Dank voor je brief, die mij veel genoegen deed. Ik ben blij dat het je goed gaat, & ’t je bij Mr. Schmidt aan huis bevallen blijft. Mr. Obach had met pleizier kennis met je gemaakt.1 Ik hoop dat wij in ’t vervolg veel zaken met jelui zullen doen. Dat schij van Linder2 is zeer mooi.
Wat de photogravure betreft, ik weet wel zoowat hoe zij gemaakt worden, maar heb het niet gezien, en ’t is mij niet helder genoeg om het uit te leggen.–3
De Engelsche kunst trok mij in ’t begin niet erg aan, men moet er aan wennen. Er zijn echter knappe schilders hier, o.a. Millais die “The Huguenot”, Ophelia &c. heeft gemaakt, waarvan je de gravures wel zult kennen,4 dat is zeer mooi. Dan Boughton, van wien je de “Puritains allant à l’église”,
1v:2 in onze Galerie photographique,5 kent, van hem heb ik zeer mooie zaken gezien. Verder onder de oude schilders Constable, dat is een landschapschilder die een jaar of 30 geleden leefde, dat is prachtig, het heeft iets van Diaz en Daubigny, en Reynolds en Gainsborough die vooral zeer zeer mooie vrouwenportretten hebben geschilderd en dan Turner naar wien je wel gravures zult gezien hebben.–6
Er wonen enkele goede Fransche schilders hier, o.a. Tissot, naar wien verscheidene phot. in onze Gal. photogr. zijn,7 Otto Weber en Heilbuth. De laatste maakt tegenwoordig juweelig mooie schilderijen in den trant van dat van Linder.–
Gij moet mij bij gelegenheid eens schrijven of er photographien naar Wauters zijn behalve Hugo v.d. Goes en Maria van Bourgondie8 en of je ook photographies kent naar schilderijen van Lagye en de Braekeleer.
1v:3 Dat is niet den ouden de Braekeleer dien ik bedoel maar ik geloof een zoon van hem die op de laatste tentoonstelling te Brussel 3 prachtige schilderijen had, getiteld Anvers, L’école en L’atlas.–9
Het gaat mij hier goed, ik wandel veel, het is, hier waar ik woon, eene stille, gezellige en frissche buurt, ik heb dat wezentlijk goed getroffen. Toch denk ik wel eens met weemoed aan de heerlijke Zondagen te Scheveningen10 en zoo voorts, maar daarom niet getreurd.–
Je zult zeker gehoord hebben dat Anna te huis, en niet wel is,11 dat is een slecht begin van hare vacantie maar wij willen hopen zij nu reeds beter is.–
Dank voor wat je mij van schilderijen geschreven hebt. Als je ooit iets ziet van Lagye, de Braekeleer, Wauters, Maris,12 Tissot, George Saal, Jundt, Ziem, Mauve, moet je mij dat vooral schrijven, dat zijn schilders waarvan ik veel houd en van wien je waarschijn
1r:4 lijk wel eens iets zien zult.
Hierbij eene copie van dat vers van dien bewusten schilder “die trad in de Zwaen, de herberg waer hij besteed was”13 dat je je wel herrinneren zult. Dat is echt Brabant en ik houd er zoo veel van, Lies schreef het voor mij over den laatsten avond dat ik te huis was.–14 Wat zou ik je graag eens hier hebben, wat hebben wij te s’Hage prettige dagen samen gehad, ik denk nog zoo dikwijls aan dien wandeling op den Rijswijkschen weg waar wij aan den molen na den regen melk gedronken hebben.–15 Als de schilderijen die wij van jelui hebben, teruggaan, stuur ik je een portret van dien molen door Weissenbruch,16 je herrinnert je misschien wel, den vrolijken Wijs is zijn bijnaam, “prrrachtig zal ’k maar eens zeggen”.–17 Die Rijswijkschen weg heeft voor mij herrinneringen die misschien de heerlijksten zijn die ik heb. Als wij elkaar eens spreken hebben wij het daar misschien nog wel eens over.
En nu kerel, heb het goed, denk van tijd tot tijd eens aan mij en schrijf mij eens spoedig, het is zoo’n verkwikking voor mij als ik een brief krijg.
Vincent.
Mijne groeten aan Mr. Schmidt en Eduard.18 Hoe gaat het met Oom Hein en Tante, schrijf mij daar eens wat van, komt gij er dikwijls. Groet hen hartelijk voor mij.