Back to site

088 To Theo van Gogh. Isleworth, Friday, 18 August 1876.

metadata
No. 088 (Brieven 1990 087, Complete Letters 73)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Isleworth, Friday, 18 August 1876

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b86 V/1962

Date
Letter headed: ‘Isleworth. 18 Aug. 1876’.

original text
 1r:1
Isleworth. 18 Aug. 1876

Waarde Theo,
Gisteren ben ik bij Gladwell1 geweest, die voor eenige dagen thuis is; er gebeurde iets heel treurigs in zijne familie; zijne zuster, een meisje vol leven met donkere oogen en haar, 17 jaar, is gevallen bij het paardrijden, op Blackheath, zij was buiten kennis toen men haar opnam en is 5 uur later, zonder weer tot zich zelven gekomen te zijn, gestorven.2
Zoodra ik hoorde wat er gebeurd was en dat Gladwell thuis was ben ik er heen gegaan.─ Gisteren morgen 11 uur vertrok ik van hier en had eene lange wandeling naar Lewisham, de weg ging van ’t eene eind van Londen naar het andere, om 5 uur was ik bij Gladwell.3 Ik was nog naar hun winkel gegaan4 maar die was gesloten.─
Allen waren juist van de begrafenis terug, het was een waar klaaghuis en het was mij goed daar te zijn.5 Ik voelde een gevoel van verlegenheid en schaamte bij het zien van die groote eerbiedwaardige smart, want deze menschen zijn eerbiedwaardig.
 1v:2
Zalig zijn die treuren,6 zalig zijn zij die “droevig zijn, maar altijd blijde”,7 zalig zijn zij die eenvoudig zijn van hart,8 want God vertroost de eenvoudigen.9 Zalig zijn zij die de Liefde vinden op hunnen weg, die door God innig aan elkaar zijn verbonden, want hun werken alle dingen mede ten goede.─10 Ik sprak lang met Harry tot s’avonds toe, over allerlei, over het koninkrijk Gods en over zijn Bijbel en al pratende wandelden wij in het station op en neer en die oogenblikken tot het afscheid zullen wij wel niet vergeten.
wij kennen elkaar zoo, zijn werk was mijn werk, de menschen ginder die hij kent ken ik, zijn leven was mijn leven, en zoo diep was het mij gegeven te zien in de geschiedenis van die familie, omdat ik meen dat ik hen liefheb, minder omdat ik de bijzonderheden van die geschiedenis ken dan omdat ik den toon en de stemming van hun zijn en leven voel.
Wij wandelden dus op en neer in dat station, in die alledaagsche wereld maar met een gevoel  1v:3 in ons dat niet alledaagsch was.
Zij duren niet lang, die oogenblikken, en wij moesten spoedig afscheid nemen van elkaar. Het was een mooi gezigt uit den trein over Londen dat daar lag in den donker, St Paul11 en andere kerken in de verte. Ik spoorde tot Richmond12 en wandelde langs den Theems naar Isleworth, dat was eene mooie wandeling, links de parken met hunne groote populieren, eiken en iepen, rechts de rivier waarin de groote boomen spiegelden. Het was een mooien bijna plechtigen avond; om kwart over 10 was ik thuis.─
Dank voor Uw laatsten brief. Gij hadt nog niet geschreven dat Mevrouw Vincent overleden was, wat heb ik Haar dikwijls s’avonds thuis gebragt.─13 Komt Gij nog wel eens bij Borchers aan huis? Wat zou ik graag mede naar de Hoeve zijn gewandeld! Dikwijls doe ik Bijbelsche geschiedenis met de jongens en verl. Zondag deed ik bijbellezing met hen. S’morgens en s’avonds lezen wij allen den Bijbel en zingen en bidden en dat is goed.─ Ook te Ramsgate deden wij dat en als die 21 zonen van de Londensche markten en straten baden “Our Father, who art in Heaven, give us this day our daily bread”14 heb  1r:4 ik wel eens gedacht aan den roep der jonge raven dien de Heer hoort,15 en ’t was mij goed met hen mede te bidden en waarschijnlijk lager dan zij het hoofd te buigen bij de woorden Do not lead us into temptation but deliver us from evil.16
Ik ben nog vol van gisteren; ’t moet goed zijn den broeder te zijn van dien man dien ik gisteren zoo bedroefd zag, ik bedoel het moet “zalig zijn te treuren”17 met mannelijke droefheid, wat had ik dien Vader graag getroost, maar ik stond verlegen dáárvoor, tot den zoon kon ik spreken. Er was iets geheiligds in dat huis gisteren.
Hebt gij ooit gelezen “A life for a life”, in ’t Hollandsch meen ik “uit het leven voor het leven”, door de schrijfster van John Halifax,18 dat zoudt Gij zeer mooi vinden. Hoe gaat het met Uw Engelsch.─
Het was een genot om weer eens eene verre wandeling te doen, hier op school wordt maar zeer weinig gewandeld. Als ik denk aan mijn leven van strijd te Parijs verl. jaar en nu hier waar ik soms een heelen dag de deur niet uit kan, ten minste niet verder dan den tuin, dan denk ik wel eens, wanneer zal ik weer teruggaan in die wereld? Ga ik er in terug dan zal het echter waarschijnlijk wel weer ander werk zijn dan verl. jaar.─ Maar ik geloof dat ik liever Bijbelsche geschiedenis met de jongens doe dan wandelen, men gevoelt zich min of meer veilig als men het eerste doet.─
En nu, groeten bij Roos en mocht soms iemand anders naar mij vragen. Hoe maken het de families v.d. Berg,19 en v. Stockum op het Buitenhof,20 hoort Gij ooit iets van hen.─ Een handdruk in gedachten en het beste U toegewenscht door

Uw zoo liefh. broer
Vincent

En hierbij een brief voor Mauve. Gij moogt dien lezen, ik geloof het goed is om zijne bekenden van vroeger niet te vergeten, daarom schrijf ik maar weer eens aan den een en ander, ook te Parijs, aan Soek en anderen.

Als Gij iemand kunt overhalen om Scenes from Clerical Life door Elliott en Felix Holt te lezen dan doet Gij een goed werk. Het eerste is zoo prachtig schoon.─ 21 Recommandeer het eerste eens aan Caroline en bij Mauve en als ’t kan ook aan de Hr Tersteeg.

Zoudt Gij per ommegaande kunnen opgeven of een Nederlandsch pond boter 80ct kost en is het een ander pond ─ welk gedeelte van een kilo is dat dan?22

Groet ook de Heer Tersteeg voor mij en Mevrouw en Betsy.

Ik schrijf U tusschen de schooluren in en nog al in haast zoo als Gij ziet.─23

translation
 1r:1
Isleworth, 18 Aug. 1876

My dear Theo,
Yesterday I went to see Gladwell,1 who’s home for a few days. Something very sad happened to his family: his sister, a girl full of life, with dark eyes and hair, 17 years old, fell from her horse while riding on Blackheath. She was unconscious when they picked her up, and died 5 hours later without regaining consciousness.2
I went there as soon as I heard what had happened and that Gladwell was at home. I left here yesterday morning at 11 o’clock, and had a long walk to Lewisham, the road went from one end of London to the other. At 5 o’clock I was at Gladwell’s.3 I’d gone to their gallery first,4 but it was closed.
They had all just come back from the funeral, it was a real house of mourning and it did me good to be there.5 I had feelings of embarrassment and shame at seeing that deep, estimable grief, for these people are estimable.  1v:2
Blessed are they that mourn,6 blessed are they that are ‘sorrowful, yet alway rejoicing’,7 blessed are the pure in heart,8 for God comforts the simple.9 Blessed are they that find Love on their path, who are bound intimately with one another by God, for to them all things work together for good.10 I talked with Harry for a long time, until the evening, about all kinds of things, about the kingdom of God and about his Bible, and we walked up and down on the station, talking, and those moments before parting we’ll probably never forget.
We know each other so well, his work was my work, the people he knows there I know too, his life was my life, and it was given to me to see so deeply into their family affairs, I think, because I believe that I love them, not so much because I know the particulars of those affairs, but because I feel the tone and feeling of their being and life.
So we walked back and forth on that station, in that everyday world, but with a feeling  1v:3 that was not everyday.
They don’t last long, such moments, and we soon had to take leave of each other. It was a beautiful sight, looking out from the train over London, that lay there in the dark, St Paul’s11 and other churches in the distance. I stayed in the train until Richmond12 and walked along the Thames to Isleworth, that was a lovely walk, on the left the parks with their tall poplars, oaks and elms, on the right the river, reflecting the tall trees. It was a beautiful, almost solemn, evening; I got home at quarter past 10.
Thanks for your last letter. You hadn’t yet written that Mrs Vintcent had died; how often I brought her home in the evenings.13 Do you still visit Borchers sometimes? How I’d like to have walked with you to Hoeven! I often teach the boys biblical history, and last Sunday I read the Bible with them. Mornings and evenings we all read the Bible and sing and pray, and that is good. We did that at Ramsgate, too, and when those 21 sons of the London markets and streets prayed ‘Our Father, who art in Heaven, give us this day our daily bread’,14 I’ve  1r:4 sometimes thought of the cry of the young ravens that the Lord hears,15 and it did me good to pray with them and to bow my head, probably even lower than they did, at the words Do not lead us into temptation but deliver us from evil.16
I’m still full of yesterday; it must be good to be the brother of the man I saw so sorrowful yesterday, I mean that it must ‘be blessed to mourn’17 with manly sorrow, how I’d have liked to comfort the Father, but I was embarrassed, though I could talk to the son. There was something hallowed in that house yesterday.
Have you ever read ‘A life for a life’, I think in Dutch it’s called ‘Uit het leven voor het leven’, by the woman who wrote John Halifax?18 You’d find it very beautiful. How’s your English coming along?
It was a delight to take a long walk again, very little walking is done here at school. When I think of my life of struggle in Paris last year and now here, where sometimes I can’t leave the house for a whole day, or at least no further than the garden, then I sometimes think, when will I return to that world? If I do return to it, though, it will probably be some other kind of work than I did last year. But I think that I prefer doing biblical history with the boys to walking; one feels more or less safe doing the former.
And now, regards to everyone at the Rooses’, and if anyone else should ask after me. How are the Van den Berghs,19 and the Van Stockums on Buitenhof?20 Do you ever hear anything from them? A handshake in thought and best wishes from

Your most loving brother
Vincent

And herewith a letter for Mauve. You may read it, I believe it’s good not to forget one’s old acquaintances, that’s why I’m writing again to some of them, also those in Paris, to Soek and others.

If you can persuade anyone to read Scenes from clerical life by Eliot, and Felix Holt, you’ll be doing a good deed. The former is a wonderful book.21 Recommend the former to Caroline and to the Mauves and, if possible, to Mr Tersteeg as well.

Could you write by return of post saying whether a Dutch pound of butter costs 80 cents and – if it’s a different pound – what part of a kilo is it then?22

Also give my regards to Mr and Mrs Tersteeg and Betsy.

I’m writing to you between school hours and rather in haste, as you can see.23
notes
1. This refers to Harry Gladwell, who apparently had already been to visit Vincent, since Mrs van Gogh told Theo (before 18 August 1876): ‘Vincent’s last letter contained nothing special except that Gladwell had been to see him, which he was so happy about’ (FR b2765).
2. Susannah Eleanor Gladwell died on Wednesday, 16 August 1876.
3. To get from Isleworth (south-west of London) via the gallery in the City (Gracechurch Street) to Lewisham (south-east of London), Van Gogh had to walk more than 30 km.
4. Regarding Gladwell’s gallery, see letter 55, n. 1.
5. Cf. Eccl. 7:2-4; cf. also n. 6.
6. Cf. Eccl. 7:3 and Matt. 5:4.
7. 2 Cor. 6:10.
8. Matt. 5:8.
9. Cf. 2 Cor. 7:6, ‘God, that comforteth those that are cast down’.
10. Rom. 8:28. The repetition of ‘Blessed are...’ reflects the wording of Matt. 5:3-11.
11. St Paul’s Cathedral in the City of London.
12. Richmond station was south-east of Isleworth.
13. This most likely refers to Cornelia Wilhelmina De Lezenne Greve, the wife of Johannes Bernardus Lodewijk Philippus Vintcent, a brother of the painter Lodewijk Antonie Vintcent. When Van Gogh was living in The Hague, Mrs Vintcent-De Lezenne Greve was living at Hofstraat 13, where she had resided since c. 1869/1870. She died on 21 July 1876 in The Hague (GAH).
14. The Lord’s Prayer: Matt. 6:9-11 and Luke 11:2-3.
15. Cf. Ps. 147:9.
16. The Lord’s Prayer: Matt. 6:13 and Luke 11:4.
17. Cf. Matt. 5:4.
18. In 1856, Dinah Maria Mulock Craik wrote the bestseller John Halifax, gentleman, the story of a tanner’s apprentice who works his way up to the point where he can afford to set up in business for himself. Widely read, but less successful, was Mulock Craick’s A life for a life (1859), a book which shows that ‘women and men have similar strengths, needs, and emotions. The plot shows that a man who commits murder and a woman who has a child out of wedlock can experience the same pattern of suffering and redemption.’ The principal characters, both lonely people, accept each other as they are, marry, and decide to emigrate to Canada, because there is no place for them in English society. See Mitchell 1983, pp. 56-58 (quotation on p. 56).
The Dutch translation of A life for a life was titled Leven om leven, but no copy has been traced. Mention of this edition is made on the title page of Mulock Craik’s A noble life, namely Een welbesteed leven (Van Kampen publishers, Amsterdam, 1866. Copy in the Groningen University Library). In those days it was not unusual for a book’s title page or binding to display a phrase such as ‘from the author of John Halifax’, and this could be where Van Gogh had seen it.
19. The family of Arie van den Bergh and Johanna Ewaldine Stricker, a daughter of Johannes Andries Stricker. Van den Bergh was a chemist and distiller in The Hague’s prestigious Spuistraat (no. 51). The couple had been living since 1866 in Huis te Hoorn in Rijswijk, where they were photographed, together with their three sons and two daughters, in August 1872 (FR b5348).
20. The family of Wilhelmus Petrus van Stockum and Maria de Langen. Van Stockum was a bookseller and publisher in The Hague. The family lived at Buitenhof 36. The couple had four sons and four daughters, though several of them no longer lived at home, one being Willem Jacob, the husband of Caroline Haanebeek.
21. For Eliot’s Scenes of clerical life, see letter 70, n. 4 and for Felix Holt, the radical, see letter 66, n. 1.
22. Jones had previously asked Van Gogh to inquire about the price of Dutch butter; see letter 87. Between May and October 1876, the price of one Dutch pound (which was actually 1 kg) of butter fluctuated between 1.50 and 1.80 guilders on the Delft market. See Uitkomsten van het onderzoek naar den toestand van den landbouw in Nederland. The Hague 1890, vol. 2, section 58, p. 20. Van Gogh asked expressly about a ‘Dutch pound’ because in those days weights and measures had not yet been standardized. See J.M. Verhoeff, De oude Nederlandse maten en gewichten. Amsterdam 1982.
23. The marginal comments were obviously written in haste.