Back to site

102 To Theo van Gogh. Dordrecht, Wednesday, 7 and Thursday, 8 February 1877.

metadata
No. 102 (Brieven 1990 102, Complete Letters 85)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Dordrecht, Wednesday, 7 and Thursday, 8 February 1877

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b102 V/1962

Date
Part of this letter was written on 8 February 1877: ‘congratulations for today, it’s already half past 1 and therefore already 8 February’ (ll. 108-109). The fact that this remark occurs not at the beginning but much later on in the letter suggests that Van Gogh had begun writing on the evening of 7 February.

Ongoing topic
Mr van Gogh’s birthday on 8 February (101)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Adam Bede kost f. 2.601 dus ontvangt Gij hierbij terug f. 1.40.– Nu hoop ik maar zij er ’t huis genot van zullen hebben, en dat zal wel.2
Dank voor Uw brief waar ik zoo blij mede was, als wij elkaar nu weer eens ontmoeten zullen wij elkaar maar eens ferm in de oogen kijken, het is mij soms zulk eene heerlijke gedachte wij weer denzelfden grond onder de voeten hebben en dezelfde taal spreken.
Verl. week hebben wij hier eene overstrooming gehad. s’Avonds tusschen 12 en 1 van den winkel komende wandelde ik de Groote kerk3 nog eens om, het stormde toen in de iepenboomen die daarom heen staan en de maan scheen door de regenwolken en weerkaatste in de grachten die reeds boordevol waren. s’Nachs 3 uur waren wij bij Rijken, een grutter waar ik in huis lig,4 allen in de weer om de dingen uit den winkel naar boven te brengen want het water kwam een el hoog in huis. Er was niet weinig leven en rumoer, en in alle benedenkamers waren de menschen bezig om naar boven te brengen wat zij konden en een bootje kwam de straat opvaren. s’Morgens toen het wat licht begon te worden zag men eene groep mannen aan het eind van het straatje die den een na den ander naar hunne pakhuizen waadden. Er is veel schade, ook in de plaats waar de Heer Braat zijn papier &c. bewaart is water gekomen,5 niet door de overstrooming maar door de groote drukking van onder uit den grond.
 1v:2
De Heer Braat zegt het hem een bankje van het grootste soort6 kost. Wij zijn anderhalven dag bezig geweest om alles over te brengen naar een bovenhuis.– Zoo eens een dag met de handen werken is wel eene aangename afwisseling, ’t was maar jammer het om die reden was.– Gij hadt dien avond de zon moeten zien ondergaan, de straten schenen van goud, zooals Cuyp7 dat wel schilderde.
Verlang naar mijn koffer die onderweg is,8 ook om weer wat prenten op mijne kamer te hebben. Heb er nu hangen Christus consolator die ik van U heb9 en twee Engelsche houtsneden, n.l. de Emmausgangers:10 En zij dwongen Hem, zeggende “blijf bij ons” want de zon was ondergegaan en de avond was gevallen11 – en een ander: “Zij die in duisternis zaten en schaduwe des doods, hebben een groot licht gezien;12 des avonds vernacht wel het geween, maar des morgens is er gejuich”.–13 Er kan een tijd zijn in het leven waarin men als het ware van alles vermoeid is en een gevoel heeft als of al wat men doet verkeerd is, en daar is ook wel wat van aan – zou dit een gevoel zijn dat men ontwijken en verdringen moet, of wel zou het zijn “de droefheid naar God” die men niet moet vreezen maar waarop men moet letten of zij misschien ons ten goede zou kunnen dringen – zou het misschien zijn “de droefheid naar God die werkt eene onberouwelijke keuze”.–14 En in zulk een tijd, waarin men zich vermoeid gevoelt van zich zelven, mag men met aandacht, hoop en liefde denken aan het woord “Komt allen tot Mij, gij die vermoeid en belast zijt en Ik zal u ruste geven. Neemt mijn juk op en leert van Mij dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uwe ziele. Want Mijn juk is zacht en mijn last is ligt.–15 Zoo iemand achter  1v:3 Mij wil komen die verloochene zich zelven en neme zijn kruis dagelijks op en volge Mij”.–16 In zulk een tijd mag men wel denken aan “zoo een mensch niet weder geboren wordt, hij kan het koninkrijk Gods niet zien”.–17 Als wij ons laten leeren door de ervaring des levens en leiden door de droefheid naar God dan kan er nog eene nieuwe levenskracht ontspringen uit het vermoeide hart. Als wij maar eens goed vermoeid zijn dan zullen wij vaster gelooven in God en zullen in Christus, door Zijn woord, vinden een Vriend en een Trooster. En dan kunnen er dagen komen waarin wij zullen voelen “Gij doet mijne ongeregtigheden van mij zoover het Oosten is van het Westen.”18 waarin wij iets zullen voelen van “den ijver voor Uw huis heeft mij verslonden”,19 en “onze God is een verteerend vuur”20 – waarin wij weder zullen weten wat het zegt vurig te zijn van geest.–21 “Niet altoos zal de hope kwijnen”.22
Laat ons maar niet vergeten “de dingen die wij in den beginne gehoord hebben”.23
In den beginne was het woord en het woord was bij God en het woord was God.24 Alzoo lief heeft God de wereld gehad dat Hij zijn eengeboren Zoon gegeven heeft opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.25 Niets zal ons scheiden van de Liefde van Christus, noch tegenwoordige noch toekomende dingen.–26

Juich Aarde juich tot God omhoog
Dat dankbre tranen uit uw oog
Voor Hem d’Algoedheid vloeien
Viert vrolijk dezen blijden dag
Den schoonsten die de wereld zag
Aan hare kimmen gloeien.27

Nog juicht ons toe die zaalge nacht
Waarin ’t gestarnt met nieuwe pracht
En ’t Englen heir met nieuwe vreugd
Zich over Jezus komst verheugt.28

Ik weet aan Wien ik mij vertrouwe
Al wisselen ook dag en nacht
Ik ken de rots waarop ik bouwe
Hij feilt niet die mijn heil verwacht
Eens aan den avond van mijn leven
Breng ik van zorg en strijden moe
voor elken dag mij hier gegeven
U hooger reiner loflied toe.–29

’t Hijgend hert der jagt ontkomen
Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
Van de frissche waterstroomen
Dan mijn ziel verlangt naar God
Ja mijn ziel dorst naar den Heer!
God des levens ach wanneer
Zal ik naad’ren voor Uw oogen
In Uw huis Uw naam verhoogen.30

O mijn ziel wat buigt ge u neder
Waarom zijt ge in mij ontrust
Voed het oud vertrouwen weder
Zoek in s’Hoogsten lof Uw lust
Menigwerf heeft Hij Uw druk
Doen verandren in geluk
Hoop op Hem sla ’t oog naar boven
Want ik zal mijn God nog loven.31

Niet altijd zal de hope kwijnen.32

Verl. Zondag morgen was ik in de Fransche kerk hier,33 die is zeer ernstig en deftig en heeft iets zeer aantrekkelijks, de tekst was: Houdt wat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme.34 Het slot van de preek was “Zoo ik U vergete, o Jeruzalem, zoo vergete mijne regterhand zich zelven”.35
Na de kerk deed ik eene mooie wandeling alleen op een dijk langs de molens,36 het was eene schitterende lucht boven de weilanden die weerkaatste in de sloten.  1r:4
Er zijn in andere landen wel eigenaardige dingen. b.v. de Fransche kust die ik zag bij Dieppe – de falaises met het groene gras er op37 – de zee en lucht – de haven met de oude booten zooals Daubigny ze schildert met bruine netten en zeilen, de kleine huisjes waaronder een paar restauraties met witte gordijntjes en groene mastentakken in het raam – de karren met witte paarden met blaauwe groote halsters en roode kwasten opgetuigd – de voerlui met hunne blaauwe kielen, de vischers met hunne baarden en geöliede kleeren en de Fransche vrouwen met bleek gezigt, donkere dikwijls wat diepliggende oogen, zwarte japon en witte muts en b.v. de Londensche straten in den regen met de lantaarns en een nacht daar doorgebragt op den stoep van een oud grijs kerkje gelijk het mij dezen zomer na dien togt van Ramsgate38 overkwam – er zijn in andere landen ook wel eigenaardige dingen – maar toen ik verl. Zondag alleen wandelde op dien dijk, toen dacht ik zoo hoe goed die hollanschen grond was, en ik voelde iets van “heden is het in mijn hart om een verbond te maken met mijnen God”39 – want de herinnering aan vroeger kwam bij mij op, o.a. hoe dikwijls hebben wij zoo in de laatste dagen van Februarij met Pa gewandeld naar Rijsbergen40 enz. en de leeuwrik gehoord boven de zwarte akkers met het jonge groene koren, de tintelende blaauwe lucht met de witte wolken er boven – en dan de steenweg met de beukenboomen41 – o Jerusalem Jerusalem!42 of liever o Zundert o Zundert! wie weet of wij van den zomer nog niet eens zamen aan de zee wandelen. Wij moeten toch maar goede vrienden blijven Theo, en maar gelooven in God en vertrouwen met een oud vertrouwen43 op Hem die kan doen boven bidden en boven denken44 – wie zal zeggen hoe hoog gena kan stijgen.45
Van harte gelukgewenscht met den dag van heden, het is reeds half 2 en dus reeds 8 Februarij. God spare onzen Vader nog lang voor ons “en Hij verbinde ons innig aan elkaar, en moge de liefde tot Hem dien band meer en meer versterken”.–46
Pa schreef Hij al spreeuwen had gezien, weet Gij nog hoe die te Zundert op de kerk konden zitten,47 hier heb ik er nog geen opgemerkt – maar wel veel kraaijen, s’morgens op de groote kerk.– Nu wordt het weer haast lente en komen ook de leeuwrikken weer. “Hij vernieuwt het gelaat des aardrijks”48 en daar staat: Ziet Ik maak alle dingen nieuw,49 en zooals Hij het gelaat des aardrijks vernieuwt zoo kan Hij ook s’menschen ziel en hart en geest vernieuwen en versterken – de natuur van ieder waar zoon heeft wel iets van dien van den zoon uit de gelijkenis “die dood was en weer levend werd”.–50 Laat ons het woord Droevig maar altijd blijde,51 onbekend maar nogthans bekend,52 maar niet vergeten en het woord weemoed maar met twee woorden schrijven, wee en moed,53 en gelooven in God die op Zijn tijd ook de eenzaamheid, die wij soms zelfs in het gewoel zoo kunnen voelen, van om onze knieën kan doen wijken, en van Wien Jozef zeide “Hij heeft mij doen vergeten mijns Vaders huis en al mijn verdriet”54 – en toch vergat Jozef zijn vader niet – dat weet Gij wel maar Gij weet wel wat hij met zijn woord bedoelde. Houd U maar goed, groet allen bij Roos en vooral ook de Hr. Tersteeg en Mevrouw en ontvang in gedachten een handdruk en geloof mij

Uw zoo liefh. broer
Vincent

Zeg aan den Hr Tersteeg hij het niet kwalijk moet nemen de teekenvoorbeelden zoo lang weg blijven, ’t is voor de H.B. school, er worden er reeds 30 gehouden – maar ook wil men er nog voor de B. Avondschool uitzoeken en moet ze om die reden nog een dag of 8 houden.55 Zoodra mogelijk ontvangt gij ze terug.–

Jongen stuur mij nog eens die bladzijde uit Michelet,56 die Gij mij vroeger stuurdet is in mijn lessenaar57 in mijn koffer en ik heb het weer noodig – schrijf maar weer spoedig.–

translation
 1r:1
My dear Theo,
Adam Bede costs 2.60 guilders,1 so herewith you get back 1.40 guilders. Now I only hope that it will give them some pleasure at home, but no doubt it will.2
Thanks for your letter, which made me so happy. When next we meet we’ll look each other straight in the eye. I sometimes think how wonderful it is that we have the same ground beneath our feet and that we speak the same language.
Last week we were flooded here. Coming from the shop between 12 and 1 at night, I took another turn around the Grote Kerk.3 The wind was blowing hard in the elm trees surrounding it, and the moon shone through the rain-clouds and reflected in the canals that were already filled to the brim. At 3 o’clock in the morning we were all rushing around at Rijken’s, the grocer in whose house I’m lodging,4 bringing things upstairs from the shop, because the water was an ell high in the house. There was quite a bit of commotion, and in all the downstairs rooms people were busy bringing upstairs what they could, and a small boat came down the street. In the morning, when it was beginning to grow light, one saw a group of men at the end of the street, wading one after another to their warehouses. There’s a lot of damage, the water has also got into the place where Mr Braat keeps his paper &c.,5 not because of the flood but because of the great pressure coming from under the ground.  1v:2
Mr Braat says it will cost him a banknote of the largest kind.6 It took us a day and a half to carry everything to an upstairs flat. Working with your hands like that for a day is a welcome change, though it was a pity it was for that reason. You should have seen the sun go down that evening, the streets shone of gold, the way Cuyp7 used to paint them.
Longing to have my trunk, which is on the way,8 one reason being to have some prints hanging in my room again. I now have Christus Consolator, which you gave me,9 and two English woodcuts, namely the Supper at Emmaus:10 ‘But they constrained Him, saying, Abide with us: for it is toward evening, and the day is far spent’,11 and another: ‘They that sat in darkness and the shadow of death have seen a great light’;12 ‘Weeping may endure for a night, but joy cometh in the morning’.13 There can come a time in life when one is tired of everything, as it were, and has the feeling as if everything that one does is wrong, and there’s certainly some truth in that – is this a feeling that one ought to avoid and repress, or it is rather ‘the godly sorrow’ that one must not fear but carefully consider whether it can perhaps compel us to do good – is it perhaps ‘the godly sorrow that worketh a choice not to be repented of’?14 And at such times, in which one feels tired of oneself, one may think with heedfulness, hope and love of the words ‘Come unto Me, all ye that labour and are heavy laden, and I will give you rest. Take my yoke upon you, and learn of Me; for I am meek and lowly in heart: and ye shall find rest unto your soul. For My yoke is easy, and my burden is light’.15 ‘If any man will come after Me,  1v:3 let him deny himself, and take up his cross daily, and follow Me.’16 At such times one may well reflect upon: ‘Except a man be born again, he cannot see the kingdom of God’.17 If we let ourselves be taught by the experience of life and led by godly sorrow, then new vitality may spring from the tired heart. If we are once good and tired, then we shall believe more firmly in God, and shall find in Christ, through His word, a Friend and Comforter. And then there may be times when we feel ‘thou removest my iniquities from me as far as the east is from the west’,18 when we feel something of ‘the zeal for Thine house hath eaten me up’19 and ‘our God is a consuming fire’20 – when we shall again know what it is to be fervent in spirit.21 Hope will not always fade away.22
Let us not forget ‘the things which we have heard from the beginning’.23
In the beginning was the Word, and the Word was with God, and the Word was God.24 God so loved the world, that He gave his only begotten Son, that whosoever believeth in Him should not perish, but have everlasting life.25 Nothing shall separate us from the Love of Christ, neither things present, nor things to come.26

Rejoice on earth, praise God on high,
Let thankful tears stream from your eye
For Him from whom all blessings flow.
This joyful day then celebrate,
The greatest the world has seen to date,
On its horizon all aglow.27

Still welcoming us, that blessed night,
In which the stars with beauteous light
And heavenly hosts with one glad voice
In Jesus’ coming do rejoice.28

I know in Whom my faith is founded,
Though day and night change constantly,
I know the rock on which I’m grounded,
My Saviour waits, unfailingly.
When once life’s evening overcomes me,
Worn down by ills and strife always,
For every day Thou hast allowed me,
I’ll bring Thee higher, purer praise.29

The panting hart, the hunt escapèd,
Cries no harder for the pleasure
Of fresh flowing streams of water
Than my soul doth long for God.
Yea, my soul thirsts for the Lord,
God of life, oh when shall I
Approach Thy sight, and drawing nigh,
Give Thee praise in Thine own house.30

Why art thou cast down, my soul,
Disquieted in me, oh why?
Foster again the faith of old,
Rejoice in praising Him most high.
Oft hath he taken your distress
And turned it into happiness.
Hope in Him, eyes heavenward raised,
For to my God I still give praise.31

Hope will not always fade forever.32

Last Sunday morning I was in the French church here,33 which is very serious and dignified and has something very appealing. The text was Hold that fast which thou hast, that no man take thy crown.34 The end of the sermon was ‘If I forget thee, O Jerusalem, let my right hand forget her cunning’.35
After church I took a lovely walk alone on a dyke running past the mills,36 there was a brilliant sky above the meadows that was reflected in the ditches.  1r:4 There are curious things in other countries, such as the French coast which I saw at Dieppe – the chalk cliffs with green grass on top37 – the sea and sky – the harbour with old boats like Daubigny paints them, with brown nets and sails, the small houses including a couple of restaurants with little white curtains and green pine branches in the window – the carts with white horses with big blue halters decorated with red tassels – the drivers with their blue smocks, the fishermen with their beards and oiled clothing and the French women with pale faces, dark, often somewhat deep-set eyes, black dress and white cap, and such as the streets of London in the rain with the street-lamps, and a night spent there on the steps of an old, small grey church, as happened to me this summer after that journey from Ramsgate38 – there are certainly curious things in other countries, too – but last Sunday when I was walking alone on that dyke, I thought how good that Dutch soil was, and I felt something akin to ‘today it is in mine heart to make a covenant with my God’39 – because memories of times past came back to me, including how often we walked with Pa to Rijsbergen40 and so on in the last days of February and heard the lark above the black fields with young green wheat, the shimmering blue sky with white clouds above – and then the paved road with the beech trees41 – O Jerusalem Jerusalem!42 or rather O Zundert O Zundert! Who knows but that we may go walking at the seaside together this summer? We really must remain good friends, Theo, and simply believe in God and trust with that faith of old43 in Him who is able to do above all that we ask or think44 – who can say to what heights grace can ascend?45
Hearty congratulations for today, it’s already half past 1 and therefore already 8 February. May God spare our Father for us for a long time yet ‘and may He join us intimately to one another and let our love of Him make that bond ever stronger’.46
Pa wrote that he had already seen starlings, do you remember how they used to sit on the church at Zundert?47 I haven’t seen any here yet – though there are a lot of crows on the Grote Kerk in the mornings. Now it’s almost spring again and the larks will return again. ‘He reneweth the face of the earth’48 and it is written, Behold, I make all things new,49 and just as He renews the face of the earth, so can He renew and strengthen the human soul and heart and mind – the nature of every true son somewhat resembles that of the son in the parable who ‘was dead, and is alive again’.50 Let us not forget the words ‘sorrowful, yet alway rejoicing’,51 ‘unknown, and yet well known’,52 and write the word woe-spiritedness as two words, woe and spiritedness,53 and believe in God who in His own good time can make the loneliness disappear which we sometimes feel so much even in the bustle, of whom Joseph said ‘He hath made me forget my Father’s house and all my sorrow’54 – and yet Joseph did not forget his father – you know that of course, but you also know what he meant by those words. Do keep well, give my regards to everyone at the Rooses’, and especially to Mr Tersteeg and his wife, and accept in thought a handshake, and believe me

Your most loving brother,
Vincent

Tell Mr Tersteeg that he shouldn’t be upset about the drawing examples being away for so long, it’s for the high school, 30 have already been chosen – but they still want to select some for the secondary school, which is why they have to keep them for another week or so.55 You’ll get them back as soon as possible.

Old boy, send me that page from Michelet again,56 the one you sent me earlier is in my reading-desk57 in my trunk and I need it again – do write again soon.
notes
1. The available translation of Adam Bede cost 2.90 guilders; presumably Van Gogh received the bookshop discount of 10%. The translation was to be had both as a separate publication (‘3e dr. Sneek, J.F. van Drunten (Rott., D. Bolle.) 1871’) and as vol. 2 of George Eliot’s romantic works: ‘Uit het Engelsch. Nieuwe uitgaaf met inleiding en onder toezicht van P. Bruyn (From the English. New edition with introduction and editorial supervision by P. Bruijn), Sneek, Van Drunten & Bleeker (Rott. D. Bolle) 1870-1873’. Because the Novellen mentioned in the previous letter appeared as vol. 1 in the series (see letter 101, n. 3), this last edition must have been the birthday present in question.
2. The present was well chosen: Mr van Gogh found Adam Bede a ‘wonderful thing to have’ (FR b2507, 19 February 1877).
3. The Grote Kerk (also called the Onze Lieve Vrouwekerk) facing Grote Kerksplein.
4. Pieter Rijken and his wife, Maria Aelmans, kept a lodging-house at Tolbrugstraat (Waterzijde) A 312; on the ground floor they ran a greengrocer’s shop. Van Gogh was their lodger from January to May 1877. They sometimes had as many as four or five lodgers at a time. See Verzamelde brieven 1973, vol. 1, pp. 110-112 and Molendijk 1990, pp. 5-7.
5. The storehouse of Blussé & Van Braam was next to Vincent’s lodging-house. During the flooding, Van Gogh carried heavy cartons of wet paper upstairs. People recollecting the incident commented also on his physical strength as well as his introversion. See Verzamelde brieven 1973, vol. 1, p. 109.
6. A bank note of the highest value, namely 1,000 guilders.
7. Aelbert Cuyp.
8. Some of Van Gogh’s possessions had to be sent from England. Mrs van Gogh wrote to Theo: ‘It was with great pleasure that I sent Vincent a parcel with several items this week; his clothes are still in England’ (FR b2502, 19 January).
9. Ary Scheffer, Christus Consolator ; see letter 85, n. 7.
10. These English prints of the pilgrims on the road to Emmaus have not been traced.
11. Luke 24:29.
12. Cf. Matt. 4:16 and Isa. 9:1 (in KJ Isa. 9:2).
13. Ps. 30:6 (in KJ Ps. 30:5).
14. Cf. 2 Cor. 7:10.
15. Matt. 11:28-30.
16. Luke 9:23.
17. John 3:3.
18. Cf. Ps. 103:10-12.
19. John 2:17; cf. also Ps. 69:10 (in KJ Ps. 69:9).
20. Heb. 12:29.
21. Cf. Acts 18:25 and Rom. 12:11.
22. Hymn 189:1.
23. Cf. 1 John 2:24.
24. John 1:1.
25. John 3:16.
26. Cf. Rom. 8:38-39.
27. Hymn 113:1. Vincent wrote ‘Juich Aarde’ (Rejoice on earth) instead of ‘Juicht Christenen’ (Rejoice, Christians).
28. Hymn 114:1.
29. Hymn 180:5. Cf. Pabst 1988, p. 62.
30. Rhy. ps. 42:1. Cf. Pabst 1988, p. 62.
31. Rhy. ps. 42:7. Cf. Pabst 1988, p. 62.
32. Hymn 189:1.
33. The French Church on the corner of Visstraat and Voorstraat.
34. Rev. 3:11.
35. Ps. 137:5.
36. A series of windmills on the Weeskinderendijk. Van Gogh would make a drawing of these windmills in 1881; see letter 171.
37. When travelling from Paris to London and vice versa, Van Gogh no doubt saw the coastal town of Dieppe and the chalk cliffs (falaises) on the north-west coast of France. These trips occurred in May 1873, October 1874 and May 1875.
38. Vincent’s journey from Ramsgate to London in June 1876; see letter 84.
39. 2 Chron. 29:10.
40. Rijsbergen is a village c. 6 km north of Van Gogh’s birthplace, Zundert, and its churchgoers were part of Mr van Gogh’s congregation. The Aertsen family, who are mentioned in letter 108, were among the Van Goghs’ friends there.
41. In 1810-1813 the road was paved and planted on either side with oak and beech trees. See Kools 1990, p. 61.
42. For ‘O Jerusalem’, see n. 35.
43. Rhy. ps. 42:7.
44. Hymn 36:2 and Eph. 3:20.
45. Hymn 118:8, ‘Te zien hoe hoog, als wij gena’ verkrijgen, Gena’ kan stijgen’ (If grace we can obtain, to see the heights that grace may gain).
46. A prayer written and often recited in the family circle by Mr van Gogh; see letter 113.
47. Apparently this was an important image Van Gogh remembered from his youth, because an early drawing (in a sketchbook made for Betsy Tersteeg) also shows a small church with birds on the roof (Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. d409). Cf. Kools 1990, p. 63.
48. Ps. 104:30.
49. Rev. 21:5.
50. Luke 15:11-32.
51. 2 Cor. 6:10.
52. 2 Cor. 6:9.
53. Cf. letter 89: ‘Charity... is meek, it is woe-spirited, it has woe and spirit’. Mr van Gogh wrote to Theo: ‘I do imagine that he always has the inclination to melancholy. He simply shouldn’t dwell on it too much, and I hope that he receives encouragement through the awareness that he can come up to scratch’ (FR b2502, 19 January 1877).
54. Cf. Gen. 41:51.
55. Evidently the Gemeentelijke Hogere Burgerschool (HBS) (municipal high school) and the Burgeravondschool (secondary evening school) had drawing examples published by Goupil on approval from Tersteeg (via Blussé). It is possible that the drawings in question belonged to the Bargue series (for his Cours de dessin and Exercices au fusain, see letters 136 and 156). At the Burgeravondschool, housed in the former Armhuis (poorhouse) on the Stek, pupils above the age of 12 received instruction in arithmetic, mathematics and drawing. See J.L. van Dalen, Geschiedenis van Dordrecht. 2 vols. Dordrecht 1931, vol. 2, pp. 926-928.
56. Van Gogh is referring to the passage ‘Je vois d’ici une dame’ from the chapter ‘Les aspirations de l’automne’ in L’amour (see letter 14, n. 19). He had already asked Theo to send this in letters 89 and 90.
57. A wooden reading-desk preserved in the Van Gogh family could be the one mentioned here. It is now to be found in the Van Gogh Museum (inv. no. v44 V/1975). Ill. 1816 . See cat. Amsterdam 1987, p. 500, cat. no. 3.12. That the reading-desk was once Vincent’s is recorded in a ‘Memorandum’ written by V.W. van Gogh dated 8 October 1975, though he later doubted whether it had actually been the one used by Vincent.