1r:1
1Amsterdam 21 Mei 1877

2Waarde Theo,
3Dank voor Uw brief en voor de Kerkelijke Attestatie,1 het is jammer Gij op
4Pinkster2 niet naar Etten zijt geweest, en van harte hoop ik Gij een volgenden
5Zondag zult kunnen gaan. Hebt Gij die Attestatie gemakkelijk gekregen?
6dank voor Uwe moeite.–
7Gisteren was ik des morgens in de vroegkerk3 en hoorde eene preek/ “Ik zal
8niet eeuwig twisten met den mensch”/4 hoe na een tijd van teleurstelling en
9grief er in het leven een tijd kan komen waarin de innigste verlangens
10en wenschen kunnen worden vervuld. s’morgens 10 uur hoorde ik Oom
11Stricker over Hand_ II:1-4/5 de uitstorting van den Heiligen Geest. Eene
12zeer mooie/ hartelijke, warme toespraak, heden morgen ga ik Oom weer
13hooren en moet daar nu heen, schrijf U straks wat de tekst was.–
14Het is regenachtig weer van daag en eene lange wandeling6 langs den Buitenkant
15naar de Noorderkerk.7 De stad zag er daar bij den Schreijerstoren8 en daar waar men
16ook gezigt heeft op het IJ uit als een schij van J. Maris_9 De tekst was I Korinthe 12:13/ Want
17ook wij allen zijn door éénen Geest tot één ligchaam gedoopt_ Er zijn mooie kerken
18hier_ Deze week ben ik tot de Zuiderzee10 gewandeld over een dijk naar Zeeburg.11
19Dan komt men langs het Jodenkerkhof12 waar ik ook op geweest ben_ Het is zeer een-
20voudig/ vol regtopstaande oude zerken met Hebreeuwsche opschriften en vlier-
21boomen hier en daar en begroeid met lang donkerkleurig gras. Gisteren
22(Zondag) middag ben ik met Oom Jan naar Baarn13 geweest/ wat is het daar
23mooi/ wij wandelden in de lanen van sparren en beuken in het bosch en zagen
24de zon ondergaan achter het eikenhakhout. Gij kunt wel denken het daar aan
25de werf en het dok en den IJ kant s’avonds, zoo als b.v. gisteren toen wij te huis kwamen/
26mooi is, en er is dan zulk eene heerlijke lucht van teer die doet denken aan de
27mastbosschen.
28Oom gaf mij gisteren eenige oude zwarte handschoenen en dassen, dacht
29wij die broederlijk wilden deelen_– Gij ontvangt ze dezer dagen als stalen zonder waarde,14 want zwarte handschoenen dat is een goed
30ding/ goed zoo als b.v. klimop en “mosses green and lichens fair”15 en goed als is
31de vaste gewoonte om naar de kerk te gaan.–
32Dezen middag ga ik naar Oom Stricker die mij heeft gevraagd daar te komen, Vos/ Kee16
33en het meisje van Paul17 zullen er ook zijn.
34Kent Gij eene oude Engelsche gravure “The vicars daughter”/ die hangt te
35Baarn18 en trof mij gisteren/ let er eens op als Gij te Baarn komt_ De stemming
35aherrinnert aan Die Abendglocke.–19
36En toch vind ik het zoo jammer er daar en ook in de mooie kamers van
37Oom Jan nergens iets hangt als Christus Consolator20 of Ecce Homo. De laatste hangt
38immers op Uw kamertje, ten minste ik meen die te hebben opgemerkt/21 wen er U maar
39aan die overal waar Gij een kamertje hebt op te hangen, want dat is regt en dat
40komt U toe.–
41Dezen morgen zag ik in de kerk een oud vrouwtje, waarschijnlijk stooven-
42zetster,22 die mij zoo deed denken aan die ets van Rembrandt/ eene vrouw
43die in den Bijbel heeft gelezen en met het hoofd op de hand geleund/ is
44in slaap gevallen.23 Ch_ Blanc schrijft er zoo mooi en met zooveel gevoel over24
45en ik meen ook Michelet in zijn: il n’y a point de vieille femme.–25 Ook het
46'gedicht van de Genestet: “Haar pad in t’leven loopt eenzaam af”26 doet er aan denken.
 1v:2
47Zouden wij ook aan den avond van ons leven27 zijn als t’ware vóór wij het zelf
48weten – als wij de dagen voelen omvliegen en steeds sneller voorbijgaan – is het
49'mij wel eens goed dat te gelooven en te vertrouwen/ “l’homme s’agite et Dieu le mène”.28
50Zijt Gij de Pinksterdagen s’morgens in de zaak geweest? Ik hoop Gij het toch
51goed zult gehad hebben.–
5222 Mei_ Gisteren avond was ik bij Oom Stricker waar het gezellig
53was_ Vos, Kee, het meisje van Paul en Jan29 waren er en het was over
5411 toen ik t’huis was, heb toen nog zitten schrijven tot 12, wat zou
55ik wenschen wij zoo zamen hier en daar heen konden gaan, had
56er U gisteren avond wel bij willen hebben.
57Schrijf maar weer spoedig een woordje als Gij een oogenblikje
58hebt. Dezen morgen moet ik nog heel wat werken, ik zie
59wel ’t niet gemakkelijk is en nog wel veel moeielijker zal
60worden, maar heb toch vaste hoop het zal gelukken, en
61ook ben ik overtuigd dat al werkende ik zal leeren werken en
62mijn werk beter en degelijker zal worden. Reeds nu begin ik aan
63Bijbelstudie maar alleen des avonds als het werk voor den dag af
64is of des morgens vroeg – after all is dat het voornaamste – al
65is het mijn pligt mij nu aan de andere studie te wijden/ wat ik ook doe.
66Heb gisteren bij Stricker moeten vertellen van Londen en van Parijs
67en als ik dat doe zie ik het alles weer voor mij, ook alles in
68dat verleden kan medewerken ten goede,30 ik heb ginder veel
69lief, en och dat heb ik overal gehad waar ik geweest ben, dat voel
70ik wel als ik door de straten te s’Hage wandel of b.v. te Zundert/
71dien laatsten togt daarheen31 vergeet ik niet ligt. Voor ik naar
72Stricker ging liep ik nog even opb het Trippenhuis32 om enkele
73schilderijen nog weer eens te zien/ gij weet wel welke.–
74Nu Theo, groet den een en ander die Gij mogt zien/
75schrijf eens spoedig, heb het zoo goed mogelijk, ontvang
76een fermen handdruk in gedachten en geloof mij

77Uw zoo liefh. broer
78Vincent


46 af” < af
49 mène”. < mène.
top