Back to site

129 To Theo van Gogh. Amsterdam, Tuesday, 4 September 1877.

metadata
No. 129 (Brieven 1990 128, Complete Letters 108)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Amsterdam, Tuesday, 4 September 1877

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b127 V/1962

Date
Letter headed: ‘Amsterdam 4 Sept 1877’.

Ongoing topic
Mrs van Gogh’s birthday on 10 September (128)

original text
 1r:1
Amsterdam 4 Sept. 1877.

Waarde Theo,
Hierbij een woordje voor Anna en voor Lies,1 toe schrijf Gij er wat bij en zend het dan tegen Moe’s verjaardag.─ (Ik wil er U wel bij zeggen dat de reden waarom ik ze aan U stuur is dat ik vrees tegen dien tijd geen postzegels te hebben behalve voor t’huis. Schrijft Gij soms eerst later, laat dan ook dezen maar wachten.)
Oom Jan is ll. Zaturdag naar Helvoirt gegaan, tot den 10 September denkt Hij weg te blijven, dus is het dezer dagen hier stil in huis2 maar toch vliegen de dagen om daar ik dagelijks les heb en daar voor moet werken en zoo graag zelfs nog de dagen wat langer zou willen hebben om nog wat meer af te krijgen want het is niet altijd gemakkelijk werk en al heeft men er ook een geruimen tijd op gezeten, geeft het nog maar een schrale voldoening, enfin wat moeielijk is is goed, daarvan voel ik de overtuiging in mij ook al ziet men geen resultaten.─
Ben voorts bezig om l’Imitation de Jésus Christ3 geheel over te schrijven, van eene Fransche uitgave die ik van Oom Cor te leen heb, dat boek is subliem, en Hij die dat schreef moet wel een man naar Gods hart zijn geweest, kreeg eenige dagen geleden, misschien omdat ik die lithographie naar Ruyperez4 zoo dikwijls aanzie, zulk een onweerstaanbaar verlangen naar dat boek en vroeg het aan Oom Cor te leen. Nu zit ik daar s’avonds aan te schrijven, het is een heel werk maar een goed gedeelte staat er op en ik weet geen betere manier om er wat van in het hoofd te krijgen. Ook heb ik Bossuet, Oraisons funèbres5 maar weer eens gekocht (voor 40cts ben ik ze magtig geworden), ik voel mij gedrongen om de zaak met kracht aan te vatten, ik denk weleens aan dat woord “de dagen zijn kwaad”6 en men moet zich wapenen en trachten zoo veel mogelijk iets goeds in zich te hebben om te kunnen weerstaan en voorbereid te zijn.─7 Het is zooals Gij zeer wel weet geen kleine onderneming en den uitslag weten wij niet en dus, in elk geval wil ik trachten een goeden strijd te strijden.─8
Het is een eigenaardig boek, dat van Thomas à Kempis, daar zijn woorden zoo diep en ernstig dat men ze niet zonder ontroering en bijna vrees kan lezen, ten minste als men ze leest met een opregt verlangen naar licht en naar waarheid,9 die taal is wel de welsprekendheid die harten wint omdat zij uit het hart voortkomt. Gij hebt het immers.─ Pa schreef mij over een ongelukkig voorval gebeurd bij Oom Vincent aan huis. Gij zult er ook wel reeds van weten, n.l. dat de vrouw van Ds Richard van den trap is gevallen op een avond en in zeer zorgelijken toestand zich bevindt.10 En zoo hoort men dagelijks nu het een dan het ander, overal en aan alle kanten, en daarom heb ik ten minste zoo den indruk “de dagen zijn kwaad”.─11 Want al treft het ons zelf niet, toch voelt men dat het ook van ons misschien niet verre is en wij als het ware in het zelfde oordeel zijn.12 The fashion of this world passeth away ─ yet would I have thee without carefulness.13
 1v:2
“Yet would I have thee without carefulness” zou dat niet willen zeggen wat U aangaat, voel al deze dingen,14 “feel thy sorrows”15 en bewaar die in uw hart16 bij de anderen, maar ga gij Uw gang, “keer weder op uwen weg”,17 blijf dezelfde die gij in den beginne waart toen gij het goede zocht en er iets van meendet te vinden ─ want ook God is Dezelfde Die Hij in den beginne was18 en bij Hem is geene verandering of schaduw van ommekeer19 ─ heb dan ook gij in het binnenste van u een vasten geest20 en heb geloof in God, want die op Hem vertrouwen, zullen niet beschaamd gemaakt worden.21 Dat zien wij in onzen Vader Die al het leed, al de ellende en ook al de zonde om Hem heen voelt, Die er ook in deelt en helpt zooveel Hij maar kan en toch zijn eigen vasten gang gaat, goed doende en niet omziende.─22 Ja het is wel zoo, Hij heeft den Geest die Jezus had, dien Geest waarvan Hij zeide: Vader in Uwe handen beveel ik Mijnen geest.23 En zoo velen hebben dat zelfde ─ hoewel niet in zoo groote mate, dat het geen hopelooze zaak is voor ons om er ook naar te trachten.
“Beijver u om uw geheele leven te beteren” staat er in Thomas à Kempis24 en dat is het wat men doen moet en niet opgeven, ook niet als men schrikt van al het verkeerde dat in ons is dat ons teregt doet zeggen, ik alleen heb deze ellende over mij zelven en anderen gebragt25 ─ juist wie zoo gestemd is ─ voor dien is het tijd, dat is “the very man”.26 Voor zulken is er geschreven “gij lieden moet wederom geboren worden”.27 Voor zulken zal het woord des Heeren een licht zijn28 en Hij zelf door dat woord een Vriend en Trooster29 en de droefheid naar God zal werken30 wat zij werken zal indien men haar niet vreest.─
Er is iets dat ik mij gedrongen voel te zeggen tegen U voor wien ik geene geheimen heb.─ In het leven van Oom Jan, van Oom Cor, van Oom Vincent is veel veel goeds en schoons maar toch ontbreekt er iets aan.─ Zoudt Gij niet denken dat als de twee eerstgenoemden zoo als dat dikwijls gebeurt des avonds hier in die U bekende mooie en stemmige kamer zitten te praten, dat niet een gezigt is dat het hart goed doet, vooral als men hen aanziet met liefde zooals ik dat doe? En toch ─ de Emmausgangers van Rembrandt31 zijn nog mooier en dat had het kunnen zijn en nu is het dat wel bijna maar niet geheel.32 Pa heeft wat zij missen ─ het is goed een Christen te zijn en bijna en ook geheellijk want dat is het eeuwige leven33 ─ en nu zal ik nog zelfs verder gaan en zeggen hetgeen in hun ontbreekt, ontbreekt in hun huis en in de hunnen en dan zult gij zeggen of ten minste denken aan den man die den splinter in zijns broeders oog zag en niet merkte den balk in zijn eigen oog34 ─ en dan zal ik daarop antwoorden, daar is mogelijk wel wat van aan, maar dit althans is een waar woord, “het is goed een Christen te zijn en bijna en ook geheellijk”.─
Eenige dagen geleden bragt ik een avond door in de studeerkamer van den Ds Jeremie Meyes, dus niet de Oude Ds maar die bewuste man Die mij in de kerk zoo had getroffen.
 1v:3
Het was een aardigen avond, Hij vroeg een en ander over Londen. Waarop ik hem nog al kon antwoorden en Hij vertelde mij van zijn werk en den zegen die Hij zoo blijkbaar had ondervonden. Op die kamer hing eene zeer goede houtskool teekening voorstellende eene godsdienstoefening die Hij gewoon was des winters s’avonds bij zich aan huis te houden, zeer goed, Israels zou er wel pleizier in hebben gehad, werklieden & hunne vrouwen maakten het gehoor uit,35 in het boek van Doré over Londen36 staan ook wel dergelijke onderwerpen. Is zelf 14 dagen te Londen geweest.─ Heeft een groot huisgezin, 6 of 7 kinderen, zijne vrouw37 heeft iets onbeschrijfelijks ─ iets van Moe ─ of van de vrouw van Ds Jones b.v. In een woord, het is daar eene Christen familie en wel in haar volle kracht en bloei, er is soms eene uitdrukking van zeer groot geluk op het vermoeide gelaat van dien man, en als men in dat huis is gevoelt men iets van “neem uwe schoenen van uwe voeten want de plek waar gij staat is heilig land”.─38
Ben ook nog een avond bij Stricker geweest en hoorde Oom ll. Zondag preeken39 over I Kor. III:14, Zoo iemands werk blijft dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Het is mij dikwijls als voelde ik reeds iets van zegen en van verandering in mijn leven.─ wat zou ik graag U allerlei dingen hier wijzen en laten zien. Zoo dikwijls denk ik in de jodenbuurt en ook op andere plaatsen aan de Groux,40 daar zijn interieurs met houthakkers, timmerlieden, kruidenierswinkels, apotheeken, smidses enz. enz. die hem in verrukking zouden hebben gebragt. Zoo zag ik dezen morgen een grooten donkeren wijnkelder en pakhuis openstaan, daar kwam een schrikbeeld voor mijn geest een oogenblik ─ Gij weet wel wat ─ in het donkere verwulf liepen mannen met lichten heen en weer ─ dat is nu wel iets dat men dagelijks zien kan maar er zijn oogenblikken waarop de dagelijkse gewone dingen een buitengewonen indruk maken en eene diepe beteekenis in een ander aanzien schijnen te hebben. Dat wist de Groux zoo goed in zijne schilderijen en vooral ook in zijne lithographiën te brengen.
Daarjuist terwijl ik dezen zit te schrijven komt Uw brief. Dank er voor. Pa schreef reeds Hij U had bezocht maar wat mij zeer verrastte was dat Gladwell te s’Hage is.─ Doe hem mijne hartelijke groeten en och, wat zou ik graag hebben dat hij eens hier kwam, schreef hem dadelijk een briefkaart om hem te vragen zijn best te doen om ook nog naar Amsterdam te komen, tracht ook Gij hem er toe te bewegen. Gij weet zelf hoe interressant het voor een vreemdeling is om de stad te zien, de werf en buurt hier ook en wat zou ik hem er graag den weg wijzen zooveel in mijn vermogen is. En ik verlang naar zijne bruine oogen die zoo konden glinsteren als wij de schilderijen van Michel zagen en anderen bezagen of over “many things”41 spraken. Ja het zou niet kwaad zijn als hij maar kwam, en zoo lang mogelijk bleef zelfs en ik geloof dat wij wel zouden voelen er iets opregt gemeends in onze vroegere vriendschap was en dat die niet klein was, als de tijd daar over heen gaat voelt men dat niet altijd levendig meer but it is not dead but it sleepeth,42 en opdat het weer wakker en levend worde is het goed elkander weer te zien.─
 1r:4
Hierbij een woordje voor hem, mij dunkt hij moet Holland niet uitgaan zonder het Trippenhuis en van der Hoop43 te hebben gezien, doe Uw best maar om te maken hij het doet, ten minste als het zoo kan gebeuren en hij het niet tegen zijn zin doet. Moet van avond nog opzitten zoo lang ik de oogen open kan houden en eindig dezen dus, heb ik tijd, schrijf ik het blaadje nog vol.
Als Uwe kennismaking met Gladwell wat krachtig is en wat goeds achterlaat, dat zou ik heerlijk vinden, ’t is al een heelen tijd geleden sedert ik hem het laatst zag.
à Dieu, ontvang een handdruk in gedachten en wees van harte gelukgewenscht met Moe’s verjaardag maar op dien dag schrijf ik misschien wel weer. Nu heb ik zoo maar eens doorgepraat in dezen brief en of het goed is weet ik niet en stuur hem zoo maar weg zoo als hij is. Heb het goed, geef een hand aan Gladwell voor mij en geloof mij steeds

Uw zoo liefh. broeder,
Vincent

Longfellow heeft geschreven een boek over het leven in Jezus,44 dit komt er o.a. in.

Come unto Me,
All ye that labour and are heavy laden
And I will give you rest ─ Come unto Me
For I am meek, and I am lowly in heart
And ye shall all find rest unto your souls.45

Seest thou this woman? When thine house I entered,
Thou gavest Me no water for My feet,
But she hath washed them with her tears, and wiped them,
With her own hair! Thou gavest Me no kiss,─
This woman hath not ceased since I came in
To kiss My feet! My head with oil didst thou
Anoint not, but this woman hath anointed
My feet with ointment. Hence I say to thee
Her sins which have been many are forgiven
For she hath loved much.─46

Believe Me woman
The hour is coming, when ye neither shall
Upon this mountain, nor at Jerusalem
Worship the Father, for the hour is coming
And is now come, when the true worshippers
Shall worship the Father in Spirit and in truth.─
The Father seeketh such to worship Him.─
God is a Spirit, and they that worship Him,
Must worship Him in Spirit and in truth.─47

The publican,
Standing afar off would not lift so much,
Even as his eyes to Heaven, but smote his breast.
Saying: God be merciful to me, a sinner.─
I tell you that this man went to his house
More justified than the other. Everyone
That doth exalt himself shall be abased.
And he that humbleth himself shall be exalted.─48

Suffer little children
To come unto Me, and forbid them not
Of Such is the Kingdom of Heaven, and their Angels
Look always on My Fathers face.49

What, could ye not watch with Me one hour?
o Watch and pray that ye may enter not
Into temptation, For the Spirit indeed
Is willing, but the flesh is weak.─50

Father all things are possible to Thee!
If this cup may not pass away from me
Except I drink of it.─ Thy will be done.51

translation
 1r:1
Amsterdam, 4 Sept. 1877.

My dear Theo,
Herewith a note for Anna and for Lies,1 do write something on it and send it when Ma’s birthday is approaching. (I must tell you that the reason I’m sending it to you is that I’m afraid I won’t have any more stamps by then, except to write home. If you don’t write until later, just let this wait.)
Uncle Jan went to Helvoirt last Saturday, he intends to stay away until 10 September, so it’s quiet in the house2 these days and yet the days fly by, as I have lessons daily and have to study for them, and would even so much like the days to be a little longer in order to get more done, because it’s not always easy work, and even if one has been at it for some time, it gives but little satisfaction, enfin, what is difficult is good, I feel convinced of that even if one sees no results.
Am also busy copying out the whole of L’imitation de Jésus Christ3 from a French edition I’ve borrowed from Uncle Cor, that book is sublime, and he who wrote it must have been a man after God’s heart; had such an irresistible yearning for that book a few days ago, perhaps because I look at that lithograph after Ruipérez4 so often, and asked Uncle Cor if I could borrow it. Now I sit here in the evenings writing it out, it’s a lot of work but a good part of it is done, and I know no better way of getting some of it into my head. I also bought Bossuet, Oraisons funèbres5 again (I got it for 40 cents), I feel compelled to seize hold of the task forcefully, I occasionally think of those words ‘the days are evil’,6 and one must arm oneself and try as much as possible to have something good in oneself in order to be able to withstand and be prepared.7 It is, as you well know, no small undertaking, and we don’t know the outcome, and so in any case I want to try and fight a good fight.8
It’s a curious book, that one by Thomas a Kempis, there are words so deep and serious that one cannot read them without emotion and almost fear, at least if one reads them with a sincere desire for light and truth,9 that language is indeed the eloquence that wins hearts because it comes from the heart. You have it, surely. Pa wrote to me about an unfortunate incident that occurred at Uncle Vincent’s. You no doubt know about it already, namely that the wife of the Rev. Richard fell down the stairs one evening and is in a very distressing condition.10 And so one hears daily now one thing then another, everywhere and on all sides, which is why I have at least the impression that ‘the days are evil’.11 Because even if it doesn’t happen to us, one feels nonetheless that perhaps it isn’t far from us either, and that we are in the same ordeal,12 as it were. The fashion of this world passeth away – yet would I have thee without carefulness.13  1v:2
‘Yet would I have thee without carefulness’, doesn’t that say, as far as you’re concerned, feel all these things,14 ‘feel thy sorrows’,15 and keep them16 in thine heart with the others, but go your way, ‘return on thy way’,17 remain the same as you were in the beginning, when you sought good and thought to have found something of it – for God, too, is the same as He was in the beginning,18 and with Him is no variableness, neither shadow of turning19 – thou, too, have a right spirit within you20 and have faith in God, for those who trust in Him will not be ashamed.21 We see that in our father, who feels all the suffering, all the misery and also all the sin around him, who also shares in it and helps as much as he possibly can, and yet goes his own steady way, doing good and not looking back.22 Yes, it is certainly true, he has the spirit Jesus had, that spirit of which He said: Father, into Thy hands I commend My spirit.23 And so many have the same – although not in such great measure – that it isn’t a hopeless task for us to strive for it also.
‘Be zealous in amending your whole life’ is written in Thomas a Kempis,24 and that is what one must do and not give up, not even if one is frightened by the wrong that is in us and that rightly causes us to say, I alone have caused all this misery to myself and others25 – he who feels that, for him it is time, that is ‘the very man’.26 For such people it is written ‘Ye must be born again’.27 For such people the word of the Lord shall be a lamp28 and He himself through those words a Friend and Comforter,29 and godly sorrow shall worketh30 that which it shall worketh if one does not fear it.
There is something that I feel compelled to tell you, you from whom I have no secrets. In the life of Uncle Jan, of Uncle Cor, of Uncle Vincent, there is much, much good and purity, and yet something is missing. Wouldn’t you think that when the two first-mentioned are sitting here, as often happens, talking in the evening in that beautiful, sober room familiar to you, that it’s a sight that does the heart good, especially if one looks at them with love as I do? And yet – the Supper at Emmaus by Rembrandt31 is even more beautiful, and it could have been that and now it’s almost that but not altogether.32 Pa has what they lack – it is good to be a Christian, almost and also altogether, for that is life eternal33 – and now I’ll go even further and say what is missing in them, missing in their homes and in their families, and then you will say or at least think of the man who beheld a mote in his brother’s eye but did not consider the beam in his own eye34 – and then I shall answer, there is possibly something of that, but these at least are true words, ‘it is good to be a Christian, almost and also altogether’.
A few days ago I spent an evening in the study of the Rev. Jeremie Meijjes, not the old minister but that very man who had moved me so much in church.  1v:3
It was a pleasant evening, he asked a thing or two about London, about which I could tell quite a lot, and he told me about his work and the blessings he had apparently experienced. Hanging in the room was a very good charcoal drawing of a religious service which he was accustomed to keep with him at home on winter evenings, very good, Israëls would have liked it, the congregation was made up of workers and their wives,35 there are similar subjects in Doré’s book about London.36 Went himself to London for a fortnight. Has a large family, 6 or 7 children, his wife37 has something indescribable – something of Ma – or of the wife of the Rev. Jones, for example. In a word, it’s a Christian family there in all its strength and bloom, there is sometimes an expression of very great happiness on the tired face of that man, and when one is in that house one feels something of ‘put off thy shoes from off thy feet, for the place whereon thou standest is holy ground’.38
Also spent an evening at the Strickers’ and heard Uncle preach last Sunday39 on I Cor. III:14, If any man’s work abide which he hath built thereupon, he shall receive a reward. It often seems as though I already feel something of blessing and of change in my life. How I’d like to show you all kinds of things here. I think of Degroux so often in the Jewish quarter40 and also in other places; there are interiors there with woodcutters, carpenters, grocers’ shops, chemist’s shops, smithies and so on and so forth that would have delighted him. For example, this morning I saw a large, dark wine cellar and warehouse standing open, a spectre momentarily appeared to me – you know what – men were running back and forth with lights in the dark vault – now that is something one can see daily, but there are moments when ordinary daily things make an extraordinary impression and seem to have a deep meaning in another setting. Degroux managed to show that so well in his paintings, and especially in his lithographs.
Your letter just arrived as I write this. Thank you. Pa already wrote that he had visited you, but what really surprised me was that Gladwell is in The Hague. Give him my warm regards, and oh, how I’d like him to come here sometime, just wrote him a postcard to ask him to do his best to come to Amsterdam as well, you try and persuade him too. You know yourself how interesting it is for foreigners to see the city, also the dockyard and the area around here, and how I’d like to show him around as much as is in my power. And I’m longing to see his brown eyes, which could sparkle so when we saw the paintings of Michel and others or talked of ‘many things’.41 Yes, it wouldn’t be bad if he were to come, and even stayed as long as possible, and I believe that we’d certainly feel that there was something genuinely sincere in our earlier friendship and that it was no small thing, with the passing of time one does not always feel it strongly, but it is not dead but it sleepeth,42 and to make it awake and alive again it is good to see each other again.  1r:4
Herewith a word for him, it seems to me that he mustn’t leave Holland without having seen the Trippenhuis and Van der Hoop,43 do your best to make him do it, at least if it can happen in this way and he doesn’t do it against his will. Have to stay up this evening as long as I can keep my eyes open and so end this; if I have time, I’ll finish this page.
If your acquaintance with Gladwell is strong and leaves something good behind, I would think it wonderful, it has been a long time since I last saw him.
Adieu, accept a handshake in thought and hearty congratulations on Ma’s birthday, but perhaps I’ll write again on the day itself. Now I’ve simply talked on and on in this letter and I don’t know if it’s good and am simply sending it the way it is. I wish you well, shake Gladwell’s hand for me, and believe me ever

Your most loving brother,
Vincent

Longfellow wrote a book about life in Jesus,44 in which there is this and other things.

Come unto Me,
All ye that labour and are heavy laden
And I will give you rest – Come unto Me
For I am meek, and I am lowly in heart
And ye shall all find rest unto your souls.45

Seest thou this woman? When thine house I entered,
Thou gavest Me no water for My feet,
But she hath washed them with her tears,
and wiped them,
With her own hair! Thou gavest Me no kiss,
This woman hath not ceased since I came in
To kiss My feet! My head with oil didst thou
Anoint not, but this woman hath anointed
My feet with ointment. Hence I say to thee
Her sins which have been many are forgiven
For she hath loved much.46

Believe Me woman
The hour is coming, when ye neither shall
Upon this mountain, nor at Jerusalem
Worship the Father, for the hour is coming
And is now come, when the true worshippers
Shall worship the Father in Spirit and in truth.
The Father seeketh such to worship Him.
God is a Spirit, and they that worship Him,
Must worship Him in Spirit and in truth.47

The publican,
Standing afar off would not lift so much,
Even as his eyes to Heaven, but smote his breast.
Saying: God be merciful to me, a sinner.
I tell you that this man went to his house
More justified than the other. Everyone
That doth exalt himself shall be abased.
And he that humbleth himself shall be exalted.48

Suffer little children
To come unto Me, and forbid them not
Of Such is the Kingdom of Heaven, and their Angels
Look always on My Fathers face.49

What, could ye not watch with Me one hour?
o Watch and pray that ye may enter not
Into temptation, For the Spirit indeed
Is willing, but the flesh is weak.50

Father all things are possible to Thee!
If this cup may not pass away from me
Except I drink of it. Thy will be done.51
notes
1. This unknown letter sent by Vincent to Elisabeth was probably what prompted her to write a short while later to Theo: ‘Sometimes I feel positively estranged from Vincent. I have so little need of writing to him and am so little reconciled to the spirit of letter-writing that is so much a part of him’ (FR b2557, 23 September 1877).
2. Van Gogh was not completely alone: Uncle Jan employed a housekeeper, Elisabeth Maria Rijsinge, as well as a maidservant, Adriana Margaretha Faber. See Groot and De Vries 1990, p. 41.
3. For Thomas a Kempis, L’imitation de Jésus-Christ, see letter 38, n. 5.
4. Regarding Luis Ruipérez, The imitation of Jesus Christ , see letter 40, n. 16.
5. For Jacques Bénigne Bossuet, Oraisons funèbres, see letter 85, n. 18.
6. Cf. Prov. 15:15.
7. Cf. Eph. 6:13.
8. 1 Tim. 6:12.
9. Cf. Ps. 43:3.
10. On 1 September, Anna Jacoba Maria Geertruida Richard-Nieuwenhuis had fallen down the stairs in Uncle Vincent’s house in Princenhage. She was married to Jacques Jeremie Richard, the minister of the Hervormde Gemeente (Reformed Congregation) at Vlissingen (GAB).
11. Prov. 15:15.
12. To be read as: the two of us are being similarly tested by life; cf. Luke 23:40.
13. 1 Cor. 7:31-32.
14. Biblical.
15. Cf. Ps. 10:14.
16. Cf. Luke 8:15.
17. 1 Kings 19:15.
18. Cf. John 1:1-2.
19. Jas. 1:17.
20. Ps. 51:12 (in KJ Ps. 51:10).
21. 1 John 2:28.
22. Cf. the saying ‘Doe wel en zie niet om’ (Do well and don’t look back), meaning that those who act virtuously may have a clear conscience; cf. Luke 9:62.
23. Luke 23:46.
24. See Thomas a KempisDe navolging van Christus (Imitation of Christ); title of book i, chapter 25: ‘Over de ijverige verbetering van ons gansche leven’ (On the diligent improvement of our whole life); cf. also book iv, chapter 1: ‘Allen, die zich door het geloof aan U hebben verbonden, en hun geheele leven der heiligmaking wijden’ (All those who have bound themselves to you by their faith and devote their whole lives to sanctification). Thomas a Kempis 1986, pp. 33, 134.
25. This sentence comes from one of Theo’s letters; see letter 117.
26. A saying.
27. John 3:7.
28. Cf. Ps. 119:105.
29. Biblical, occurring especially in the Gospel according to Saint John.
30. 2 Cor. 7:10.
31. For Rembrandt, Pilgrims at Emmaus , see letter 34, n. 5.
32. Acts 26:29.
33. Biblical.
34. See Matt. 7:3-5 and Luke 6:41-42.
35. This charcoal drawing has not been traced.
36. Gustave Doré and [William] Blanchard Jerrold, London – A pilgrimage. London 1872. By ‘similar subjects’ Van Gogh meant the print Scripture reader in a night refuge (facing p. 142). The illustration, mentioned in letter 267, is in the estate: Een nachtverblijf te Londen, from De Katholieke Illustratie 6 (1872-1873), no. 25, p. 197. Ill. 792 . (t*171).
37. For the family of Jeremias Posthumus Meijjes, see letter 128, n. 6.
38. Exod. 3:5.
39. On Sunday, 2 September, J.P. Stricker preached at 10 a.m. in the Nieuwe Kerk.
40. Regarding the Jewish quarter, see letter 120, n. 37. For these themes in the lithographs and paintings of Charles Degroux, see exhib. cat. Ypres 1995 and letter 273, n. 37.
41. Biblical.
42. Matt. 9:24.
43. In addition to the Trippenhuis, the nearby Museum Van der Hoop, housed in the former Oude Mannenhuis (Old Men’s House), was at that time one of Amsterdam’s most popular museums. See Honderd jaar Rijksmuseum 1985, pp. 12-13.
44. Henry Wadsworth Longfellow, Christ: a mystery (1872). The book consists of The divine tragedy (1871), The golden legend (1851) and The New England tragedies (1868). The six passages copied out by Van Gogh were all taken from The divine tragedy and are almost literal quotations from the Bible.
45. Taken from ‘The first passover. 6. The sea of Galilee’. See Longfellow 1886-1891, vol. 5, p. 45.
46. From ‘The first passover. 10. The house of Simon the Pharisee’. See Longfellow 1886-1891, vol. 5, p. 56.
47. From ‘The second passover. 6. Jacob’s well’. See Longfellow 1886-1891, vol. 5, p. 74.
48. From ‘The second passover. 8. The young ruler’. See Longfellow 1886-1891, vol. 5, pp. 81-82.
49. From ‘The second passover. 8. The young ruler’. See Longfellow 1886-1891, vol. 5, p. 82.
50. From ‘The third passover. 4. The garden of Gethsemane’. See Longfellow 1886-1891, vol. 5, p. 107. Van Gogh wrote ‘one hour’ (l. 169) where Longfellow has ‘for one hour’.
51. From ‘The third passover. 4. The garden of Gethsemane’. See Longfellow 1886-1891, vol. 5, pp. 106-107.