2Dank voor Uw brief van heden morgen.─ Er zijn uren 3en dagen en tijden in het leven waarin God als het 4ware zijn aangezicht verbergt,1 maar voor hen die 5God liefhebben zijn ook die tijden, die droevige tijden, 6niet geheel zonder God, maar als vol profetieen 7voor de toekomst en vol stemmen uit het verleden: 8“tot hiertoe heeft de Heer U gebragt”,2 “voed het 9oud vertrouwen weder”_3
10Mochten U soms dingen gebeuren waarop Gij niet 11gerekend hadt/ versterk dan in U de droefheid naar 12'God4 en de stem: “Abba Vader”_5
13Het was een herfstdag en ik stond op de stoep van 14de school van den Heer Provily6 het rijtuig waarin 15Pa en Moe naar huis reden na te kijken.
16Dat geele karretje zag men in de verte op den 17langen weg, nat na den regen, met dunne boomen 18aan weerskanten, die door de weilanden heenloopt_ 19De grijze lucht boven alles, spiegelde in de plassen. 20En een dag of 14 later stond ik op een avond in 21een hoek van de speelplaats toen men mij kwam 22zeggen dat er iemand was die naar mij vroeg 23en ik wist wie het was en een oogenblik later viel 24ik mijn Vader om den hals. Wat ik voelde, zou het 25niet geweest zijn “Omdat gij kinderen zijt heeft God 26den geest Zijns zoons in uwe harten uitgezonden, die 27'in ons roept ‘Abba Vader’”_7 Het was een oogenblik 28waarop wij beiden voelden dat wij een Vader in de hemelen 29hebben; want ook mijn Vader zag naar boven en in zijn hart 30was eene grootere stemme dan de mijne die riep: “Abba Vader”_
37Tusschen dat oogenblik en heden liggen de jaren 38der vreemdelingschappen_─8 Daar is een woord dat met 39ons medegaat en als het ware met ons opgroeit ─ dat 40is/ Droevig maar altijd blijde.─9 Daar is het 41gebed eener Moeder voor Hare kinderen 42dat zeer machtig is, want het gebed 43van eene rechtvaardige vermag veel:10
44Vader ik bid U niet dat Gij hen uit de wereld 45wegneemt maar dat Gij hen bewaart voor 46den booze.─11
47Daar is eene trouwe Vaderhand die 48ons zegende toen wij het ouderlijk 49huis verlieten.─
50En dan jongen/ ik zei het reeds vroeger/ daar is het sterk 51verlangen naar de dagen waarin Hij de ongeregtig- 52heden der jeugd12 niet meer gedenken zal. 52aWie heeft lust 52bin grijze haren?
53Zoover het Oosten is van het Westen/ zoo ver doe Ik uwe 54overtredingen van u.13 Al waren Uwe zonden als schar- 55laken/ Ik zal ze wit maken als sneeuw.14
56Zoo wie niet haat zijn eigen leven die kan Christus’ 57discipel niet zijn.15 Dit stuurde Pa mij eens/
86Wie heeft lust in grijze haren? Wie ziet er achter heen 87even als Felix Holt achter het woord mislukking?17
88Wie ziet dat dan wanneer het eerste leven, het leven 89van de jeugd en jongelingsjaren, dat leven van wereld- 90vreugde en ijdelheid, tegen wil en dank, verdort, en 91het zal verdorren even als de bloesem van de boomen 92afvalt, er een ander leven krachtig opschiet, het leven 93van de liefde tot Christus die dringt18 en der droefheid naar God die onberouwelijk is_19 94hoe wij dan in onze diepe afhankelijkheid van God, 95en in het duidelijk en levendig gevoel daarvan meer 96genade vinden in Zijne oogen,20 die te rein zijn dan dat 97zij het kwade zien zouden,21 en Hij ons dan, in onze 98zwakheid veiliger kan en wil toevertrouwen, Zijn 99heiligen Geest die levend maakt22 en dringt tot goede 100werken.─23 Wie heeft er lust in het verdere leven? Wie 101heeft lust in grijze haren, wie heeft lust in droevig 102maar altijd blijde,24 getuchtigd maar niet gedood tot 103“stervende maar zie wij leven”25 toe_ Wie heeft lust in 104vallen: en weer opstaan met langmoedigheid en 105zachtmoedigheid.─26 Wie heeft lust in het groen van 106de mastboomen en ceder en klimop en hulst en mos 107in den winter.─ Dor hout geeft meer warmte, 108helder vuur en licht, als het aangestoken wordt/ dan 109het groene.─ Daar is in de Liefde geene vrees maar de 110volmaakte liefde sluit de vrees buiten.─27
152*Laat ons Liefde hebben onder 153elkander opdat God onze Liefde vermeerdere en versterke34 154en heb liefde om U heen en als er soms geen menschen 155zijn die gij genoeg lief kunt hebben, heb dan de stad 156lief waar Gij woont, gelijk gij ook doet, heb ik Parijs 157en Londen niet lief al ben ik een kind van de 158mastbosschen en van dat strand te Ramsgate.─
159En tracht de armen te behagen35 en genade in hunne oogen 160te vinden.─36
161“Versterk Uw hart”_37 “Omdat Gij kinderen zijt/ heeft God den 162geest Zijns Zoons in onze harten uitgezonden die in ons 163'roept ‘Abba Vader’”_38
164Zoo wie niet heeft liefgehad heeft God niet gekend want 165God is Liefde.39 En dit is het eeuwige leven/ God te kennen 166en Christus dien Hij gezonden heeft.40 166aDaar is in de liefde 166bgeene vrees.─41
167In het huis mijns Vaders zijn vele woningen, anderszins 168zou ik het u niet gezegd hebben.42
169En nogtans ben ik niet alleen maar de Vader is met mij_43 170Het is beter op den Heer te betrouwen dan op de menschen_44 171Het is beter te vallen in de handen des Heeren dan in 172de handen der menschen.─45
172aLaat Christus zijn het middelpunt van uw verlangen, den 172bTrooster van ’t ontrust gemoed.─46
173“Versterk uw hart”47 ook in dezen zin: eet uw brood in eenvou- 174digheid des harten,48 ik ten minste doe dat, ik kan niet 175anders, God helpe mij, indien er gevaar is in dat te doen; 176“Vader in Uwe handen beveel ik mijn hart”/49 eet uw brood 177maar leef eenvoudig, en rook uw pijp, dat doe ik ook als ik 178tabak heb en wandel, dat doe ik ook als ik er nu en dan 179eens uit kan breken. “En wentel Uwen weg op den Heer Hij zal het 180maken”.50
181“Versterk uwe Liefde”_ Wat is toch die Liefde waar 182van Paulus spreekt? wat zijn toch die wonderbare 183woorden? die ook Gij kent/ 1 Cor. XIII.─51 die Liefde is 184het leven in Christus/ die liefde is onze Moeder/ 185al het goede der aarde behoort haar toe, want alles 186is goed met dankzegging genoten,52 maar zij 187strekt zich uit veel verder dan tot dat goede der 188aarde. Haar behoort toe een dronk uit de beek 189op eene wandeling of uit een fontein in de heete straten van Londen 190en Parijs/ haar behoort ook toe “Ik zal uw bed 191maken in ziekte”,53 “gelijk een dien zijne Moeder 192vertroost zal ik u troosten”,54 haar behoort ook toe 193de trouwe tot in den dood in Christus die ons kracht 194geeft tot alles.─55 Daar is een vriend die zich vaster 195klemt dan een broeder.56
196“Versterk uwe hoop” want er is veel goeds in 197het leven, wien Christus liefheeft/ voor dien is de 198wereld wat zij is, en alle dingen worden hem als het 199ware toegeworpen.57 Wel is het waar dat veel vreugde 200reeds achter ons ligt en veel waarop wij vroeger ons 201verheugden in voorbaat en zoo er ook nog misschien 202veel vreugde vóór ons ligt/ wij hebben het reeds gezien 203'“de wereld gaat voorbij en al hare heerlijkheid”.58 En zoo 204het waar is:
205I’ve found a joy in sorrow, a secret balm for pain
207I’ve found a branch of healing near every bitter spring 208A whispered promise stealing o’er every broken string/59
209zoo is het ook waar dat er geene vreugde is zonder ongenoeg- 210zaamheid.
211Sorrow is better than joy60 and it is better to go to the house 212of mourning than to the house of feasts,61 for by the sadness 213of the countenance the heart is made better.62
215Ik voor mij wil trachten naar de Liefde voor Christus en 216naar het werken voor Hem in mijn leven/ al mislukt het 217en al val ik/ zoo zal daar toch altijd nog overblijven 218het van verre staan64 en eene zucht naar boven uit de 219ellende van beneden.─ Maar ik wil zoeken het geloof 220en de Liefde en blijven vragen om Gods geest onder alle omstandig- 221heden.─
221aDit nu is mijne gelofte aan den Heer mijn God en mijne rots_65 221Als ik verlaten ben66 dan ben ik verlaten maar Hij is 222trouw en heeft lief met eene eeuwige Liefde en geeft ons de begeerte 222avan ons hart te zijn Evergreen.
224'Lees eens in de profetien van Jesaja en Jeremia/ Jes. 9, 11, 35; 225Jes. 40, 42, 43, 44, 45:2 en volgende verzen/ 49/53/55/58/ 226'61/63/ 65;67 Jer. 3, 17, 30, 31_
227De Heer is uw bewaarder/ Hij is uwe schaduw aan uwe 228regterhand_68 Bij Hem zijn uitkomsten tegen den dood/69 bij Hem is het 228aeeuwige leven.70
229Mijn jongen/ er zullen dagen komen waarop wij niet 230meer zullen gelooven omdat wij het hebben hooren zeggen 231maar waarop wij het zullen weten en gevoelen 232en liefhebben. Dan zullen wij ontroerd71 worden wan- 233neer wij den naam van God hooren uitspreken even 234als wij ontroerd worden wanneer wij onzen vader 235weerzien na lang van huis te zijn geweest.
236En broeders en zusters en kinderen van de pastorie 237zullen wij allen zijn, als van nieuws, en in menigerlei 238zin.─
239Laat ons voortgaan in het leven zoolang onze 240beenen ons dragen, al wordt ook de voet moede, 241en de verdrukking groot, en al suist het oor ook 242van het geruisch der wereld dat het reeds zooveel 243jaren lang hoorde, en al is het geheele hoofd moe, 244en den gang zwaar, laat ons voortgaan in het 245'leven omdat onzen Vader en onze Moeder ons zeggen 246“ga voort en zie niet om” en als wij kunnen wel- 247doen onder het voortgaan/72 laat ons het niet nalaten; 248maar toch is het meer ons hart dan ons werk dat 249God begeert. Pa en Moe zeggen “ga voort” en zij 250hebben ons lief, zei Pa niet, mijn jongen gij weet 251immers wel dat ik mijn laatste hemd voor u zou 252geven.─ Laat ons voortgaan zoolang de beenen 253ons dragen willen (en gij zult het ondervinden dat 254God den moede kracht geeft en versterkt hem die 255geene krachten heeft,73 dat God ondersteunt.) want 256daar is grooter Liefde in het verschiet/ daarom 257hebben wij lust en vertrouwen in dat verdere leven.
258Een handdruk in gedachten/ het is reeds laat/ à Dieu_
261Nu Broêr dit is een pennevrucht en een 262hartevrucht_
31 »Mijn oog, o ween niet meer, maar houdt uw tranen in
32Mijn ziele treur niet meer, maar bidt, maar bidt, 33mijn ziel.─74
35 »Gaat Gij wel eens naar het Avondmaal.75 Zoo wie gezond zijn hebben den medicijnmeester 36niet van noode maar die ziek zijn_76
34 »(Tracht die bladzijde uit Michelet te sturen.─)77
67 »Wees niet bang om s’avonds als Gij wandelt en er niemand in de buurt is eens 68een psalm te zingen: t’Hijgend hert der jagt ontkomen,78 of O mijn ziel wat buigt ge u neder,79 of Middelpunt van 69ons verlangen/80 of Ik weet aan Wien ik mij vertrouwe.─81
111 »De jaren tusschen 20 en 30 zijn vol gevaren van allerlei aard, vol groote gevaren/ ja gevaren 112voor zonde en dood maar ook vol licht en troost van God_ al worstelende zult Gij boven blijven82 en 113als zij voorbij zijn zult Gij er met wee- 114moed aan terugdenken en zeggen/ t’was 115toch wel een goede tijd.─
223 »Groeten bij Roos/ Haanebeek/ Tersteeg/ Borchers/ Carolien83 en Mauve_
263 »Als gij kunt stuur dan aan Moe op haar verjaardag een Carte de visite Nr 669/ L’enfant prodigue van 264Scheffer.84
-There are several reinforcements in this letter: ascenders and descenders in l. 151, 154, 156 and 177 were gone over in pencil, while the word ‘begeerte’ written in pencil in l. 222 was strengthened with ink
-The sequence of the marginal postscripts is uncertain.
12 “Abba < Abba
27 ‘Abba Vader’”. < “Abba Vader”
143 Zoek < Voed Corresponding the original text; in the letters 92, 96 and 102 Van Gogh wrote ‘Zoek’.
163 ‘Abba Vader’”. < “Abba Vader”
203 heerlijkheid”. < heerlijkheid.
224 profetien < pofetien
225-22653, 55, 58, 63, < Underlined twice.
226 61 < Underlined three times.
245 zeggen < zeggen”
31-33In the top margin of p. 1 (Waarde [...] Vader”). Possibly intended as the beginning of the letter.
35-36In the left margin of p. 1 (Waarde [...] Vader”).
34In the lower margin of p. 1 (Waarde [...] Vader”).
67-69In the right margin of p. 2 (Tusschen [...] voet).
111-115In the left margin of p. 3 (Neen [...] buiten).
223In the left margin of p. 5 (“Versterk uwe Liefde” [...] Evergreen).