Wat zijn het goede dagen geweest “wenn wir beisammen waren”;
1 weet het toch goed dat ik je niet vergeet, maar het schrijven gaat mij zoo goed niet van de hand als ik zou willen.─
Ik heb een rijk leven hier, “niets hebbende & toch alles bezittende”,
2 ik begin soms te gelooven dat ik er langzamerhand toe begin te komen een waar cosmopoliet te worden, dat is geen Dutch man, English man of French man maar eenvoudig een
man.
1v:2 En tot vaderland de wereld, dat is ’t kleine plekje op de wereld waar we neergezet worden.─ Maar toch zijn we er nog niet, maar ik jaag er naar of ik ’t ook grijpen mocht.─
3
Old girl à Dieu.
Een handdruk voor jou & Willem,
4 als van ouds, dat je vingers er zeer van doen.