1r:1
Amice Koning,
merci dat ge me heel uit ’t noorden van ons oude vaderland hebt nieuwejaargewenscht.1 Uw briefkaart ontving ik in ’t gasthuis van Arles alwaar ik te dier tijde ingekwartierd was van wege een reeds ten naaste bij voorbij geganen aanval van hersen- of anderszins koorts. En omtrent de oorzaken en uitwerkingen van ’t onderhavige ziektegeval zullen we best doen ’t aan eventueele discussiën der hollandsche catechiseermeesters over te laten of ik al dan niet – gek, ingebeeld gek, ofwel in eene slechts uit beeldhouwwerk bestaande inbeelding als gek beschouwd ben geweest of nog ben
en indien niet, of ik ’t vóór dien tijd reeds was;2 al dan niet ten huidigen dage ben, of hiernamaals nog worden zal.–
U aldus meer dan voldoende ingelicht hebbende betreffende mijn gemoeds- en ligchaamstoestand... zal ’t u minder wonderbaarlijk voorkomen ik U niet vroeger heb geantwoord.  1v:2 Maar intusschen moeten we niet vergeten voet bij stek te houden.
En van daar uitgaande vraag ik u: wat voert ge tegenwoordig uit in de schilderkunst en hoe werkt ge met de kleuren.
Van Uw studies aan Theo gezonden (geloof ik) heb ik absoluut niets gezien ondanks mijn aanmaning aan u om een ruil.3 Ligt dit aan Theo die andere dingen mogelijk aan t’hoofd had of aan den niet onaanmerkelijken afstand tusschen ons.
Weet ge reeds dat Theo geengageerd is en in betrekkelijk korten tijd trouwen zal met een amsterdamsch meisje?–
Na deze vraag betreffende uw werk enkele woorden betreffende ’t mijnen. Ik heb op ’t oogenblik op touw of liever op ’t ezel een vrouweportret.4
Dat ik heb genoemd “la berceuse” of zoo als we in t’hollandsch ’t met van Ede (ge weet wel, die dat bewuste boek schreef dat ik u liet lezen) – of  1v:3 in ’t hollandsch van v. Eden zouden noemen eenvoudig “ons wiegelied” of de wiegster.5
’t is eene vrouw in groen gekleed (buste olijfgroen en de rok bleek veroneesgroen). Het haar is geheel oranje en in vlechten. De gelaatskleur tot chromaatgeel opgevoerd met natuurlijk eenige gebroken toonen om te modeleeren. De handen die ’t wiegetouw houden dito dito. Het fond is beneden vermilloen (voorstellende eenvoudig een plavuizen vloer of steenen vloer). De muur is bedekt met een behangselpapier, natuurlijk berekend door mij in verband met de rest der kleuren. Dit behangselpapier is blaauwgroen met rose dahlias en met oranje gestippeld en met ultramarijn. Ik meen in dezen vrij evenwijdig geloopen te hebben met v. Eden, en zijn schrijfwijs gevolgelijk niet als onevenwijdig beschouwd met mijn schilderwijs in zake kleur.6 Heb ik met kleur reeds een wiegeliedje gezongen, laat ik aan de critici over, vooral aan die voornoemd.– Doch we hebben er in der tijd genoeg over gepraat niet waar.–7 Over die eeuwige kwestie der kleuren die, in zooverre onze bedaardheid gaan kan, ons leidt.
 1r:4
In alle geval heb ik uit het gasthuis uitgaande mijn eigen dokter geportraitteerd.8 En mijn evenwigt als schilder nog niet ten eenemale verloren.–
Maar ik heb natuurlijk nog heel wat andere studies of schilderijen geschilderd in al dien tijd. Onder anderen dezen zomer twee bloemstukken met niets dan Zonnebloemen in een geel aarden pot.9 Geschilderd met de drie chromaatgeelen,10 geel oker en veroneesgroen en anders niets.–
Ik ben voorloopig nog steeds te Arles en tot verdere correspondentie per brief of geschilderde studie tot uw dispositie. Theo heeft Breitner bezocht onlangs11 en me gezegd van zijn werk dat hij Breitner nog de beste schilder & denker van aldaar bij u vond.
Gegroet amice, met een handdruk in gedachten.

Uw vriend
Vincent

Steeds adres
2 place Lamartine
Arles.

als ge Breittner ontmoet moogt ge hem dit epistel laten lezen of ’t hem mededeelen zooals ik ’t schrijf, zonder al teveel uw eigen verbeeldingskracht daarbij in ’t spel te brengen.–12

top