Gij hadt niet verwacht dezen brief terug te krijgen1 niet waar.─
Neen jongen, dien weg moet het niet op.─
Het overlijden van Weehuizen is zeker treurig, maar treurig op eene andere manier dan gij zegt.
Houdt Uwe oogen open & tracht sterk & flink te worden.─ Zou dat boek van Michelet2 wel voor hem bestemd zijn geweest?
Ik zou U wel iets willen voorstellen Theo, dat U misschien zal verwonderen:
Lees niet meer in Michelet & in geen een ander boek (behalve in den bijbel) tot wij elkaar weer gezien hebben met Kersmis & doe wat ik U gezegd heb, ga s’avonds dikwijls uit bij v. Stockum, Borchers &c. Ik geloof gij daar geen spijt van zult hebben, gij zult U veel vrijer gevoelen zoodra gij dit regime begint.
Wees voorzichtig met het woord dat ik in Uw brief onderstreept heb.3
Er is stille weemoed, ja zeker, Goddank, maar ik weet niet of wij die al mogen hebben, gij ziet ik zeg wij, ik evenmin als gij.─
Pa schreef mij laatst “Weemoed doet geen pijn, maar doet ons de dingen met een heiliger oog bezien”. Dat is de echte “stille weemoed”, het fijne goud,4 maar zoover zijn wij nog niet, nog lang niet.─ Laat ons hopen & bidden dat wij zoover mogen komen & geloof mij steeds
Uw liefh. broeder
Vincent
Ik ben reeds een klein eindje verder dan gij & zie nu reeds, helaas, dat het woord “La jeunesse & l’adolescence ne sont que vanité”5bijna geheel waar is.─ Houdt U dus ferm kerel, hartelijk druk ik U de hand.