1r:1
Waarde Theo,
ik heb reeds te lang gewacht om U de goede ontvangst van uw brief en het ingeslotene te berigten. Wat uw brief betreft, het is nog steeds ’t zelfde en gij steunt U te zeer mijns inziens als ge mij beoordeelt op algemeenheden en op prejugés die te oppervlakkig zijn en te zeer mis dan dat ik gelooven kan zij U steeds zullen bij blijven.
En daarom juist geloof ik dat in geen geval het kwaad zal kunnen wanneer wij over een tijd elkaar eens te Parijs zien.
Ik heb het gruwelijk druk gehad deze week omdat, behalve de schilderklas, ik s’avonds ook ga teekenen en dan daarna van half 10 tot half 12 nog naar ’t model ga werken op een club. Want ik ben van twee van die clubs zelfs lid geworden.1 En ik ken nu twee lui die m.i. mooi teekenen, beiden hollanders. Van deze week schilderde ik een groot ding met twee naakte torsen – twee worstelaars, een pose van Verlat.–2 En dat bevalt mij uitmuntend.
En zoo ook het teekenen naar het antiek – ik heb nu twee groote figuren klaar.–3 in alle geval heeft het twee dingen voor – vooreerst dat het me zeer interesseert, na jaren lang gekleed model te hebben geteekend, het naakt en het antiek terug te zien en dingen te verifieeren.
Verder, juist om in Parijs ergens toegelaten te worden moet men ergens anders zijn geweest en zijn groensten bolster niet meer hebben, en heeft men altijd te doen met lui die reeds op een akademie hebben gewerkt, langer of korter.–
Wat Verlat mij zegt is heel streng en zoo ook wat Vinck van de teekenklas mij zegt – en zij raden mij sterk aan, een jaar minstens, vooral te teekenen, desnoods niets anders dan teekenen naar antiek en naar naakt, en dat zulks de kortste weg zou zijn, dat ik dan heel anders zal terugkomen op mijn ander werk buiten of mijn portretten.
En ik geloof dat het waar is – ik moet dus zien ergens te zijn waar ik en antiek en naakt model onder mijn bereik heb voor den eersten tijd.–
De beste van de klas heeft het ook zoo gedaan en hij zegt dat hij met iedere studie zich wat voelde vorderen, en ik heb dat zelf kunnen zien in dingen van vroeger en dingen van nu van hem.–
 1v:2
Ik denk dat gij U zult herinneren:

les Grecs ne prennent pas par le contour, ils prennent par les milieux, par les noyaux.–
Gericault a pris cela à Gros qui lui l’avait pris des Grecs mais Gericault a voulu lui-même le prendre aux Grecs aussi et les a étudiés pour cela même – après Delacroix a fait comme Gericault.–4

Die kwestie – Millet teekent ook zoo, meer dan iemand anders – is misschien de wortel van ’t heele figuur schilderen – hangt verbazend zamen juist met het modeleerend teekenen direct met ’t penseel, het – glad anders opvatten dan Bouguereau en anderen, die interieur modelé mankeeren, plat zijn vergeleken bij Gericault & Delacroix en niet buiten de verf zijn.5
Bij welke laatsten, Gericault &c., de figuren ruggen hebben, ook als men ze van voren ziet, lucht om de figuren heen – buiten de verf.
Het is om dat te zoeken – waar ik noch met Verlat noch met Vinck over zou willen praten zelfs – dat ik werk, er is geen nood dat zij me dat zouden wijzen want hun beider fout zit in de kleur, die zoo als ge weet bij beiden niet het echte is.
Het is curieus dat als ik mijn studie vergelijk bij die van andere lui, het bijna niets er mee gemeen heeft.– De hunnen hebben dezelfde kleur als het vleesch zoo ongeveer – en doen dus van digt bij gezien heel precies – maar gaat men wat achteruit, wordt het pijnlijk en plat om te zien – al dat rose en fijn geel enz. enz., zacht op zich zelf, geeft een hard effet produit.
Zoo als ik het doe is het van digt bij groenachtig ros, geelgrijs, wit, zwart, en veel neutraal, en meest kleuren die men niet noemen kan.– Maar ’t wordt juist buiten de verf als men wat achteruit gaat – en dan is er lucht om heen en een sober golvend licht valt er op. Tevens, daarin spreekt het minste likje kleur waar men eventueel mee glaceere.a
 1v:3
Maar wat er aan mankeert is – oefening – ik moet er een 50 zoo schilderen – ik geloof dat ik dan iets hebben zal. Het er opzetten van de verf is nu wat al te moeielijk gedaan omdat ik er de routine nog niet genoeg van heb, te lang zoeken moet, het doodwerk. Maar dit is een kwestie van een tijd van doorschilderen, zoo dat de toets in eens raak wordt naarmate men het meer in ’t hoofd heeft.
Er zijn eenige lui die mijn teekeningen hebben gezien – een is direkt begonnen om naar aanleiding van mijn boerenfiguren6 op de naaktklas het model te teekenen met een krachtiger modelé, de schaduwen stevig aanzettende.–
Hij heeft mij die teekening laten zien en we hebben er over gepraat. het was vol leven en het was de mooiste teekening die ik hier van de lui hier zag geworden. Weet ge nu hoe men daar over denkt.– de leeraar Sibert7 liet hem opzettelijk bij zich komen en zeide dat als hij nog eens het op die manier durfde te doen, het zou beschouwd worden als hield hij den leeraar voor den gek.– En ik zeg U, het was de eenige teekening die grassement fait was, Tassaert- of Gavarni achtig.
Dus ge ziet hoe het gaat. Maar dat is niet erg echter en men moet er ook niet boos om worden en zich dom houden net als of men het heel graag zou afleeren, die slechte manier, maar ongelukkig er telkens in terugvalt.–
De figuren die ze teekenen – zijn zoo goed als altijd topzwaar en tuimelen voorover, hals over kop – geen een die op zijn voeten staat.
En dat staan, dat moet juist al in het eerste schema zitten.
Enfin – ik blijf erg in mijn schik naar hier gegaan te zijn – hoe het ook ga of hoe het ook uitvalle – of ik goede of slechte vrienden  1r:4 met Verlat worde.– Ik vind hier de wrijving van gedachten die ik zoek – ik krijg een frisch oog op mijn eigen werk, kan beter oordeelen waar de zwakke punten zitten en zoodoende vorderen om die te verbeteren.
Wat ik U zeer dringend verzoek in het belang juist van het goed teregt komen van de dingen, is noch uw geduld, noch uw opgewektheid vooral, te verliezen, want wij zouden onze eigen glazen ingooien indien den moed ons ontzonk op het moment dat juist er zich toe prêteert om ons een zekeren invloed te geven, als wij toonen dat wij weten wat we willen, en iets durven en weten vol te houden.
En wat het geld betreft – dan wanneer ik op een atelier werk en dus de onkosten van model voor een goed deel vervallen, dan is frs 150 zeker ook dan niet veel want het schilderen is zeer duur – maar het kan, mits men zelfs op eten &c. bezuinige.
Moet er model af dan is het gedecideerd niet te doen van frs 150. en verliest men tijd &c.
Het is dus tevens ’t goedkoopst op een atelier te blijven – want voor meer doorwerkte naaktstudies vooral is het niet te doen ’t model zelf te bekostigen.–
Onmogelijk acht ik het niet dat op den duur, vooral als onwillekeurig andere lui krachtiger schaduwen gingen aanzetten, dat dan of Verlat of een ander een standje met mij zal zoeken, ook als ik systematisch het ontwijk. Wat ik systematisch doen zal omdat het in mijn voordeel is er wat te blijven.
Enfin – ik ben nieuwsgierig hoe het zal gaan met Uwe woning.8 Wat echter mij betreft, indien ik er kom vind ik het volkomen goed ergens achteraf (Montmartre) een goedkoop kamertje te nemen of een mansarde in een hôtel. Maar dit is betrekkelijk bijzaak en wij zijn zoover nog niet, laat ons eerst hier wat blijven – en daarna, wie dan leeft wie dan zorgt. 31 Maart eindigt de wintercursus.– Gegroet.–

b. à t.
Vincent

top