Hierbij ontvangt gij de 2 boekjes die ik U beloofde.1 Enkele dingen heb ik er in aangestreept, maar behalve die zult gij er nog wel veel moois in vinden.─ Maar zooals ik U reeds schreef, vooral wanneer men in het land zelf is begint men er zoo veel van te houden.─
Het is alweer Zaturdag avond; het is mooi weer van daag: de zee is zeer stil en het is laag water op het oogenblik, de lucht is fijn witachtig blaauw en in de verte hangt een nevel. Dezen morgen vroeg was het ook mooi, alles was toen helder waar nu min of meer een nevel hangt.─
De stad hier heeft iets zeer eigenaardigs, aan alles merkt men de zee; maar dat eigenaardige kent gij ook want dat vindt men ook te s’Hage en Scheveningen.─ Weet gij reeds dat Anna
1v:2 antwoord heeft op hare advertenties? Zij zond mij deze week 3 brieven die zij had ontvangen. Zeer verlangend ben ik om te hooren waartoe zij besloten heeft.─ Een der brieven kwam uit Amsterdam, eene plaats als jufvrouw van gezelschap bij eene oude dame, een anderen brief uit Vaals2 en nog een hier uit Engeland. En sedert heeft zij er mogelijk nog meer ontvangen.─3
Zij schijnt geducht te verlangen naar gelegenheid om in aanraking met families te komen; dat zou zij te Amsterdam dadelijk vinden in Oom Cor en Oom Stricker.─4
Gaat gij nog wel eens naar Oom Cor toe? Ik kan toch soms zoo naar dien verlangen, en schreef hem nog gisteren eens. Houdt Hem maar te vriend, dat kan nooit kwaad.─ Gij moet de Heer Tersteeg maar eens vertellen van de school hier.─ Het zijn werkelijk gelukkige dagen die ik hier heb, den eenen dag
1v:3 na den anderen, maar toch is het een geluk en eene rust die ik niet geheel vertrouw maar uit het een kan het andere voortkomen.─
Een mensch is niet makkelijk tevreden, nu eens vindt hij het al te goed en dan weer is hij niet tevreden genoeg. Maar dit tusschen twee haakjes, daar moesten wij liever maar niet over praten, maar liever stillekens voortwandelen.─ Heb een goeden Zondag morgen, en groet allen bij Roos, ook de Heer en Mevr. Tersteeg en Betsy en in gedachten een handdruk van