Dank voor Uw schrijven, ja jongen, ik dacht het wel.─ Gij moet mij eens schrijven hoe het met Uw Engelsch is, hebt gij daar iets aan gedaan?─ Zoo niet dan is dat nog zoo’n groot ongeluk niet.─
Ik heb een kamertje gehuurd te Montmartre waar gij schik in zoudt hebben; ’t is klein maar ziet op een tuintje vol klimop & wilde wingerd uit.1
Ik wil U zeggen welke prenten ik aan den muur heb.
Lecture de la bible (eene groote oud Hollandsche kamer, (s’avonds, een kaars op tafel) waar eene jonge moeder bij de wieg van haar kindje den bijbel zit te lezen; eene oude vrouw zit te luisteren,4 ’t is iets dat denken doet: voorwaar ik zeg U5 “waar 2 of 3 te zamen zijn in mijn naam daar ben ik in ’t midden van hen”,6 ’t is eene oude kopergravure, zoo groot als Le buisson, superbe.─)