Back to site

109 To Theo van Gogh. Dordrecht, Friday, 23 March 1877.

metadata
No. 109 (Brieven 1990 109, Complete Letters 89)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Dordrecht, Friday, 23 March 1877

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b107 V/1962

Date
Letter headed: ‘Dordrecht 23 Maart 1877’. The date is somewhat in doubt, however, because it could be read as ‘22’. One argument for the later date is the fact that the letter Van Gogh says he has sent to his parents (l. 20) had not yet arrived in Etten when Mrs van Gogh wrote on 24 March to Theo (FR b2518). The rapidity of the postal service in those days would have ensured that a letter of 22 March would normally have arrived by the 24th.

Ongoing topics
Theo’s sales trip (107)
Vincent’s plans to become a clergyman (106)
Theo’s infatuation (103)

original text
 1r:1
Dordrecht 231 Maart 1877

Waarde Theo,
Wil zorgen Gij op Uwe reis nog een brief ontvangt, wat hadden wij een goeden dag zamen in Amsterdam,2 bleef den trein waarmede Gij zijt vertrokken nog nakijken, zoolang die in het gezigt was, wij zijn toch al zulke oude vrienden, wat hebben wij al lang zamen gewandeld van af de zwarte akkers met het jonge groene koren te Zundert waar wij om dezen tijd van ’t jaar met Pa den leeuwrik hoorden.–
s’Morgens3 ben ik met Oom Cor naar Oom Stricker gegaan en daar een lang gesprek gehad over het U bekende onderwerp,4 s’avonds half 7 bragt Oom Cor mij naar het station, het was een mooien avond en in alles was zooveel dat scheen te spreken, het weer was stil en er was een weinig damp in de straten zooals dat te London meestal het geval is. Oom had s’morgens tandpijn maar gelukkig hield het niet aan, wij gingen nog naar de bloemmarkt5 ook, het is wel goed om van bloemen te houden en van mastegroena en klimop en heggen van meidoorn, die zijn van ’t begin af voor onze oogen geweest. Schreef nog naar huis hoe wij het te Amsterdam gehad hadden6 en wat wij bespraken. Hier komende vond ik bij Rijken een brief van Huis. Pa mogt ll. Zondag niet preeken en Ds Kam nam de beurt voor Hem waar7 – ik weet Zijn hart brandende in Hem is8 of er ook iets mogt gebeuren zoodat ik mij niet alleen bijna maar ook geheellijk9 eraan kon overgeven Hem te volgen, altijd heeft Pa er mij op aangezien,10 och! mogt het tot stand komen en er zegen op rusten.
 1v:2
De plaat die Gij mij gegeven hebt “Hemel en aarde zullen voorbijgaan maar Mijne woorden zullen geenszins voorbij gaan”11 en het portret van Ds Heldring12 hangen reeds op mijn kamertje, o, ik ben er zoo blij mede, zij geven mij hoop.– Schrijf zoo maar eens met U over wat ik van plan ben, zoo doende wordt mijne gedachte mij duidelijk en bevestigd. Vooreerst denk ik aan het woord “het is mijn deel om Uw woord te bewaren”,13 heb zulk eene begeerte mij eigen te maken den schat van het woord van den Bijbel, al die oude verhalen grondig en met liefde te kennen, vooral te kennen wat wij weten van Christus.– Er is in onze familie die wel eene Christenfamilie is in den vollen zin van het woord, altijd, zoover men zien kan van geslachte tot geslachte14 iemand geweest die Evangeliedienaar was.– Waarom zou die stem ook nog niet in dit en in volgende geslachten worden gehoord. Waarom zou niet ook nu een lid van die familie zich tot die bediening geroepen gevoelen en met eenigen grond mogen meenen hij zich mag en moet verklaren en zoeken naar de middelen om tot dat doel te geraken. Het is mijne bede en innig verlangen, dat den geest van mijn Vader en Grootvader ook op mij moge rusten, en het mij moge gegeven worden te zijn een Christen en een Christen werkman,15 dat mijn leven moge gelijken hoe meer hoe liever, want zie, die oude wijn is goed en ik begeer geen nieuwe,16 op dat van Hen die ik daar noem. Hun God zij mijn God en hun volk mijn volk,17 dat dit mijn deel moge zijn: Christus te leeren kennen18 in Zijne volle waarde en te worden gedrongen door  1v:3 Zijne liefde.19 Wat die Liefde is, het is zoo schoon gezegd in dat woord “Als droevig zijnde maar altijd blijde”,20 en in 1 Cor. XIII, zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen, zij vergaat nimmermeer.21 Het is heden in mijn hart, dat woord van de Emmausgangers toen het avond geworden was en de zon was ondergegaan, “en zij drongen Hem, zeggende ‘Blijf bij ons’”.22
Het is ook U lief, dat “droevig maar altijd blijde”, houd het in gedachten want het is een goed woord en een goeden dekmantel in den storm van het leven, houd het in gedachten in deze dagen nu Gij pas zoo veel hebt ondervonden. En wees voorzichtig want al hebt Gij geen kleine zaak ondervonden toch is er als ik wel zie nog iets grooters in de toekomst en zult ook Gij nog indachtig worden aan het woord des Heeren:23 Ik heb U liefgehad met eene eeuwige Liefde,24 Ik zal u troosten als een wien zijne Moeder vertroost.25 Ik zal u een anderen Trooster zenden, namelijk den Geest der waarheid,26 Ik zal een nieuw verbond met u maken,27 scheid u af, raak niet aan hetgeen onrein is,28 en Ik zal U tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn,29 Ik zal u tot een Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn.30 Haat de zonde en de plaatsen waar zij huist en nader niet,31 zoo ligt trekt zij aan door een valschen schijn van iets groots te zijn en doet nog wat de booze deed aan Christus toen hij Hem toonde alle koninkrijken der wereld en hunne heerlijkheid en zeide “al deze dingen zal ik U geven als Gij nederknielende mij wilt aanbidden”.32 Daar is iets beters dan de heerlijkheid der dingen van de wereld,33 dat is het gevoel wanneer ons hart brandende is  1r:4 in ons bij het hooren van Zijn woord,34 dat is het geloof in God, de Liefde voor Christus, het geloof in onsterfelijkheid, in een leven na dit leven. Houd wat Gij hebt.–35 Theo, jongen, broeder dien ik liefheb, ik heb zoo’n groot verlangen naar die zaak die Gij kent, maar hoe kom ik er nog! Zou zoo wenschen kunnen ik reeds achter mij had, evenals Pa, veel en moeielijk werk van een Christen werkman en Evangeliedienaar en zaaier des woords.36 Zie, Pa kan zijne Godsdienstoefeningen en Bijbellezingen en bezoeken bij zieken en armen en zijne geschreven preeken tellen bij duizenden en nog ziet Hij niet om maar gaat door goed doende.37 Sla ook Gij Uw oog eens naar boven38 voor mij en wensch dat het mij gegeven moge worden, gelijk ik dat nu doe voor U, Hij geve U de begeerten Uws harten,39 Hij die ons beter kent dan wij ons zelven kennen en Hij geve U boven bidden en boven denken,40 want Zijne wegen zijn hooger dan onze wegen en Zijne gedachten hooger dan onze gedachten,41 zoo hoog de Hemel is boven de aarde.42 En met U blijve de gedachte aan Christus als een Trooster en die aan God als een hoog vertrek.–43
Heb het goed op Uwe reis; schrijf eens spoedig, en ontvang een handdruk in gedachten, à Dieu, en geloof mij steeds

Uw liefh. broer
Vincent

Moge Pa spoedig beter worden, tracht met Paschen te Etten te zijn, als wij weer zamen zijn zal het wel weer goed zijn.–
Met veel dingen in het verleden, ook met wat Gij hebt ondervonden kan het zijn “gij zult het weervinden na vele dagen”.44

translation
 1r:1
Dordrecht, 231 March 1877

My dear Theo,
Want to make sure you receive a letter on your trip. What a good day we spent together in Amsterdam,2 I stood there watching the train you left in as long as it was still in sight. We’re such old friends, aren’t we? How long we’ve walked together, starting in the black fields with the young green wheat at Zundert, where we heard the lark at this time of year with Pa.
In the morning3 I went with Uncle Cor to see Uncle Stricker, where we had a long talk about you-know-what.4 In the evening at half past six Uncle Cor brought me to the station, it was a beautiful evening and in everything there was so much that seemed to speak, the weather was still and there was a bit of mist in the streets, as is usually the case in London. Uncle had toothache that morning, but fortunately it didn’t last, we went to the flower market5 too, it’s good to love flowers and pine branches and ivy and hedges of hawthorn, we have seen them from the very beginning. Wrote home about how we had spent our time in Amsterdam and what we talked about.6 Arriving here I found a letter from home at Rijken’s. Pa was unable to preach last Sunday and the Rev. Kam stood in for him7 – I know that his heart is burning within him8 that something might happen so that I could give myself over not only almost but altogether9 to following Him, Pa always hoped I would do so,10 oh! may it come to pass, and may there be a blessing on it.  1v:2
The print that you gave me of ‘Heaven and earth shall pass away, but My words shall not pass away’11 and the portrait of the Rev. Heldring12 are already hanging in my room, oh, I’m so glad to have them, they give me hope. Am writing to you offhand about my plans; my idea becomes clear and firm by doing so. For the time being I’m thinking of the words ‘it is my portion to keep Thy word’,13 have such a desire to familiarize myself with the treasure of biblical scripture, to know all those old stories thoroughly and lovingly, especially to learn what we know about Christ. In our family, which is indeed a Christian family in the full sense of the word, there has always been a minister of the gospel as far back as one can see, from generation to generation.14 Why should that voice not be heard in this and in following generations? Why should a member of that family not now feel himself called to that office and think, with some reason, that he can and must declare himself and seek the means to achieve that goal? It is my prayer and deepest desire that the spirit of my Father and Grandfather may rest upon me, and that it may be given me to be a Christian and a Christian labourer,15 that my life may resemble that of them whom I name – the more, the better – for behold, that old wine is good and I desire not the new.16 Their God shall be my God, and their people my people,17 that this may be my portion: to know Christ in His full worth18 and to be constrained by  1v:3 His love.19 What that Love is, is so beautifully said in the words ‘as sorrowful, yet alway rejoicing’,20 and in 1 Cor. XIII, it beareth all things, believeth all things, hopeth all things, endureth all things, it never faileth.21 It is in my heart today, those words of the pilgrims going to Emmaus when evening was come and the sun had gone down, ‘But they constrained Him, saying, Abide with us’.22
You like it too, that ‘sorrowful, yet alway rejoicing’, keep it in mind, because they are good words and a good cloak in the storm of life, keep it in mind at this time, now that you’ve experienced so much lately. And be careful, because even though it’s no small thing that you’ve experienced, yet, if I see rightly, there is something greater in store, and you too will remember the words of the Lord:23 I have loved thee with an everlasting Love,24 I will comfort you as one whom his mother comforteth.25 I shall send you another Comforter, even the Spirit of truth,26 I will make a new covenant with you,27 be separate, and touch not the unclean thing,28 I will be your God, and you shall be My people,29 I will be a Father unto you, and you shall be My sons and daughters.30 Hate sin and the places where it resides, and come not nigh,31 it attracts so easily with a false appearance of being something great, and does what the devil did to Christ when he showed Him all the kingdoms of the earth and their glory and said, ‘All these things will I give Thee, if Thou wilt kneel down and worship me’.32 There is something better than the glory of worldly things:33 it is the feeling we get when our heart burns  1r:4 within us upon hearing His word,34 it is faith in God, the Love of Christ, faith in immortality, in a life after this life. Hold fast to what you have.35 Theo, old boy, brother whom I love, I have such a great longing for that thing which you know of, but how shall I ever get it? How I wish that I, like Pa, had already done a lot of the difficult work of a Christian labourer and minister of the gospel and sower of the word.36 You see, Pa can count his services and Bible readings and visits to the sick and the poor and his written sermons by the thousands, and still he doesn’t look back but goes on doing good.37 Lift up your eyes38 for me and pray that it may be given to me, just as I now do for you, may He give you the desires of thine heart,39 He who knows us better than we know ourselves and who is able to do above all that we ask or think,40 for His ways are higher than our ways and His thoughts are higher than our thoughts,41 as high as the Heaven is above the earth.42 And may you continue to think of Christ as a Comforter and God as a refuge.43
I wish you well on your trip; write soon, and accept a handshake in thought, adieu, and believe me ever

Your loving brother
Vincent

May Pa get better soon, try to be in Etten at Easter, things will be all fine once more when we’re together again.
With many things in the past, also with what you’ve experienced, it could be that ‘thou shalt find it after many days’.44
notes
1. It is possible that Van Gogh wrote ‘22’ instead of ‘23’ (see also Date).
2. Van Gogh had visited Amsterdam on 18-19 March 1877.
3. This must have been Monday, 19 March, the morning after Theo’s visit.
4. Van Gogh had meanwhile decided that he wanted to be a clergyman, and possibilities were being investigated with regard to the preparation necessary for the study of theology.
5. The flower market on Singel between Koningsplein and Muntplein.
a. Meaning: ‘dennetakken’ (branches of pine).
6. Cf. Mr van Gogh’s remark in a letter to Theo: ‘Vincent told us that you had a good day in Amsterdam last Sunday’; and again later in the letter: ‘Vincent wrote with pleasure about your being together’, and went on immediately to say: ‘he still seems to be thinking about becoming a clergyman. But will he manage it? Is he capable of 7 years of continuous study of languages etc.? I’d rather that he simply wanted to remain in his present position. It does worry us’ (FR b2517, 24 March 1877).
7. Mr van Gogh was ill, and the doctor had advised him not to preach (FR b2514). The Rev. Jan Gerrit Kam, for whom Mr van Gogh acted as substitute in Leur, stood in for Mr van Gogh in Etten. From the family correspondence it appears that he did this often.
8. Luke 24:32.
9. Acts 26:29.
10. Evidently Mr van Gogh had expected his eldest son to carry on the tradition of having a clergyman in the family.
11. Matt. 24:35, Mark 13:31 and Luke 21:33. This text could have been inscribed on the print Theo had sent; cf. the biblical passages on the Scheffer prints (letter 85, n. 7). It is also possible, however, that Van Gogh wrote the text on the print himself, as he was in the habit of doing (cf., for instance, letter 112, l. 35).
12. The Rev. Ottho Gerhard Heldring, a well-known preacher, founded several charitable institutions and also published devotional works. At least eight portraits of him are known, including a painting by August Allebé of 1877 and an engraving after this canvas made by Smeeton-Tilly, which appeared in the Nederlandsche Almanak of 1877 (The Hague, Iconographic Bureau).
13. Cf. Rhy. ps. 119:29.
14. Biblical, but especially frequent in the Old Testament.
15. Owing to the brochure De christen-werkman als zendeling (The Christian workman as a missionary) (1847) by the above-mentioned O.G. Heldring, the ‘Christian Workman’ had become a well-known concept. The Missionary Idea had arisen from the ambition to give the poor in the Dutch East Indies a better future. The Groningen theologians (to whose numbers Mr van Gogh belonged) were active in the Nederlands Zendelinggenootschap (Dutch Missionary Society). See Hommo Reenders, Alternatieve zending. Ottho Gerhard Heldring (1804-1876) en de verbreiding van het christendom in Nederlands-Indië. Dissertation Kampen. Kampen 1991, esp. pp. 103 ff. In the sermon Van Gogh had delivered in England (see letter 96), he had translated this concept literally as ‘Christian workman’.
16. Possibly an allusion to Matt. 9:17.
17. Ruth 1:16.
18. Cf. Phil. 3:10.
19. 2 Cor. 5:14.
20. 2 Cor. 6:10.
21. 1 Cor. 13:7-8.
22. Luke 24:29.
23. Cf. Luke 24:8.
24. Jer. 31:3.
25. Cf. Isa. 66:13.
26. John 14:16-17 and John 15:26.
27. Jer. 31:31.
28. 2 Cor. 6:17.
29. Cf. Jer. 31:33.
30. 2 Cor. 6:18.
31. Prov. 5:8.
32. Matt. 4:8-9.
33. Cf. 1 John 2:16-17. Van Gogh always writes ‘heerlijkheid’ (glory) where John wrote ‘begeerlijkheid’ (lust).
34. Cf. Luke 24:32.
35. Cf. Rev. 2:25.
36. Cf. Mark 4:14.
37. Cf. the saying ‘Doe wel en zie niet om’ (Do well and don’t look back); cf. Luke 9:62.
38. Rhy. ps. 42:3, Rhy. ps. 42:7 and Rhy. ps. 139:7.
39. Ps. 37:4.
40. Hymn 36:2 and Eph. 3:20.
41. Cf. Isa. 55:8-9.
42. Cf. Ps. 103:11.
43. Ps. 9:10 (in KJ Ps. 9:9).
44. Eccl. 11:1.