1r:1
1Waarde Theo,
2Zoo dankbaar was ik voor Uw briefje en voor
3het schrijven van Moe,1 dus wachten wij tot
4Kersmis en dan geve God ons het elkander
5wederzien in vrede.
6“Mijn ziekzijn is niet kwaad”_2 Neen, want Sorrow
7is better than laughter.3 Neen, ziek zijn gesteund
8door Gods arm,4 en in die dagen van ziek zijn
9andere denkbeelden en nieuwe voornemens
10krijgen, die niet in ons konden opkomen toen
11wij niet ziek waren, en in die dagen helderder
12geloof en vaster vertrouwen krijgen, dat is niet
13kwaad.─ Wij aanbidden, zwijgen stil.─5
14Het leven in de wereld moet worden een der
15wereld geven wat der wereld is, terwijl de Godsdienst/
16het zoeken te doen van Gods wil de hoofdzaak
17moet worden.─
18Godsdienst ─ Gods wil doen, een Christen zijn,
19wat is dat? Laat ons daarnaar zoeken en
20God spare ons het leven, en de droefheid
21naar God6 zal niet zonder vruchten blijven_
22’t Werkt onzichtbaar, maar met kracht.─7
23“Dit is het verbond, dat Ik na die dagen met hen
24'maken zal, spreekt de Heer: Ik zal Mijne wet
25in hun binnenste geven, en zal die in hun hart
26schrijven; en Ik zal hun tot eenen God zijn, en
27zij zullen Mij tot een volk zijn.─
28En zij zullen niet meer, een iegelijk zijnen naaste,
29en een iegelijk zijnen broeder, leeren, zeggende:
30Kent den Heer, want zij zullen Mij allen kennen
31van hunnen kleinste af tot hunnen grootste toe/
32spreekt de Heer: want Ik zal hunne ongeregtigheid
33vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken.
34Zoo zegt de Heer, die de zon ten licht geeft des daags/
35de ordeningen der maan en der sterren ten licht
36des nachts, die de zee klieft, dat hare golven bruisen,
37'Heer der heirscharen is Zijn naam”.─8
 1v:2
38Het leven in de wereld moet worden een der wereld
39geven wat der wereld is? Ja, maar dat leven in
40'de wereld wordt “getuchtigd, maar niet gedood”,9
41o, wat kunnen er schoone rijke dagen zijn in
42alle tijdperken van het leven, als de liefde
43tot Christus ons dringt.─10 Wat kan Elliott11 die
44beschrijven.─ Het leven in de wereld wordt getuch-
45tigd maar niet gedood, ga er in terug als een
46kind.─ ’t Is een schoon woord “wees oprecht als
47'de duiven en voorzichtig als de slangen”.─12
48Ziet alle dingen zijn nieuw geworden.─13
49Dat hoorde ik Ds Bersier14 zeggen toen Hij
50stond voor een tijd van lijden en moeijelijkheden
51waarin men zegt: “Al deze dingen zijn tegen
52ons”.─15
53“Toutes choses sont devenues nouvelles”16 zeide
54Hij met ontroering als zag Hij door alles heen.─
55Het is een mooi woord/ Niets behaagt mij
56dan in Jezus Christus, en in Hem behagen
57mij alle dingen17 “though even in mirth
58the heart be sad”.─18
59“Mijn ziek zijn is niet kwaad”, neen, want
60man’s extremity is Gods opportunity.19 Als
61wij zwak zijn dan zijn wij krachtig.20 Het
62ziek zijn heiligt het gezond zijn en leert
63gezond zijn.─
64Vader wij bidden U dat Gij ons niet uit de
65wereld wegneemt maar dat Gij ons bewaart
66voor den booze.─21
67Wordt toch maar gaauw beter, kerel, o ik
68verlang zoo naar kersmis.
69Hierbij den laatsten brief van Anna, zij
70zal nog wel dikwijls aan Welwyn denken
71als zij er eenmaal van daan is, het is er
72alles zoo mooi.─
 1v:3
73Gisteren was ik in Mr Jones’ kerk om te
74helpen om alles klaar te maken voor
75dezen avond. Een dominé uit Leicester
76zal dan eene lezing geven over de Her-
77vorming en die verduidelijken door
78een tooverlantaarn met voorstellingen uit
79dien tijd. Ik zag reeds enkele van de
80platen, zij zijn in den trant van Holbein_22
81Gij weet dat veel schilders en teekenaars
82hier in dien trant werken.─ Er was eene
83zeer mooie plaat van Luthers huwelijk.─23
84Verleden Maandag was er in die kerk eene
85“tea-meeting”/ het was een jaar geleden sedert
86de kerk geopend was.24 Er werden zeker wel
87250 menschen daar onthaald en daarna
88spraken Mr. Jones en enkele andere
89predikanten tot s’avonds laat toe.
90Maar jongen, nog eens/ wie zou zijn gedachten
91ook maar eenigzins bij elkaar kunnen
92houden indien het gevoel van pligt de dingen
93niet aaneenschakelde. Wie zou eenigen ernst
94kunnen behouden zonder het kinderlijk
95geloof:25 wij zijn reizigers, vreemdelingen;─ vergeet
96wat achter is/ strek u uit naar hetgeen voor is!─26
97’t is ook goed te gelooven dat daar een Engel achter
98ieder onzer staat/ ’t is goed te voelen in ons hart
99den roep/ Abba Vader!27
100Het is hier mooi tegenwoordig, vooral in de
101straten s’avonds, als het min of meer mist en
102de lantaarns worden aangestoken, en ook in
103dat park waarover ik U reeds schreef,28 ik zag
104daar de zon ondergaan een paar dagen geleden
105achter die iepenboomen waarvan de bladeren
106nu de kleur van brons hebben. Over het gras lag
107die waas waarover Anna schrijft29 en er loopt eene
108beek door dat park waarin men de zwanen ziet
109zwemmen.
 1r:4
110De accaciaboomen op de speelplaats
111hebben reeds veel van hunne bladeren
112verloren, men ziet ze door het raam voor mijn
113lessenaar, soms teekenen zij zich donker
114tegen de lucht af, soms ziet men de zon
115daarachter rood in den mist opkomen.─
116Wat zal het spoedig winter zijn, ’t is toch
117gelukkig kersmis in den winter is/ daarom is mij den
117awinter liever dan eenig anderen tijd van het jaar/ kersmis en oudejaar is zelfs meer dan den
117bherfst_
118Wat zal het heerlijk zijn om dien Theems
119af te varen en de zee over, en dan die vriendelijke
120hollandsche duinen en het torentje dat
121men reeds van zoo heel uit de verte ziet.─
122Wat zien wij toch weinig van elkaar jongen en
123wat zien wij weinig van onze ouders/ en toch/
124zoo sterk is het gevoel van onzen oorsprong
125en van elkander dat het hart zich soms
126opheft en het oog blikt naar God en smeekt/
127Laat mij niet al te ver dwalen van Hen, niet
128al te lang o Heer!
129Heeft niet de mensch een strijd op aarde?30
130Toen Gij ziek waart zult Gij dat wel gevoeld
131hebben. Geen overwinning zonder strijd, geen
132strijd zonder lijden.─

133Daar moet veel strijds gestreden zijn
134Daar moet veel leeds geleden zijn
135En veel gebeds gebeden zijn
136En dan zal ’t einde zalig zijn.─31

137Laat mij niet al te ver dwalen van Hen!
138van Uw volk o Heer. Gij die Hun God zijt/ wees ook
139mijn God/ dan zijn wij vereenigd in U, vorm mijn hart
140naar het Hunne opdat van daar uitga een leven
141als het Hunne. En in Uwe handen bevelen wij ons hart32
142al trachten wij ook naar het waken en bidden en strijden.33
143Als de Heer het huis niet bouwt dan arbeiden de
144bouwlieden te vergeefs/ als de Heer de stad niet be-
145waakt dan waken de wachters te vergeefs.─34 à Dieu
146jongen/ heb het zoo goed mogelijk/ groet hen bij Roos
147en als Gij andere bekenden ziet en geloof mij, na
148een handdruk in gedachten

148*Uw zoo liefh. broer
149Vincent.

150Geef Oom Jan35 een hand voor mij.


24 spreekt < Spreekt
37 naam”.─ < naam.─
40 gedood”, < gedood,
47 slangen”.─ < slangen.─
top