Dank voor Uw brief van gisteren, dat was een goede, waar men wat aan heeft, en die mij eene ware verkwikking was.─ Anna is gisteren weder naar Hengelo1 vertrokken, zij hadden hier natuurlijk veel te doen, zoodat ik niet zoo heel veel met hen ben zamen geweest, zij was ook nog op mijn studeerkamertje, s’avonds juist toen het begon te schemeren en het volk van de werf naar huis ging.─ Mij dunkt uit dat gezigt en die oogen van van Houten spreekt hart en karakter en hij heeft geheel het voorkomen van een man van zaken, heeft, naar het mij voorkwam, iets gedecideerds en kortafs dat dikwijls uit vasten wil en door ondervinding verkregen verstand voortvloeit, moge zij eene goede keuze hebben gedaan en de tijd daar Liefde van maken die niet vergaat2 maar onze beste zuster door het leven brengende,aalles bedekkende en verdragende en de hoop en het Geloof behoudende.3
In Uw brief vond ik een paar postzegels ingesloten waarvoor hartelijk dank, verder zegt Gij een postwissel te zullen sturen opdat ik naar s’Hage zou komen om de tentoonstelling van teekeningen te zien.─4 Die postwissel is heden, zondag morgen, ook gekomen, dank daarvoor en voor Uw vriendelijk aanbod, echter zend ik U het geld terug en kom niet, hoe gaarne ik ook al de mooie en interessante zaken waarover Gij schrijft zou zien.─5 Heb reeds geweigerd naar Baarn6 te gaan, ten eerste omdat ik mijn Zondag liever besteed met hier eenige malen naar de kerk te gaan en nog wat te schrijven en te studeeren,7 ten tweede omdat ik het geld van de reis aan Oom Stricker, die geld van Pa heeft waarover ik des noods kan beschikken, zou moeten vragen en dat zoo min mogelijk hoop te blijven doen. Ga ik naar s’Hage dan moet ik ook naar Baarn en dan blijft het niet bij één keer ─ quoi qu’il en soit, ’t is beter van niet. Daarenboven, jongen, ik weet Gij het zelf zoo noodig hebt. Toch hartelijk dank hoor. Ik ben er niet rouwig om dat ik niet altijd geld op zak heb. Naar zoo ontzettend veel zaken heb ik groote begeerte en als ik geld had zou ik het misschien spoedig uitgeven aan boeken en andere zaken waar ik best buiten kan en die mij van de onmiddelijk noodige studie zouden aftrekken,
zelfs nu is het niet altijd gemakkelijk tegen de afleiding te vechten en als ik geld had zou dat nog erger worden. En men blijft hier op de wereld toch altijd arm en behoeftig,8 dat heb ik al wel reeds gezien; in één ding echter kan men rijk worden en dat is het doel van het leven, men kan rijk worden in God9 en dat is een deel dat niet zal weggenomen worden.─10 En er kan een tijd komen waarin wij ons geld beter kunnen besteden dan aan de beste boeken enz. en waarin men spijt zou hebben als men veel uitgaven voor zich zelven gedaan had in zijn jongen tijd ─ nl. wanneer wij misschien eens een eigen huishouden hebben en anderen om voor te zorgen en te denken. er is een tijd geweest dat ook onze ouders waren ongetroost en door den wind voortgedreven.11
In het midden des levens zijn wij in den dood,12 dat is een woord dat ons allen ook persoonlijk aangaat, dat is eene waarheid die wij weer bevestigd zien in hetgeen Gij mij mededeelt aangaande Caroline van Stockum13 en vroeger zagen wij dat ook aan eene andere uit dat zelfde huis.─14 Het heeft mij getroffen en van ganscher harte hoop ik dat zij nog herstellen zal. O, wat is er een droefenis en treurigheid en lijden in de wereld, en in het openbaar en in het verborgen.15 “Zoekt en gij zult vinden”16 is ook daarvan waar. Wat is er veel veranderd in dat huis wanneer men het vergelijkt bij wat het was eenige jaren geleden. Dasz war vor langen Jahren wenn wir beisammen waren.17 En dat was de tijd van der Wirthin Töchterlein18 en Longfellow zegt “there are thoughts that make the strong heart weak”19 maar daar staat ook bovenal “Laat hem die de hand aan den ploeg slaat niet omzien”20 en “Wees een man”.─21
De plaat naar het schilderij van Ruysdael, Haarlem en Overveen,22 heb ik er eens op aangezien, die schilder wist het ook wel.─
In geval zij spoedig zoo ver herstelt dat zij weer naar s’Hage mag vervoerd23 worden en Gij Haar dan ziet, groet Haar dan en als Gij een woord kunt vinden om Haar op te wekken of moed te geven en Haar er aan te herinneren hoe groote reden van zijn zij heeft en als het ware regt om te leven, om Harer kinderen wil vooral, zeg het dan en Gij doet een goed werk.24 Bij eene Moeder is het geloof in God vernieuwd; wat zij voor Hare kinderen gevoelt dat is Heilig en van Boven en van God en Hij zegt in Zijn woord tot elke Moeder “Voed dit kind voor Mij op en Ik zal U Uw loon geven”.─25 Een krachtig woord uit het hart op zijn tijd gesproken kan verkwikken en goeddoen.
Was hedenmorgen nog al vroeg op en ging om ongeveer 6 uur de deur uit naar de vroegkerk,26 daarna wandelde ik door allerlei oude straten waar ik U wel bij had willen hebben. Gij kent het schilderij (ten minste de lithographie en houtsnee er naar) van Daubigny, Le pont Marie,27 daar dacht ik aan. Ik wandel graag in die oude naauwe min of meer sombere straten met apotheken, steen- en andere drukkerijen, winkels van zeekaarten28 en magazijnen van scheepsvictualiënb enz. die men daar bij de Oude Zijds Kapel en de Teertuinen en het eind van de Warmoesstraat vindt, alles spreekt daar.─ Toen nog even Vos en Kee gaan goeden morgen zeggen29 en toen naar de Eilandskerk waar Ds ten Kate, de dichter van de Schepping en schrijver van vele mooie boeken zoo als bijvoorbeeld “Bij brood en beker”, preekte30 over Rom. I:15-17 Alzoo hetgeen in mij is, dat is volvaardig, om U ook het Evangelie te verkondigen. Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet, want het is eene kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft. Want de regtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard, uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: maar de regtvaardige zal uit het geloof leven.─ Het was eene zeer volle kerk en als men die gezigten zoo aan zag dan zag men iets van het geloof want daarvan stond op menig gelaat, op dat van mannen en op dat van vrouwen, op verschillende wijze in de trekken geschreven, iets te lezen.─ Zijne stem had soms klanken en uitdrukkingen als die van Pa en hij sprak zeer goed en uit een overvol hart en, hoewel de preek niet kort was, de kerk was uit voor men het wist bijna want zijn woord boeide zoo dat men aan geen tijd dacht.
Heb verl. week tot afwisseling een uittreksel gemaakt van de reizen van Paulus31 en daar een kaartje bij geteekend, dat is eene bezitting. Oom Stricker gaf mij onlangs een boek over de Aardrijkskunde van Palestina (Duitsch v. Raumer)32 dat hij dubbel had.
Dit is wel een aardig gedeelte uit Télémaque.33 Mentor dit: La terre n’est jamais ingrate, ellenourrit toujours de ses fruits ceux qui la cultivent soigneusement et avec amour, elle ne refuse sesbiens qu’à ceux qui craignent de lui donner leurs peines. Plus les laboureurs ont d’enfants, plus ils sont riches si le prince ne les appauvrit pas, car leurs enfants dès leur plus tendre jeunesse, commencent à les secourir. Les plus jeunes conduisent les moutons dans les pâturages, les autres qui sont plus grand mènent déjà les grands troupeaux, les plus agés labourent avec leur père. Cependant la mère de toute la famille prépare un repas simple à son époux et à ses chers enfants, qui doivent revenir fatigués du travail de la journée; elle a soin de traire ses vaches et ses brebis et on voit couler des ruisseaux de lait; elle fait un grand feu: autour duquel toute la famille innocente et paisible prend plaisir à chanter tout le soir, en attendant le doux sommeil, elle prépare des fromages, des châtaignes et des fruits conservés dans la meme fraîcheur que si on venait de les cueillir. Le berger revient avec sa flûte, et chante à la famille assemblée les chansons qu’il a apprises dans les hameaux voisins. Le laboureur rentre avec sa charrue et ses boeufs fatigués marchent, le cou penché, d’un pas lent et tardif, malgré l’aiguillon qui les presse. Tous les maux du travail finissent avec la journée. Le sommeil apaise les noirs soucis par leurs charmes et tient toute la nature dans un doux enchantement; chacun s’endort sans prevoir les peines du lendemain.─
Vooral is het aardig als men het zich denkt geïllustreerd door de etsen van Jacque.
Daar komt net uw briefkaart, gelukkig, dank voor het spoedig berigt, van harte hoop ik dat Gij een goeden Zondag hebt gehad. Fan & Bet s’Graeuwen en Bertha van Gogh zijn nog hier en zijn bloemen in het huis, Bertha vooral is een aardig meiske. Groet Uwe huisgenooten en ontvang in gedachten een handdruk van
Uw zoo liefh. broer
Vincent
Kon geen couponnetje krijgen dus moet ik het U in postzegels terug zenden.─34