15Gij zult wel veel moois zien op Uwe reis;1 hoewel 16het gevoel voor de natuur niet datte is/ zoo is 17het toch eene heerlijke bezitting; moge het ons maar 18altijd bij blijven.
19En nu zult gij “in menige herberg te huis liggen”/2 20dat is ook een eigenaardig genot soms.─ Gij weet 21ik eens eene voetreis naar Brighton deed/3 22ik denk altijd met genot daar aan terug. De 23logementen in Engeland zijn dikwijls zoo aardig/1r:2 24Longfellow beschrijft dat goed in Tales 25of the wayside inn.─4
26Gladwell krijgt mijne plaats in de galerij, en 27is er reeds, om op de hoogte te zijn tegen dat ik wegga. 28Ik heb nog al schilderijen gezien die voor den 29Salon bestemd zijn, o.a_ twee zeer mooie 30groote Gabriels, een morgen in de weilanden/ 31door den dauw ziet men in de verte eene stad, 32het andere was wat wij een waterzonnetje zouden 33noemen.5
34Ook 2 groote Xavier de Cock’s/ het eene een avond 35in ’t begin van den zomer, eene weide met populieren 36omgeven; in de verte de boerderij en velden en een 37meisje dat de koeijen naar huis brengt. Op den 38voorgrond een poel waarbij 3 koeijen/ een witte/ een 39zwarte en een roode/ in het gras liggen; de zon is 40reeds onder en de lucht zacht geel, de boomen 41donker daartegen.─6
42Ik schrijf zeer in haast zooals gij aan het schrift 43zult merken.7 Goede reis en steeds,