Dank voor Uw brief; dat “Tell me the old old story”1 vind ik ook zoo mooi; ik hoorde het voor het eerst zingen te Parijs, s’avonds in eene kleine kerk waar ik nog al eens heenging. No 122 is ook mooi. Het spijt mij wel dat ik toen Moody and Sankey te Londen waren3 er niet eens ben gaan luisteren.─ Er is zoo’n verlangen naar Godsdienst onder het volk in die groote steden. Menig arbeider in eene fabriek of winkel heeft eene eigenaardige, schoone, vrome jeugd. Maar het stadsleven neemt “the early dew of morning”4 wel eens weg, toch blijft echter het verlangen naar “the old old story” over, wat den grond van het hart is blijft den grond van het hart. Elliott beschrijft in een van zijne boeken het
1v:2 leven van fabrieksarbeiders &c. die zich tot eene kleine gemeente hebben aangesloten en godsdienstoefeningen houden in eene kapel in “Lantern yard” en hij zegt daarvan “het is het Koninkrijk Gods op aarde”,5 niets meer en niets minder.─
En er is iets treffends in nu die duizenden menschen naar die zendelingen te zien heenstroomen.─
Uw plan om Pa en Moe “Après le départ” van Sadee6 te geven vind ik zeer goed, dat is dus afgesproken.─
Willemien is er op 21 Mei misschien al wel reeds. In Uw brief zie ik gij er ook over denkt om te gaan. Jongen doe het als gij het schikken kunt. Daar is soms een eigenaardige zegen op zulk eene daad. Wat zou het Hen verrassen.
Er was iets weemoedigs in den laatsten brief van Moe waarin Zij met een enkel woord sprak van de noodzakelijkheid van ons zoo ver van huis zijn.
1v:3 En Moe’s oogen doen ook weer pijn.
Kom Jongen, verhelder ze nog eens door Uw daarzijn op dien dag.─
Dezen middag zond Mr. Reid7 mij den catalogus van de tentoonstelling te Londen.8
In gedachten een handdruk en gefeliciteerd met de verjaardagen van Lies en Cor9 en ook met 21 Mei.─ Groeten bij Roos. In haast.