3Wat hadden wij een goeden dag zamen,1 die ons wel in het geheugen zal blijven, ik wil 4zorgen dat Gij bij Uwe terugkomst uit Etten2 een brief vindt, t’huis zult gij het ook wel 5goed gehad hebben/ schrijf eens spoedig hoe Gij den dag hebt doorgebragt.
6Hierbij ontvangt Gij iets voor Uwe portefeuille, n.l. eene lithographie naar J. Maris3 7waaronder men wel zou kunnen zetten: eene arme in het koningrijk Gods,4 en eene 8lith_ naar Mollinger,5 hadt Gij die ooit meer gezien, ik nog niet. Had gelegenheid 9bij een boekenjood,a die mij latijnsche en grieksche boeken bezorgt die ik noodig heb, uit 10eene groote partij uit te zoeken en niet duur/ 13 stuks voor 70 cts. Dacht ik er nog 11eenige wilde nemen voor mijn kamertje, dan komt er wat stemming in en 12dat is noodig om gedachten te krijgen en te vernieuwen.
13Ik geef U op wat het is dan weet Gij hoe het er nu uitziet en wat er hangt.
141 naar Jamin6 (die ook op Uw kamertje hangt)/ een naar M. Maris: dat jongetje 15dat naar school gaat/7 5 stuks naar Bosboom8 ─ van der Maten/ Begrafenis in 16het koren9 ─ Israels/ een arme man op den weg s’winters met sneeuw10 en Ostade/ atelier.11 17Dan nog Allebé/ een oud vrouwtje dat op een wintermorgen als de sneeuw op de 18straten ligt water en vuur heeft gehaald,12 dat laatstgenoemde stuurde ik aan 19Cor op zijn verjaardag.13 19aDe boekenjood had nog veel meer mooie maar t’kan niet meer 19blijden en al hang ik zoo het een en ander op/ ga ik toch niet verzamelen.
20Gisteren stuurde Oom Cor mij eene partij oud papier als het blaadje waar 21ik U op schrijf/ is dat niet heerlijk om het werk op te maken?
22Heb veel werk reeds en niet gemakkelijk, maar met zacht moedigheid14 zal 23men daar wel aan wennen, ik hoop maar te denken aan de klimop, 24“which stealeth on though he wears no wings”/15 als de klimop tegen de muren 25zoo moet de pen tegen het papier op.
26Iederen dag ga ik een eind loopen_ Kwam laatst door een zeer aardig gedeelte 27toen ik n.l. den Buitenkant16 afliep tot het Station van de Holl_ spoor toe/17 daar 28zag men de menschen werken met zandkarren &c. aan het IJ18 en kwam door allerlei 29naauwe straatjes met tuinen vol klimop. Het had daar iets van Ramsgate.
30Bij ’t station ging ik links af waar die menigte van molens staan, op een weg aan 31eene gracht met iepenboomen,19 alles daar doet aan de etsen van Rembrandt denken.20
32Dezer dagen begin ik ook aan Algemeene Geschiedenis uit het boek van Streckfus21 33of liever ik ben er reeds aan begonnen. Er komt heel wat kijken, maar 34stap voor stap voortgaan en goed doen wat men doet zal echter wel tot een resul- 35taat leiden, daarop hoop ik vast. Maar er zal tijd overheen moeten gaan: 36het is het getuigenis van velen en niet maar van Corot alleen: il n’a fallu pour 37cela que quarante ans de travail, de pensée et d’attention.22 Voor het werk 38van mannen als Pa en Ds Keller van Hoorn, oom Stricker en zoovele anderen is 39ook heel wat oefening noodig evenzeer als voor het schilderen. En een mensch 40zegt wel eens: hoe kom ik er nog.─
42En eigen werken/ gedachten en opmerking zijn niet genoeg, wij hebben troost 43en zegen en leiding noodig van hooger magt, en die zal ieder die eenigen 44ernst en verlangen naar licht voor zijne ziel heeft ook wel erkennen en ondervinden_ 45Droefheid naar God23 werkt als een zuurdeessem in het deeg.24 Moge dat ook 46in de geschiedenis van ons beider leven worden gezien_
47Laat ons maar in God gelooven en ons vasthoudende aan dat geloof op Hem 48vertrouwen:
63Doende wat de hand vindt om te doen,27 en als wij in eene goede rigting gedrongen 64worden en ons als het ware eene deur geopend wordt/28 in die rigting voort 65werkende, mogen wij iets van het oud vertrouwen29 hebben, hetgeen God 66stort in menig hart,30 in dat van den eenvoudigen zoowel als in dat van 67den aanzienlijken,31 in dat van Aertsen32 zoowel als in dat van Pa of Oom Jan 68of Oom Cor ─ datzelfde hadden ook Rembrandt/ Millet/ Bosboom en 69hoevele anderen niet, ja bijna in iedereen kunnen wij het in meerdere of mindere 70mate opmerken, of ten minste sporen er van.─ Hij is niet verre van een iegelijk onzer_33
71Blijft het met Mevrouw Tersteeg goed gaan34 en zijt Gij al eens naar Mauve 72geweest? Houd U maar ferm gelijk Gij ook doet, er kunnen nog goede dagen 73in de toekomst voor ons liggen als God ons leven wil sparen en Zijn zegen 74geven op ’t geen wij doen. Zult Gij nog ooit bij mij in een of ander kerkje 75zitten, God geve het, en ik geloof dat Hij het geven zal. Laat ons intusschen 76maar dankbaar zijn voor onze gewone dagen ─ als er niets bijzonders ons ontmoet 77ook/ en als wij een goed gebed weten laat ons het dan bidden zoo als dat wat Pa eens 78bad op een Oudejaarsavond toen het erg koud was en de winter voor allen en ook voor 79ons huis niet gemakkelijk ─ dat gebed kwam uit het geheim Zijns harten: Verbind 80Gij o Heer ons innig aan elkaar en laat de Liefde tot U die banden meer 81en meer versterken,35 bewaar ons voor alle kwaad,36 vooral voor het kwaad der 82zonde. Vader wij bidden U niet dat Gij ons uit de wereld wegneemt maar dat 83Gij ons bewaart voor den booze.37 83a“Bewaar ons voor al te groot zelfverwijt”_ Geef ons genade te vinden in de oogen van38 hen aan 83bwie wij het innigst zijn verbonden en in de oogen van wie na ons zullen komen_ 83Als ik zoo’n schilderij van Ruysdael/ v. Goyen/ 84Bosboom en zoovele anderen aanzie denk ik telkens aan dat woord: Als droevig zijnde 85maar altijd blijde,39 aan wee-moed.40
86Komt Gij nog eens meer op een Zondag op het studeerkamertje41 en gaan 87wij nog eens zamen naar ’t Scheveningsche kerkje,42 ik hoop het.
88Groet Uwe huisgenooten en ontvang in gedachten een handdruk van
91Gisteren zag ik nog een portret van Michelet43 en 92keek het nog eens goed aan en dacht aan “sa vie 93d’encre et de papier”.─44 s’avonds ben ik moe en kan niet zoo vroeg opstaan als ik wil 94maar dat zal wel weer bij komen en ik hoop er mij toe te dwingen.─
41 »Tweede Pinksterdag hoop ik des middags en des avonds bij Oom Stricker te zijn.─
49 stell’ < stel’
41In the left margin on p. 1 (‘Amsterdam [...] nog’).