1r:1
Beste Moeder
het trof me in uw brief dat u zegt dat U te Nunen zijnde de dingen terugzaagt “dankbaar zijnde dat het eens het uwe was” – en nu gerust het alles overlatende aan de anderen.
Als door een spiegel in een duistere rede1 – t’is zoo gebleven; het leven en het waarom van het scheiden en heengaan en t’blijven der onrust, men begrijpt er niet meer van dan dat.–
Voor mij kon het leven wel eens eenzaam blijven. Aan wie ik het meest gehecht ben geweest heb ik niet anders gespeurd dan als door een spiegel in een duistere rede.
En toch het heeft zijn reden dat soms tegenwoordig er meer harmonie is in mijn werk. Het schilderen is iets op zich zelf. Ik las ergens verleden jaar dat een boek schrijven of een schilderij maken gelijk stond met een kind hebben. Dat durf ik me echter niet toeeigenen, ik heb altijd gevonden het laatste het natuurlijkst en beste was, alleen als het eens zoo was en als het eens gelijk stond.
Het is daarom dat ik soms uiterst mijn best doe, al is het dat juist dat werk t’minst begrepen wordt, en het is de eenige band die voor mij ’t verleden met het tegenwoordige verbindt.
 1v:2
Er zijn hier veel schilders in het dorp, naast de deur een heele familie amerikanen die dag in dag uit schilderen2 maar ik heb van hun werk nog niets gezien en het is meestal maar al te dun.
Theo, zijne vrouw en zijn kind zijn zondag hier geweest en hebben wij bij Dr Gachet gedejeuneerd. Toen heeft mijn kleine naamgenoot voor het eerst zoowat kennis gemaakt met de dierenwereld aangezien daar aan huis 8 katten, 3 honden, verder kippen, konijnen, eenden, duiven &c. zijn in grooten getale.3 Maar voorloopig begreep hij er nog niet heel veel van geloof ik. Maar hij zag er goed uit. en Theo en Jo ook. Het was mij een erg geruststellend gevoel meer in hun nabijheid te zijn. U zult hen ook denkelijk weldra zien.4
Nogmaals dank voor Uw schrijven en hoop ik U en Wil gezond blijft.
in gedachten omhelsd.

Uw liefh.
Vincent

top