De telegram heeft U zeker reeds ontvangen,1 maar zult nog wel wat meer bijzonderheden willen weten. In de spoor schreef ik nog een & ander & stuur U dat, dan kunt U zien hoe ik het op reis had.2
Vrijdag
Wij willen vandaag bij elkander blijven.─ Wat zou beter zijn, de vreugde van het wederzien of den weemoed van het afscheid.
Reeds dikwijls namen wij afscheid van elkander; wel was er ditmaal meer wee in dan vroeger, van beide kanten, maar moed ook, door het vaster vertrouwen op, bij de grooter behoefte aan zegen. En was het niet of de natuur met ons medevoelde, ’t was zoo grijs en min of meer bar een paar uur geleden.
Nu zie ik over de uitgestrekte weiden heen, en alles is zoo stil en de zon gaat onder achter de grijze wolken en werpt een gouden gloed over het land. Die eerste uren na het afscheid, die U doorbrengt in de kerk en ik in het station en in den trein, wat verlangen wij naar elkaar, en wat denken wij aan de anderen, aan Theo, en aan Anna en aan de andere
1v:2 zusjes en aan het broerken.3
Daar juist kwamen wij Zevenbergen voorbij en ik dacht aan den dag toen U mij daar bracht en ik op de stoep bij den Hr Provily4 stond en uw rijtuig nakeek op den natten weg. En dan dien avond toen mijn Vader mij voor de eerste keer kwam opzoeken. En dat eerste t’huis komen met Kersmis.
Zaturdag en Zondag.
Wat heb ik op de boot gedacht aan Anna, alles daar herrinnerde mij aan onze reis zamen.5
Het weer was helder en vooral op de Maas6 was het mooi en ook het gezicht op de duinen, die wit in de zon blonken, van uit zee gezien. Het laatste wat men van Holland zag was een grijs torentje.
Tot zonsondergang bleef ik op het dek maar toen werd het wat koud en bar.
Den volgenden morgen in de spoor van Harwich naar Londen was het mooi om in de morgenschemering de zwarte akkers en groene weilanden met schapen en lammeren en hier en daar een dorenheg en enkele groote eikeboomen met donkere takken en grijs bemoste stammen te zien. De schemerende blauwe lucht met nog enkele sterren, en een banka grijze wolken aan den horizon er boven. Reeds voor de zon op ging hoorde ik een leeuwrik.
Toen wij bij het laatste station vóór Londen kwamen ging de zon op. De bank grijze wolken was verdwenen en daar was de zon, zoo eenvoudig en groot als maar mogelijk is, een echte Paaschzon.
Het gras schitterde van dauw en nachtvorst.─
Maar toch heb ik dat grijze uur toen wij afscheid namen liever.─
Zaturdag middag bleef ik op het dek tot de zon onder was. Zoover men zien kon was het water vrij donker blauw met nog al hooge golven met witte toppen. De kust was reeds uit het gezigt. De lucht was licht blauw, strak en zonder één wolkje.─
En de zon ging onder en wierp een streep schitterend licht op het water.─
Het was wel een grootsch en majestueus gezicht, maar toch, eenvoudiger, stiller dingen treffen zooveel dieper, want nu rilde ik onwillekeurig en dacht aan den nacht in de benauwde kajuit met rookende en zingende passagiers.
Te Londen gekomen ging er 2 uur later een trein naar Ramsgate. Dat is nog ongeveer 4 1/2 uur sporen.7 Het is een mooie weg, onder anderen kwamen wij voorbij een gedeelte dat heuvelachtig is. De heuvels zijn beneden begroeid met schraal gras en boven met eikebosschen. Het heeft veel van onze duinen. Tusschen die heuvels in lag een dorp met grijze kerk, begroeid met klimop even als de meeste huizen. De boomgaarden stonden in bloei en de lucht was licht blaauw met grijze en witte wolken.
Ook kwamen wij langs Canterbury, eene stad waar nog veel middeneeuwsche gebouwen zijn, vooral is er een prachtige kerk met oude olmboomen er omheen. Reeds dikwijls had ik op schilderijen iets aangaande die stad gezien.
U kunt wel denken ik reeds een tijd van te voren uit het raampje naar Ramsgate zat uit te kijken.
Tegen 1 uur kwam ik bij Mr Stokes. Deze was van huis maar komt heden avond terug. Gedurende zijne afwezigheid werd hij vervangen door zijn zoon (23 jaar denk ik), schoolmeeste[r] te Londen.8
Mrs Stokes9 zag ik s’middags aan tafel. Er zijn 24 jongens van 10-14 jaar. (Het was een prettig gezigt die 24 jongens te zien eten.)
De school is dus niet groot. Het raam ziet uit op de zee.
Na het eten zijn wij gaan wandelen aan den zeekant, het is daar mooi. De huizen aan zee zijn meest in eenvoudigen gothieken stijl gebouwd, van gelen steen en hebben tuinen vol ceders en andere donkere groenblijvende heesters.─
Er is eene haven vol schepen, besloten in steenen dijken waarop men wandelen kan. En verder ziet men de zee in haar natuurlijken staat en dat is mooi.─
Gisteren was alles grijs.─
s’Avonds gingen wij met de jongens naar de kerk. Op den muur van de kerk stond “zie Ik ben met U tot aan de voleinding der wereld.”10
Om 8 uur gaan de jongens naar bed en zij staan om 6 uur op.
Er is nog een ondermeester van 17 jaar.11 Deze, 4 jongens en ik slapen in een ander huis dicht bij, waar ik een klein kamertje heb,12 dat verlangt naar wat prenten aan de muren.
En nu genoeg voor heden, wat hebben wij goede dagen gehad, dank, dank voor alles. Veel groeten aan Lies, Albertine13 en het broêrken en in gedachten een handdruk van
Uw liefh.
Vincent.
Dank voor uwe brieven die daarjuist kwamen en spoedig meer, zoodra ik een paar dagen hier zal geweest zijn en Mr Stokes zal gezien hebben.