Ik had gehoopt haar nog te zien voor haar sterven1 & dat is niet gebeurd. L’homme s’agite & Dieu le mène.2
Gij zult in de eerste kist die wij naar Holland zenden vinden eene phot. naar dat Schij van Ph. de Champaigne,3 waarvan Michelet zegt: “elle m’est restée 30 ans, me revenant sans cesse”,4 verder eene ets van Daubigny naar Ruysdael “Le Buisson”,5 eene lith. naar Corot “Soleil couchant”,6 eene lith. van Bodmer, Fontainebleau en automne7 & twee etsen Jacque.8
à Dieu.
Vincent
Hoe lang ik nog hier blijf weet ik niet, maar voor ik naar London terug ga hoop ik naar Helvoirt te gaan,9 ik hoop gij er dan ook zult zijn. De reis zal ik betalen.
Gij zult haar & haar sterven wel niet vergeten, maar houdt het voor Uzelven. Dit is een van de dingen die ons langzamerhand “droevig maar altijd blijde”10 maken; & dat moeten we worden.─