Van harte alles goeds in het nieuwe jaar U toegewenscht, heb het goed en heb zegen in alle opzichten. Heerlijk wij elkaar weer gezien hebben, wat was het mooi dien morgen toen Gij zijt weggegaan en wat zullen wij nog dikwijls aan de reis naar Chaam2 denken.
Moe heeft weer zooveel pijn aan het oog en heeft een doek om, Pa heeft weer zoo heel mooi gepreekt van morgen.
En nu van avond weer Oudejaarsavond, waart Gij ook maar hier.
Er is nog iets nu dat ik U moet vertellen; een paar dagen geleden kwam de Hr. Braat uit Dordt3 een bezoek brengen bij Oom Vincent en zij spraken over mij en oom vroeg aan de Hr B., of er bij hem, indien ik dit verlangde, voor mij plaats zou zijn. De Hr B. dacht hij wel plaats zou hebben en zeide dat ik maar eens moest komen om er over te spreken. Dus ben ik gisteren morgen vroeg er heen geweest, Pa en Moe en ik ook, vonden het iets dat wij niet moesten laten voorbijgaan zonder te zien wat het was.
Sprak met hem af ik na Nieuwejaar eene week bij hem zou komen en na verloop van dien tijd kunnen wij zien.4
Er zijn veel dingen die het wenschelijk maken, het weer terug zijn in Holland in de buurt van Pa en Moe en ook van U en de anderen vooreerst.5 Dan zou het salaris daar zeker iets beter zijn dan bij Mr Jones en vooral met het oog op later wanneer een mensch meer noodig krijgt
1v:2 is het plicht daaraan te denken.
Wat nu het andere betreft, dat laat ik daarom niet varen. Pa’s geest is zoo groot en zoo veelzijdig uitgebreid en onder alle omstandigheden hoop ik zich iets daarvan in mij zal ontwikkelen. de verandering nu zal zijn dat ik in plaats van les te geven aan die jongens in een boekwinkel werkzaam ben.─
Wat hebben wij dikwijls verlangd bij elkaar te zijn en hoe vreesselijk is het gevoel van ver van elkaar te zijn bij ziekte of zorg gelijk wij het bij voorbeeld voelden bij Uwe ziekte, en dan het gevoel dat het gebrek aan het noodige geld zeer goed een beletsel zou kunnen zijn om in nood bij elkaar te zijn.
Dus is het best mogelijk ik daar heen ga.─
Gisteren avond was ik nog bij Oom Vincent om hem te vertellen ik dadelijk naar Dordt was geweest, het was een stormachtigen avond, gij kunt U denken hoe mooi die weg naar Prinsenhage was met de donkere wolken met hun zilveren randen. Ik ging ook nog even in de Roomsche kerk waar avonddienst was, het was een mooi gezicht, al die boeren en de boerinnen met hun zwarte kleeren en witte mutsen, en de kerk zag er zoo vriendelijk uit bij het avondlicht. Gij moet het maar dadelijk aan den Hr. Tersteeg ook zeggen ik 8 dagen daarheen ga om daarna verder te zien, laat ZEd. dezen brief lezen als gij wilt en wensch vooral Hem en Mevrouw veel goeds toe voor mij in het nieuwe jaar. Schrijf U zeer in haast, Anna en de meisjes6 en Cor gingen naar Prinsenhage en Pa wilde ik maar met hen zou medegaan. Tante7 kwam met hen in het rijtuig terug en ik wandelde met Willem Carbentus.─8 Nu jongen, beste broer, wat waren het goede dagen toen wij allen zamen waren,9 heb een goeden oudejaarsavond en geloof mij
Uw liefh. broer
Vincent
Spoedig wel meer ─ à Dieu. Mocht gij schrijven adresseer dan Uw brief naar Dordt.10