Zoo dankbaar was ik voor Uw briefje en voor het schrijven van Moe,1 dus wachten wij tot Kersmis en dan geve God ons het elkander wederzien in vrede.
“Mijn ziekzijn is niet kwaad”.2 Neen, want Sorrow is better than laughter.3 Neen, ziek zijn gesteund door Gods arm,4 en in die dagen van ziek zijn andere denkbeelden en nieuwe voornemens krijgen, die niet in ons konden opkomen toen wij niet ziek waren, en in die dagen helderder geloof en vaster vertrouwen krijgen, dat is niet kwaad.─ Wij aanbidden, zwijgen stil.─5 Het leven in de wereld moet worden een der wereld geven wat der wereld is, terwijl de Godsdienst, het zoeken te doen van Gods wil de hoofdzaak moet worden.─
Godsdienst ─ Gods wil doen, een Christen zijn, wat is dat? Laat ons daarnaar zoeken en God spare ons het leven, en de droefheid naar God6 zal niet zonder vruchten blijven. ’t Werkt onzichtbaar, maar met kracht.─7
“Dit is het verbond, dat Ik na die dagen met hen maken zal, spreekt de Heer: Ik zal Mijne wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot eenen God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.─
En zij zullen niet meer, een iegelijk zijnen naaste, en een iegelijk zijnen broeder, leeren, zeggende: Kent den Heer, want zij zullen Mij allen kennen van hunnen kleinste af tot hunnen grootste toe, spreekt de Heer: want Ik zal hunne ongeregtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken. Zoo zegt de Heer, die de zon ten licht geeft des daags, de ordeningen der maan en der sterren ten licht des nachts, die de zee klieft, dat hare golven bruisen, Heer der heirscharen is Zijn naam”.─8
Het leven in de wereld moet worden een der wereld geven wat der wereld is? Ja, maar dat leven in de wereld wordt “getuchtigd, maar niet gedood”,9 o, wat kunnen er schoone rijke dagen zijn in alle tijdperken van het leven, als de liefde tot Christus ons dringt.─10 Wat kan Elliott11 die beschrijven.─ Het leven in de wereld wordt getuchtigd maar niet gedood, ga er in terug als een kind.─ ’t Is een schoon woord “wees oprecht alsde duiven en voorzichtig als de slangen”.─12
Dat hoorde ik Ds Bersier14 zeggen toen Hij stond voor een tijd van lijden en moeijelijkheden waarin men zegt: “Al deze dingen zijn tegen ons”.─15
“Toutes choses sont devenues nouvelles”16 zeide Hij met ontroering als zag Hij door alles heen.─ Het is een mooi woord, Niets behaagt mij dan in Jezus Christus, en in Hem behagen mij alle dingen17 “though even in mirth the heart be sad”.─18
“Mijn ziek zijn is niet kwaad”, neen, want man’s extremity is Gods opportunity.19 Als wij zwak zijn dan zijn wij krachtig.20 Het ziek zijn heiligt het gezond zijn en leert gezond zijn.─
Vader wij bidden U dat Gij ons niet uit de wereld wegneemt maar dat Gij ons bewaart voor den booze.─21
Wordt toch maar gaauw beter, kerel, o ik verlang zoo naar kersmis.
Hierbij den laatsten brief van Anna, zij zal nog wel dikwijls aan Welwyn denken als zij er eenmaal van daan is, het is er alles zoo mooi.─
Gisteren was ik in Mr Jones’ kerk om te helpen om alles klaar te maken voor dezen avond. Een dominé uit Leicester zal dan eene lezing geven over de Hervorming en die verduidelijken door een tooverlantaarn met voorstellingen uit dien tijd. Ik zag reeds enkele van de platen, zij zijn in den trant van Holbein.22 Gij weet dat veel schilders en teekenaars hier in dien trant werken.─ Er was eene zeer mooie plaat van Luthers huwelijk.─23 Verleden Maandag was er in die kerk eene “tea-meeting”, het was een jaar geleden sedert de kerk geopend was.24 Er werden zeker wel 250 menschen daar onthaald en daarna spraken Mr. Jones en enkele andere predikanten tot s’avonds laat toe.
Maar jongen, nog eens, wie zou zijn gedachten ook maar eenigzins bij elkaar kunnen houden indien het gevoel van pligt de dingen niet aaneenschakelde. Wie zou eenigen ernst kunnen behouden zonder het kinderlijk geloof:25 wij zijn reizigers, vreemdelingen;─ vergeet wat achter is, strek u uit naar hetgeen voor is!─26 ’t is ook goed te gelooven dat daar een Engel achter ieder onzer staat, ’t is goed te voelen in ons hart den roep, Abba Vader!27
Het is hier mooi tegenwoordig, vooral in de straten s’avonds, als het min of meer mist en de lantaarns worden aangestoken, en ook in dat park waarover ik U reeds schreef,28 ik zag daar de zon ondergaan een paar dagen geleden achter die iepenboomen waarvan de bladeren nu de kleur van brons hebben. Over het gras lag die waas waarover Anna schrijft29 en er loopt eene beek door dat park waarin men de zwanen ziet zwemmen.
De accaciaboomen op de speelplaats hebben reeds veel van hunne bladeren verloren, men ziet ze door het raam voor mijn lessenaar, soms teekenen zij zich donker tegen de lucht af, soms ziet men de zon daarachter rood in den mist opkomen.─
Wat zal het spoedig winter zijn, ’t is toch gelukkig kersmis in den winter is, daarom is mij den winter liever dan eenig anderen tijd van het jaar, kersmis en oudejaar is zelfs meer dan den herfst.
Wat zal het heerlijk zijn om dien Theems af te varen en de zee over, en dan die vriendelijke hollandsche duinen en het torentje dat men reeds van zoo heel uit de verte ziet.─ Wat zien wij toch weinig van elkaar jongen en wat zien wij weinig van onze ouders, en toch, zoo sterk is het gevoel van onzen oorsprong en van elkander dat het hart zich soms opheft en het oog blikt naar God en smeekt, Laat mij niet al te ver dwalen van Hen, niet al te lang o Heer!
Heeft niet de mensch een strijd op aarde?30 Toen Gij ziek waart zult Gij dat wel gevoeld hebben. Geen overwinning zonder strijd, geen strijd zonder lijden.─
Laat mij niet al te ver dwalen van Hen! van Uw volk o Heer. Gij die Hun God zijt, wees ook mijn God, dan zijn wij vereenigd in U, vorm mijn hart naar het Hunne opdat van daar uitga een leven als het Hunne. En in Uwe handen bevelen wij ons hart32 al trachten wij ook naar het waken en bidden en strijden.33 Als de Heer het huis niet bouwt dan arbeiden de bouwlieden te vergeefs, als de Heer de stad niet bewaakt dan waken de wachters te vergeefs.─34 à Dieu jongen, heb het zoo goed mogelijk, groet hen bij Roos en als Gij andere bekenden ziet en geloof mij, na een handdruk in gedachten