Hierbij het boek van Longfellow, het zal wel een vriend van U worden.
Vandaag beantwoordde ik weer twee advertenties, ik ga daar maar mede voort al komt er geen antwoord op de meeste brieven.
Mijn tijd begint op te korten hier.
Gij zult wel veel moois zien op Uwe reis;1 hoewel het gevoel voor de natuur niet datte is, zoo is het toch eene heerlijke bezitting; moge het ons maar altijd bij blijven.
En nu zult gij “in menige herberg te huis liggen”,2 dat is ook een eigenaardig genot soms.─ Gij weet ik eens eene voetreis naar Brighton deed,3 ik denk altijd met genot daar aan terug. De logementen in Engeland zijn dikwijls zoo aardig,
1r:2 Longfellow beschrijft dat goed in Tales of the wayside inn.─4
Gladwell krijgt mijne plaats in de galerij, en is er reeds, om op de hoogte te zijn tegen dat ik wegga. Ik heb nog al schilderijen gezien die voor den Salon bestemd zijn, o.a. twee zeer mooie groote Gabriels, een morgen in de weilanden, door den dauw ziet men in de verte eene stad, het andere was wat wij een waterzonnetje zouden noemen.5
Ook 2 groote Xavier de Cock’s, het eene een avond in ’t begin van den zomer, eene weide met populieren omgeven; in de verte de boerderij en velden en een meisje dat de koeijen naar huis brengt. Op den voorgrond een poel waarbij 3 koeijen, een witte, een zwarte en een roode, in het gras liggen; de zon is reeds onder en de lucht zacht geel, de boomen donker daartegen.─6
Ik schrijf zeer in haast zooals gij aan het schrift zult merken.7 Goede reis en steeds,