Zoo doe dan de gemelijkheid wijken van uw hart en doe het kwade weg van uw vleesch want de jeugd en de jonkheid is ijdelheid.─ Gedenk aan uwen Schepper in de dagen Uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen en de sterren verduisterd worden, en de wolken wederkomen na den regen.─
Ten dage wanneer de wachters des huizes zullen beven en de sterke mannen zich zelve zullen krommen, en de maalsters zullen stilstaan, omdat zij minder geworden zijn, en die door de vensteren zien zullen verduisterd worden, en de twee deuren naar de straat zullen gesloten worden, als er een zacht geluid der maling is en hij opstaat op de stem van het vogelken, en al de zangeressen zullen nedergebogen worden.─ Ook wanneer zij voor de hoogte zullen vreezen, en dat er verschrikkingen zullen zijn op den weg, en de amandelboom zal bloeijen en dat de sprinkhaan zich zelven een last zal wezen, en dat de lust zal vergaan, want de mensch gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers zullen in de straten omgaan.─ Eer dan de zilveren schaal ontketend wordt en het rad aan den bornput in stukken gestooten wordt, En het stof wederom tot de aarde keert, als het geweest is en de geest keert tot God Die hem gegeven heeft.”─20 Zoo wat de mensch zaait dat zal hij ook maaijen en die naar den Geest zaait zal uit den Geest het Eeuwige Leven maaijen.─21

Dan heb ik ook Ds Laurillard nog eens gehoord in de vroegpreek22 over: Jer VIII:7, Zelfs een ooijevaar aan den hemel weet zijne gezette tijden, en eene tortelduif en kraan en zwaluw nemen den tijd harer aankomst waar.
Hij vertelde hoe hij op een weg had gewandeld waar de bladeren reeds van de boomen vielen en eene vlugt trekvogels had gezien en sprak over het verschijnsel van het trekken  1v:3 der vogelen, en hoe ook de mensch eenmaal zal wegtrekken naar warmer land. Hij behandelde dit onderwerp in den geest van Michelet of Ruckert of zoo als velen het ook hebben geschilderd, o.a. Protais, Souvenirs de la patrie.23
Pa schreef Gij naar Antwerpen zijt geweest, ben verlangend om te hooren wat Gij daar hebt gezien, lang geleden zag ik de oude Schijen op het Museum ook24 ─ en meen mij zelfs nog een mooi portret van Rembrandt te herinneren,25 als men alles duidelijk kon onthouden zou heerlijk zijn maar het is daarmede even als met het gezigt op een langen weg, in de verte schijnen de dingen kleiner en als in een nevel.
Er is hier op een avond brand geweest op het water n.l. eene schuit met arak of iets dergelijks.26 Was met Oom op de Wassenaar,27 er was betrekkelijk geen gevaar daar men de brandende schuit tusschen de andere schepen uit had weten te krijgen en die aan een paal had vastgelegd. Als de vlam wat hoog werd zag men den Buitenkant en de zwarte rij menschen die daar stonden te kijken en de bootjes die om den gloed heen en weer voeren schenen ook zwart in het water waarin de vlam weerkaatste, ik weet niet of Gij photographiën naar Jazet kent die in der tijd in de Gal. photogr. waren, nu echter zijn vernietigd, “La nuit de noël”, “la conflagration” en anderen,28 het was iets dergelijks.─
Het begint reeds te schemeren, “blessed twilight” noemde Dickens het29 en wel had hij gelijk. Blessed twilight vooral wanneer twee of drie in eensgezindheid bijeen zijn30 en als schriftgeleerden uit hunnen schat oude en nieuwe dingen voortbrengen even als een heer des huizes.31 Blessed twilight wanneer twee of drie vergaderd zijn in Zijnen naam en Hij zelf als in het midden van hen.32 En zalig hij die deze dingen weet en ze ook doet.33 Dat wist Rembrandt want uit den rijken schat Zijns harten34 heeft Hij onder anderen voortgebragt die teekening in sepia, houtskool, inkt &c. (die op het Brittish museum is) voorstellende het huis te Bethanië.─35 In die kamer heerscht de schemering, de gestalte des Heeren, edel en indrukwekkend, teekent zich ernstig donker af tegen het raam waardoor de avondschemering binnen valt. Even als de figuur van John Halifax. Die zeide dat hij een Christen was, tegen een raam met witte gordijnen in eene kamer in dat Rose Cottage meen ik, op een avond zooals er velen met zooveel gevoel in het boek worden beschreven.─36 Aan de voeten van Jezus zit Maria die het goede deel had gekozen dat van Haar niet zou weggenomen worden37 en Martha is in de kamer bezig met het een of ander, als ik mij wel herinner om het vuur aan te stoken of iets dergelijks.─38 Die teekening hoop ik niet te vergeten noch ook hetgeen zij mij scheen te zeggen: Ik ben het licht der wereld, zoo wie Mij volgt zal in de duisternis niet wandelen maar zal het licht des levens hebben,39  1r:4 het licht des Evangelies dat aan de armen gepredikt wordt in het Koningrijk Mijns Vaders,40 dat schijnt, als eene kaars geplaatst op een kandelaar, op allen die in het huis zijn.─41 Ik ben gekomen opdat zij het leven zouden hebben en opdat zij het overvloedig hebben.42 Ik ben de Opstanding en het Leven. Zoo wie in Mij gelooft zal leven al ware hij ook gestorven en een iegelijk die leeft en in Mij gelooft zal niet sterven in eeuwigheid.─43 Zoo iemand Mij liefheeft, Mijn Vader zal hem eeren en Wij zullen komen en woning bij hem maken,44 wij zullen tot hem komen en Wij zullen het Avondmaal met hem houden.─45 Zulke dingen zegt de schemering tot wie ooren heeft om te hooren en een hart om te verstaan46 en om geloof te hebben in God ─ blessed twilight.─
En op dat schilderij van Ruyperez, l’Imitation de Jesus Christ,47 is het ook schemering en ook op eene andere ets van Rembrandt “David in het gebed tot God”,48 ja! aan “blessed twilight” hebben wij die woorden te danken “gelijk een hert schreeuwt naar de waterstroomen, alzoo schreeuwt mijne ziel tot U o God. Mijne ziel dorst naar God, naar den levenden God.
De afgrond roept tot den afgrond, al Uwe baren en al Uwe golven zijn over mij heengegaan. Maar de Heer zal des daags Zijne goedertierenheid gebieden en des nachts zal zijn lied bij mij zijn en het gebed tot den God mijns levens. Wat buigt gij u neder, o mijne ziel, en wat zijt gij onrustig in mij, hoop op God. Want ik zal Hem nog loven, Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezigts en mijn God.”49
Maar het is niet altijd “blessed twilight”, zooals Gij aan het schrift ziet zit ik bij de lamp boven50 want er zijn beneden menschen en kan daar niet met mijne boeken bij zitten.
Oom Jan laat U groeten, Hendrik en Marie51 waren een dag hier in de afgeloopen week en zijn nu vertrokken. Maandag een telegram de Madura te Southampton was aangekomen.52 Den dag van hun vertrek is Oom des morgens met den trein om 6 uur met den Heer Vos,53 die den vorigen avond uit Utrecht naar hier was gekomen, naar Nieuwediep54 vertrokken om hun aan boord nog goeden dag te zeggen.
Heb Gij het goed, schrijf eens spoedig en kom maar spoedig want het is goed elkander eens weder te zien en eens te praten, misschien kunnen wij dan zamen nog wel eens die tentoonstelling die dezer dagen wordt geopend gaan zien.─55 Groet ook Uwe huisgenooten. Jongen wat moet het toch heerlijk zijn om een leven achter zich te hebben als Pa, God geve ons te zijn en meer en meer te worden zonen naar Zijn geest en hart, daar kan nog wel iets van tot stand komen, Hij kan den mensch verheffen boven wat hij van nature is, Zijne kracht kan in onze zwakheid worden volbragt.56
à Dieu, ontvang in gedachten een handdruk van

Uw zoo liefh. broer
Vincent

top