2Zoo dankbaar was ik voor Uw briefje en voor 3het schrijven van Moe,1 dus wachten wij tot 4Kersmis en dan geve God ons het elkander 5wederzien in vrede.
6“Mijn ziekzijn is niet kwaad”_2 Neen, want Sorrow 7is better than laughter.3 Neen, ziek zijn gesteund 8door Gods arm,4 en in die dagen van ziek zijn 9andere denkbeelden en nieuwe voornemens 10krijgen, die niet in ons konden opkomen toen 11wij niet ziek waren, en in die dagen helderder 12geloof en vaster vertrouwen krijgen, dat is niet 13kwaad.─ Wij aanbidden, zwijgen stil.─5 14Het leven in de wereld moet worden een der 15wereld geven wat der wereld is, terwijl de Godsdienst/ 16het zoeken te doen van Gods wil de hoofdzaak 17moet worden.─
18Godsdienst ─ Gods wil doen, een Christen zijn, 19wat is dat? Laat ons daarnaar zoeken en 20God spare ons het leven, en de droefheid 21naar God6 zal niet zonder vruchten blijven_ 22’t Werkt onzichtbaar, maar met kracht.─7
23“Dit is het verbond, dat Ik na die dagen met hen 24'maken zal, spreekt de Heer: Ik zal Mijne wet 25in hun binnenste geven, en zal die in hun hart 26schrijven; en Ik zal hun tot eenen God zijn, en 27zij zullen Mij tot een volk zijn.─
28En zij zullen niet meer, een iegelijk zijnen naaste, 29en een iegelijk zijnen broeder, leeren, zeggende: 30Kent den Heer, want zij zullen Mij allen kennen 31van hunnen kleinste af tot hunnen grootste toe/ 32spreekt de Heer: want Ik zal hunne ongeregtigheid 33vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken. 34Zoo zegt de Heer, die de zon ten licht geeft des daags/ 35de ordeningen der maan en der sterren ten licht 36des nachts, die de zee klieft, dat hare golven bruisen, 37'Heer der heirscharen is Zijn naam”.─8
38Het leven in de wereld moet worden een der wereld 39geven wat der wereld is? Ja, maar dat leven in 40'de wereld wordt “getuchtigd, maar niet gedood”,9 41o, wat kunnen er schoone rijke dagen zijn in 42alle tijdperken van het leven, als de liefde 43tot Christus ons dringt.─10 Wat kan Elliott11 die 44beschrijven.─ Het leven in de wereld wordt getuch- 45tigd maar niet gedood, ga er in terug als een 46kind.─ ’t Is een schoon woord “wees oprecht als 47'de duiven en voorzichtig als de slangen”.─12
49Dat hoorde ik Ds Bersier14 zeggen toen Hij 50stond voor een tijd van lijden en moeijelijkheden 51waarin men zegt: “Al deze dingen zijn tegen 52ons”.─15
53“Toutes choses sont devenues nouvelles”16 zeide 54Hij met ontroering als zag Hij door alles heen.─ 55Het is een mooi woord/ Niets behaagt mij 56dan in Jezus Christus, en in Hem behagen 57mij alle dingen17 “though even in mirth 58the heart be sad”.─18
59“Mijn ziek zijn is niet kwaad”, neen, want 60man’s extremity is Gods opportunity.19 Als 61wij zwak zijn dan zijn wij krachtig.20 Het 62ziek zijn heiligt het gezond zijn en leert 63gezond zijn.─
64Vader wij bidden U dat Gij ons niet uit de 65wereld wegneemt maar dat Gij ons bewaart 66voor den booze.─21
67Wordt toch maar gaauw beter, kerel, o ik 68verlang zoo naar kersmis.
69Hierbij den laatsten brief van Anna, zij 70zal nog wel dikwijls aan Welwyn denken 71als zij er eenmaal van daan is, het is er 72alles zoo mooi.─
73Gisteren was ik in Mr Jones’ kerk om te 74helpen om alles klaar te maken voor 75dezen avond. Een dominé uit Leicester 76zal dan eene lezing geven over de Her- 77vorming en die verduidelijken door 78een tooverlantaarn met voorstellingen uit 79dien tijd. Ik zag reeds enkele van de 80platen, zij zijn in den trant van Holbein_22 81Gij weet dat veel schilders en teekenaars 82hier in dien trant werken.─ Er was eene 83zeer mooie plaat van Luthers huwelijk.─23 84Verleden Maandag was er in die kerk eene 85“tea-meeting”/ het was een jaar geleden sedert 86de kerk geopend was.24 Er werden zeker wel 87250 menschen daar onthaald en daarna 88spraken Mr. Jones en enkele andere 89predikanten tot s’avonds laat toe.
90Maar jongen, nog eens/ wie zou zijn gedachten 91ook maar eenigzins bij elkaar kunnen 92houden indien het gevoel van pligt de dingen 93niet aaneenschakelde. Wie zou eenigen ernst 94kunnen behouden zonder het kinderlijk 95geloof:25 wij zijn reizigers, vreemdelingen;─ vergeet 96wat achter is/ strek u uit naar hetgeen voor is!─26 97’t is ook goed te gelooven dat daar een Engel achter 98ieder onzer staat/ ’t is goed te voelen in ons hart 99den roep/ Abba Vader!27
100Het is hier mooi tegenwoordig, vooral in de 101straten s’avonds, als het min of meer mist en 102de lantaarns worden aangestoken, en ook in 103dat park waarover ik U reeds schreef,28 ik zag 104daar de zon ondergaan een paar dagen geleden 105achter die iepenboomen waarvan de bladeren 106nu de kleur van brons hebben. Over het gras lag 107die waas waarover Anna schrijft29 en er loopt eene 108beek door dat park waarin men de zwanen ziet 109zwemmen.
110De accaciaboomen op de speelplaats 111hebben reeds veel van hunne bladeren 112verloren, men ziet ze door het raam voor mijn 113lessenaar, soms teekenen zij zich donker 114tegen de lucht af, soms ziet men de zon 115daarachter rood in den mist opkomen.─
116Wat zal het spoedig winter zijn, ’t is toch 117gelukkig kersmis in den winter is/ daarom is mij den 117awinter liever dan eenig anderen tijd van het jaar/ kersmis en oudejaar is zelfs meer dan den 117bherfst_
118Wat zal het heerlijk zijn om dien Theems 119af te varen en de zee over, en dan die vriendelijke 120hollandsche duinen en het torentje dat 121men reeds van zoo heel uit de verte ziet.─ 122Wat zien wij toch weinig van elkaar jongen en 123wat zien wij weinig van onze ouders/ en toch/ 124zoo sterk is het gevoel van onzen oorsprong 125en van elkander dat het hart zich soms 126opheft en het oog blikt naar God en smeekt/ 127Laat mij niet al te ver dwalen van Hen, niet 128al te lang o Heer!
129Heeft niet de mensch een strijd op aarde?30 130Toen Gij ziek waart zult Gij dat wel gevoeld 131hebben. Geen overwinning zonder strijd, geen 132strijd zonder lijden.─
137Laat mij niet al te ver dwalen van Hen! 138van Uw volk o Heer. Gij die Hun God zijt/ wees ook 139mijn God/ dan zijn wij vereenigd in U, vorm mijn hart 140naar het Hunne opdat van daar uitga een leven 141als het Hunne. En in Uwe handen bevelen wij ons hart32 142al trachten wij ook naar het waken en bidden en strijden.33 143Als de Heer het huis niet bouwt dan arbeiden de 144bouwlieden te vergeefs/ als de Heer de stad niet be- 145waakt dan waken de wachters te vergeefs.─34 à Dieu 146jongen/ heb het zoo goed mogelijk/ groet hen bij Roos 147en als Gij andere bekenden ziet en geloof mij, na 148een handdruk in gedachten