11Wanneer ik denk aan het verledene ─ wanneer ik denk aan de toekomst
/
12aan bijna onoverwinnelijke moeielijkheden, aan veel en moeielijk
werk
13waar ik geen lust in heb, dat ik, nl. het booze ik, gaarne
zou willen ontduiken
/
14wanneer ik denk aan de oogen van zoo velen die op mij gevestigd
zijn ─ die
15weten zullen waaraan het ligt indien ik niet slaag ─
die mij geen alle
-
16daagsche verwijtingen zullen
doen maar die, omdat zij beproefd en geoefend
17zijn in wat goed
en braaf en fijn goud
2 is
/ als het ware
zullen zeggen door de uitdrukking
18van hun gelaat: wij hebben u
geholpen en zijn u een licht geweest ─ wij
19hebben aan U gedaan
wat wij konden
/ hebt gij opregt gewild
/ wat is nu
20ons loon en de vrucht van ons werk?
3 Zie
/ als ik aan dat alles denk
21en aan nog
zooveel meer van allerlei aard ─ te veel om op te noemen
/
22aan al de moeielijkheden en zorgen die niet minder worden
23al voortgaande in het leven, aan lijden
/ aan
teleurstelling, aan
24het gevaar van mislukking tot schande toe,
dan is ook mij het
25verlangen niet vreemd ─ ik zou wel van alles
weg willen!
36Mijn hoofd is soms dof en dikwijls gloeit het en is mijne gedachte
37verward ─ hoe ik al die moeielijke en uitvoerige studie er in moet
38krijgen ─ ik weet het niet ─ om na die veelbewogen jaren mij
aan een
-
39voudig geregeld werken te wennen en er
in te volharden is niet altijd
40gemakkelijk
_ En
toch ga ik voort, als wij vermoeid zijn is het dan niet
41omdat
wij reeds een eind geloopen hebben en als het waar is dat
42de
mensch een strijd heeft op aarde is dan niet het gevoel van
43vermoeidheid en het gloeijen van het hoofd het teeken dat wij gestreden
44hebben. Wanneer men aan moeielijk werk arbeidt en tracht naar
45'eene goede zaak dan strijd men een goeden strijd
7 waarvan zeker reeds
46dit dadelijk het loon
is dat men voor veel wat kwaad is wordt bewaard.
47En God ziet de
moeite en het verdriet
8 aan en kan helpen ondanks alles.
48Het geloof aan God staat bij mij vast ─ geen denkbeeld is dat, geen ijdel
49geloof, maar het is zoo, het is waarachtig ─ daar is een God
die leeft
9 ─
50en Hij is met onze
Ouders,
en zijn oog is ook op ons10
en ik ben zeker
51dat Hij Zijn oogmerk met ons ook heeft en wij
als het ware niet aan
52ons zelven geheel toebehooren ─ en die God
is geen ander dan Christus
53van Wien wij in onzen Bijbel lezen
/ wiens woord en geschiedenis ook diep
54in Uw
hart is.─ Had ik maar vroeger met al mijne kracht er op ge
-
55werkt, ja dan zou het mij nu beter geweest zijn ─ maar ook nu zal
56Hij een krachtige hulp zijn en het is in Zijne magt om ons het
leven
57dragelijk te maken, om ons te bewaren voor den booze
/11 om alle dingen
58te laten medewerken ten goede,
12 om ons
einde vrede te maken.
13 Er is
59kwaad in de wereld en in ons zelven
/ verschrikkelijke dingen
/ en men
60hoeft niet ver in het leven te zijn om
tegen veel op te zien en om behoefte
61te gevoelen aan eene vaste
hoop
14 op een leven na dit leven en om te
62weten dat men zonder het geloof in een God niet kan leven ─ het niet
63uithouden kan
_─ Maar met dat geloof kan men het
lang vol
-
64houden. En nu, er is in onzen Bijbel
een woord dat er telkens
65met nadruk in wordt herhaald op
verschillende plaatsen
/ bij
66verschillende
gelegenheden
/ onder verschillende omstandigheden
/
67Vreest niet/15 dat heeft onzen Vader zich aangetrokken en Hij
68zegt “ik wanhoop nooit”
/16 laat ons het hem nazeggen. Is
69het ook
niet Uwe ervaring dat wanneer Gij iets hebt willen
70doen dat
kwaad was
/ Gij werdt teruggehouden ─ dat wanneer er
71iets was dat U verontrustte en gij geen uitkomst zaagt
/
Gij er
72zijt door heen gegaan zonder dat het U heeft geschaad.
73Er staat in een boek van Bunyan hoe een reiziger
74een leeuw ziet liggen aan den kant van den weg dien hij gaan
75moet ─ en hij gaat toch door ─ hij moet en kan niet anders ─
76en als hij op de plaats komt dan bemerkt hij dat de leeuw aan
77een keten vast ligt en daar alleen is om den moed van de
78reizigers te beproeven
_─
17 Zoo is het in het leven meer dan eens
_
79Veel staat ons te wachten, maar anderen hebben geleefd, en zoo
wie zijne
80Ouders liefheeft moet hen achterna het leven door.─
Als gij prijsstelt op
81de liefde en achting van jongeren kom dan
openlijk wanneer het te pas komt uit
82voor uw geloof en beken dat
Gij Christus liefhebt en den Bijbel, heeft niet een
83zoon zijn
Vader hierom liever dan om iets anders, de vrouwen en
84kinderen
en eenvoudigen voelen en weten deze dingen dikwijls zoo diep
18
85en in zoo menig hart is in het verborgen een groot en levendig
geloof.
86Dat hebben ook wij noodig als wij denken aan nog veel
dat ons wacht
/
87van alle levenservaring heeft Hij het woord gezegd en wij weten
het hoe
88er veel moet zijn omgegaan in het hart uit welks
overvloed Zijn mond
89sprak “in het Koninkrijk der Hemelen trouwen
zij niet en worden zij
90'niet ten huwelijk gegeven”,
19 en die zeide
/ Zoo wie niet haat ook
91zelfs zijn eigen leven die kan Mijn discipel niet zijn.
20 Ja dat
92woord van den Heer
/ wel is het het woord dat uit den mond Gods
93uitging
waarbij de mensch zal leven ─ en niet bij brood alleen
21
94en hoe meer men er in zoekt hoe meer men er in vindt.
22 Toen ik stond bij het
95lijk van
Aertsen
23 toen stak de kalmte en ernst en plechtige
stilte van den dood zoo af bij
96ons die leefden dat allen voelden
wat zijne dochter
24 zeide in hare eenvoudigheid:
97hij is verlost van den last van het leven dien wij nog dragen
moeten. En toch zijn wij
98aan dat oude leven zoo gehecht omdat er
tegenover moedelooze stemming opgewekt
-
99'heid
staat en ons hart en onze ziel zich verheugt als de leeuwerik die het zingen
100s’morgens niet laten kan ook al buigt zich onze ziel soms neder in ons
101en verontrust zich in ons.
25 En de herinnering aan al wat wij hebben liefgehad
102blijft en
komt terug aan den avond van ons leven
_26
Het is niet gestorven
103maar het
slaapt
27 en zich daarvan een schat te verzamelen is
goed. Ontvang
104een handdruk in gedachten en heb het zoo goed
mogelijk
105en schrijf weer eens spoedig aan