3'Het is mij behoefte een woordje voor U in te 4sluiten.─ Gij zult wel goede dagen hebben 5t’huis,1 haast benijd ik U, jongen.─
6Wat hebben wij mooi herfstweer, gij zult s’mor- 7gens de zon ook wel zien opgaan. In welke 8kamer slaapt gij?
9Als Gij dezer dagen kunt krijgen “de navolging 10van Christus”2 lees daar dan eens in, dat 11is een heerlijk boek, dat veel licht geeft.─ 12Zoo mooi is daarin uitgedrukt, want hij 13die het boek schreef deed het zelf, hoe goed het 14is om den heiligen strijd der pligtsbetrachting 15te voeren en de innige vreugde die er te 16vinden is in weldoen en in wel te doen wat 17men doet.─
18Gij moet den brief vana Pa en Moe maar eens 19lezen, ik heb zulke mooie wandelingen 20gedaan dezer dagen, die vooral goed 21deden na de benaauwdheid van de eerste 22maanden hier.─
23’t Is wel zoo dat iederen dag zijn eigen kwaad 24heeft3 en zijn eigen goed ook. Maar wat moet
1v:2 25het leven, vooral verder op ─ als het kwaad 26van iederen dag toeneemt wat de dingen 27van de wereld aangaat, vreesselijk zijn als 28het niet gesteund en getroost wordt door 29het geloof_─ En in Christus kunnen 30alle dingen van de wereld ook beter 31en als het ware geheiligd worden.─ 32Het is een mooi woord en gelukkig zijn 33zij die het vinden/ “Niets behaagt mij 34dan in Christus en in Hem behagen mij 35'alle dingen”.─4 Maar dat heeft men 36zoo in eens niet. Maar wie zoekt die 37vindt.─5
38Schrijf den volgenden keer als Pa en Moe 39schrijven ook maar weer eens een woordje. 40Maandag avond hoop ik weer naar Rich- 41mond te gaan en te nemen de woorden:
42En als hij nog van verre was zag hem zijn 43Vader en werd met innerlijke ontferming 44bewogen.─6
45Theo, Wee mij als ik het evangelie niet 46predik,7 als ik dat niet in ’t oog had en
1v:3 47niet hoop en vertrouwen had op Christus 48dan zou ik alleen wee hebben, nu heb 49ik er echter wat moed bij.─
50Ik had wel gewenscht dat Gij verl. Don- 51derdag avond ook te Turnham Green 52waart geweest in het kerkske, ik wandelde 53er heen met den oudsten jongen van 54de school en vertelde hem enkele van 55de sprookjes van Andersen/ “de geschiedenis 56'eener Moeder”,8 onder anderen.─
57En nu gaan wij zoo zachtjes aan naar 58den winter, en velen zien daar tegen 59op, ’t is toch heerlijk dat kersfeest, dat 60is als ’t mos op de daken en als de mast en 61de hulst en den klimop in de sneeuw. 62Wat zou ik graag met Anna zamen komen/ 63moge zij spoedig iets vinden,9 ik schrijf 64haar van daag maar weer eens.─
65Vandaag is een van de meiden weggegaan/ 66die hebben het niet makkelijk hier en zij kon 67het niet langer uithouden ─ wat heeft
1r:4 68toch ieder/ rijker of armer/ sterker of 69zwakker/ zijn oogenblikken ─ waarin 70men niet verder kan/ waarop “al deze 71dingen tegen ons schijnen”/10 waarop veel 72wat wij gebouwd hadden instort.
73En toch den moed maar niet opgeven/ 74tot zevenmaal toe moest Elia bidden11 75en David had menigmaal asch op 76Zijn hoofd.─12
77Er is een nieuwen ondermeester in de school 78gekomen, omdat ik nu voortaan meer 79te Turnham Green zal moeten werken, hij 80is nog nooit van huis geweest en zal het 81niet makkelijk hebben in het begin. ─
82En nu een handdruk in gedachten, het is 83reeds laat en ik ben wel min of meer 84moe. Heb het goed en denk maar eens 85aan