6Dank voor Uw brief, wees sterk en Hij zal Uw hart versterken.
3
7Vandaag ontving ik een langen brief van huis, waarin Pa mij
8vroeg of wij beiden het zouden kunnen schikken om Zondag
9aanst. naar Amsterdam naar Oom Cor te gaan.
4 Vindt Gij het
10goed dan kom ik dus Zaturdag avond met den trein die 11 uur
11eenige minuten te s’Hage komt bij U en gaan wij s’morgens
12met den eersten trein naar Amsterdam tot s’avonds
_
13Wij moesten dat maar doen, Pa schijnt er zeer op gesteld te
14zijn, dan zijn wij ook aanst
_ Zondag weer bij elkaar. Het kan
15immers wel ik dien nacht bij U blijf – anders ga ik in den Toelast
_5
16Schrijf nu nog een briefkaart of Ge het goed vindt, laat ons
17maar dicht bij elkaar blijven.–
18Hierbij nog een woordje voor Oom Cor
/6 schrijf er nog iets bij als
19Gij wilt
_ Het is reeds laat, dezen middag deed ik eens eene wan
-
20deling
7 omdat ik daar zoo behoefte aan gevoelde, eerst de Groote kerk
21om, toen de Nieuwe kerk en toen den dijk op waar al die molens staan
22die men als men bij de spoor wandelt ziet in de verte.
8 Er is zoo veel
23in dat eigenaardige landschap en omgeving dat spreekt en
1v:2
24dat schijnt te zeggen “houd goeden moed, vrees niet”
_9
25Er zijn zoo dagen in het leven waarop al de leden mede lijden
26omdat één van de leden lijdt,
10 en waar zoo opregte “droefheid
27'naar God”
11 is, daar is God niet verre, Die ons ook houden zal.–
12
28Als wij dat gelooven
/ laat ons dan in die dagen vurig wenschen
28aen vragen om dingen die wij zouden willen zien gebeuren,
29of wij ook mogten verhoord worden.
13 Zoudt Gij ook voor mij willen
30vragen of mij een weg mogt worden geopend
14 om mijn leven,
31meer dan nu het geval is, te wijden aan de dienst van Hem en
32van het Evangelie.
15 Ik blijf er om aandringen en ik geloof dat
33ik verhoord zal worden, ik zeg dit in alle nederigheid en mij nederbuigende
34als het ware. ’t Is zoo’n groote, maar ook zoo’n zware zaak en toch
35ik begeer haar
_– Menschelijkerwijs gesproken zou men zeggen, het
36kan niet gebeuren, maar als ik er ernstiger over nadenk en onder de
37oppervlakte van wat bij de menschen onmogelijk is
16 doordring dan
38is mijne ziel stil tot God,
17 want het is mogelijk bij Hem die spreekt en
39het is er
/ die gebiedt en het staat er en het staat vast.
18 O Theo, Theo,
40jongen, als het mij eens gebeuren mogt en die overvloed van
41neergedruktheid over allerlei wat ik ondernam en mij mislukte, die stroom
42van verwijten die ik heb gehoord en gevoeld, als het eens van mij mogt
43worden weggenomen en mij mogt worden gegeven en de gelegenheid
44en de kracht en liefde
/ vereischt om tot ontwikkeling te komen en
45te volharden en staande te blijven in dat waarover mijn Vader en
46ik den Heer zoo innig zouden danken.– Een handdruk in
47gedachten en groete bij Roos, vraag gij
het voor mij in dezen
48Uwen dag,
19 en geloof mij