9Dank voor Uw brief van dezen morgen. Ditmaal wil ik U 10eens schrijven zoo als ik dat niet dikwijls doe, ik wil U namelijk 11eens meer omstandig vertellen hoe ik het hier heb.─
12Zooals gij weet woon ik te Montmartre. Er woont daar nog 13een jong Engelschman, bediende in de zaak, 18 jaar oud, zoon 14van een kunsthandelaar te Londen, die waarschijnlijk later 15in zijns vaders zaak zal komen.1 Hij was nog nooit van 16huis geweest en was vooral de eerste weken dat hij hier 17'was geweldig onbehouwen; at b.v. s’morgens, s’middags 18en s’avonds voor 4 à 6 sous2 brood (NB. het brood is hier goedkoop) 19en vulde dat nog aan met ponden appelen & peeren &c. 20Ondanks dat alles zoo mager als een hout, met een 21paar sterke rijen tanden, groote roode lippen, glinsterende
1r:2 22oogen, een paar groote, meestal roode, uitstekende ooren/ 23een kaal geknipt hoofd (zwart haar) &c_ &c.
24Ik verzeker U/ een heel ander wezen dan die Dame 25van Philippe de Champaigne.─3 Dit jongmensch werd 26nog al uitgelachen, zelfs door mij, in ’t begin. Maar 27toch kreeg ik langzamerhand hart voor hem en nu/ ver- 28zeker ik U/ ben ik wat blij ik hem s’avonds tot gezelschap 29heb. Hij heeft een geheel naif en onbedorven hart, en 30werkt zeer flink in de zaak. Iederen avond gaan wij 31samen naar huis, eten ’t een of ander op mijne 32kamer en de rest van den avond lees ik voor, 33meestal uit den Bijbel, wij hebben plan om dien geheel 34door te lezen.4 s’Morgens tusschen 5 & 6 uur, meestal, 35komt hij mij reeds wakker maken; wij ontbijten 36dan op mijne kamer & gaan om tegen 8 uur naar de 37zaak. Hij begint zich in den laatsten tijd wat 38te matigen in zijn eten, en is begonnen prenten 39te verzamelen waarmede ik hem help.─
40Gisteren gingen wij zamen naar de Luxembourg 41& wees ik hem de schilderijen die mij daar het meest
1v:3 42aantrekken. en werkelijk/ de eenvoudigen weten 43veel wat de verstandigen niet weten.─5
44J. Breton/ Seule, Bénédiction des blés, Rappel des glaneuses6
53Gleyre/ Illusions perdues16 & Hébert/ Le Christ au jardin des oliviers 54& La Malaria/17 ook Rosa Bonheur/ Labourage18 &c.
55Ook een Schij van ? (ik kan niet op zijn naam komen)/ een klooster 56waar monniken een vreemdeling ontvangen en plotseling 57merken dat het Jesus is. Op den muur van het klooster 58staat L’homme s’agite & Dieu le mène.─ Qui vous reçoit/ 59me recoit & qui Me reçoit/ reçoit celui qui m’a envoyé.─19
60In de zaak doe ik maar wat de hand vindt om te doen,20 61dat is ons werk ons leven lang, jongen, mocht ik het 62maar doen met al mijne kracht.
63Hebt gij gedaan wat ik U raadde, hebt gij de boeken van Michelet/ 64Renan &c. weg gedaan.21 Ik geloof gij daar rust bij zult hebben_ 65Die bladzijde uit Michelet over dat vrouwenportret van Ph. de 66Champaigne zult gij toch wel niet vergeten,22 & vergeet Renan 67ook maar niet, maar toch, doe ze weg.─ “Als gij honig 68gevonden hebt zie dan toe dat gij er niet te veel van eet, opdat zij 69'U niet tegen ga staan”, staat er in de Spreuken, of iets dergelijks.─23 70Kent gij Erckmann-Chatrian/ Le conscrit, Waterloo, en vooral 71L’ami Fritz en ook Madame Thérèse.24 Lees die maar eens als 72gij ze krijgen kunt. Verandering van spijs doet eten (mits wij 73toch vooral maar zorgen wij eenvoudig eten; er staat niet voor 74'niets “Geef ons heden ons dagelijksch brood”)25 en de boog 75kan niet altijd gespannen zijn.─ Gij neemt het mij toch 76niet kwalijk als ik U zoo ’t een en ander zeg. Ik weet gij 77Uw verstand ook wel hebt.─ Vindt maar niet alles 78goed & leer voor U zelven onderscheid voelen tusschen betrekkelijk 79goed en kwaad; en laat dat gevoel U den rechten 80weg wijzen onder hooger leiding want jongen wij hebben 81zoo noodig “que Dieu nous mène”. Schrijf maar weer 82eens spoedig & maar eens wat bijzonderheden/ groet de 83bekenden, vooral ook de Hr Tersteeg & familie, en heb het zoo goed 84mogelijk, à Dieu, geloof mij steeds