1r:1
1Parijs 4 Augustus 1889.

2Beste Vincent,
3Het was mij zoo
4vreemd geen brief van je te ontvangen,
5dat ik telegrafeerde om te weten
6of je wel waart. Dr Peyron antwoordde
7mij per brief, dat je al sedert een
8dag of wat ziek zijt, maar dat
9het nu al weer wat beter is.1 Arme
10kerel, wat zou ik graag weten wat
11te doen, om die cauchemards op
12te doen houden. Toen je brief weg bleef
13verbeelde ik mij, ik weet niet waarom,
14dat je op reis waart hierheen en ons
15zou zijn komen verrassen. Mocht je eens
16denken dat het je goed kon doen om  1v:2
17onder menschen te zijn, die graag
18hun best zouden willen doen om je
19wat opwekking te geven & die je graag
20bij zich zouden zien, denk dan om ons
21klein kamertje. Het is onlangs ingeweid
22door Jo haar moeder,2 dus is het bruikbaar
23gebleken. Ik hoop dat deze ongesteldheid
24niet anders was dan een naklank van
25de vorige crisis,3 maar als er iets
26bijzonders was waaraan je deze herhaling
27toeschrijf, zeg het mij dan in elk geval_
28Is de dokter en het verdere personeel
29goed voor je? Wordt er nog onderscheid
30gemaakt, tusschen de verschillende
31zieken en hangt dit af van wat zij
32betalen. Als men ongerust is stelt
33men zich de dingen anders en erger
34voor dan ze zijn, schrijf mij daarom  1v:3
35'zoodra ge kunt en al zijn het maar
36een paar woorden. Ik maak mij niet
37meer ongerust dan noodig is, maar
38ik hoop dat je mij toch alles zult
39zeggen. Het gaat ons goed, ik voel
40mij veel beter dan een poos geleden &
41hoest in het geheel niet meer door de
42mediceinen van Rivet. In je laatste brief
43schreef je dat wij om meer dan een reden
44broers zijn_4 Ik gevoel dat ook en al is mijn
45hart niet zoo fijngevoelig als dat van jou,
46kan ik soms mij indenken in de benauwdheid
47die je gevoelt door zooveel gedachten die
48niet opgelost worden. Verlies den moed
49maar niet en denk dat ik je zoo noodig
50heb. Jo laat je hartelijk beterschap
51toewenschen. Ik hoop dat je gauw goede
52berichten zult kunnen geven.

53à toi
54
Theo


35 zoodra < Zoodra
top