1r:1
Waarde Theo,
Met een paar woorden zal ik U mededeelen wat v.d. Loo betreffende Moe heeft gezegd. Hij zegt
1)  dat zij niets mankeert
2) dat zij nog wel een jaar of 10 leven kan
3) dat indien ze vóór dien tijd stierf, ze dan de een
of andere ziekte op moest loopen.
Eindelijk scheen hij ’t iets heel natuurlijks te vinden dat zij soms wat suf was maar hechtte er niet aan.
Dus zij kan alles doen wat zij wil en hoeft zich niet te geneeren betreffende reizen of verhuizen.–
Tant mieux dus.– In alle geval is ’t geruststellend. Want ik voor mij geloof wat hij zegt, en bij de goede oppassing die Moe heeft door Wil, is er weinig kans juist voor dat “oploopen van een of andere ziekte”.
Wilde U dit dadelijk berigten. Het is voor mij ook rustiger.
 1v:2
Ik verlang nu wel naar Antwerpen. Het eerste wat ik er doe zal denkelijk wel zijn de schilderijen van Leys in zijn eetzaal te gaan zien, als men die zien kan.–1 Ge weet, die Promenade sur les remparts en die welke Bracquemond etste, la table, la servante.–2
Ik verbeeld mij dat het er van den winter mooi zal zijn ook, aan de dokken met sneeuw. Ik zal natuurlijk een paar schilderijen meenemen en ’t zullen die zijn die ik anders dezer dagen aan U had gezonden.
Een groote molen op de heide s’avonds.3 en een gezigt op het dorp achter eene rei populieren met geele blaren,4 een stilleven5 en een aantal teekeningen van figuren.6
Op ’t oogenblik zit ik hier een beetje vast met het werk. Het vriest stevig zoo dat het buitenwerken niet meer gaat. Model nemen is beter ik kortaf niet meer doe zoolang ik in dit huis woon; althans pas als ik terug kom. Dan spaar ik mijn verf en doek om ginder ammunitie te hebben.
 1v:3
HOE EER IK WEG KAN DUS, HOE LIEVER.
Ik ontving dezer dagen een brief van Leurs over mijn schilderijen.–7 Tersteeg & Wisselingh hadden ze gezien en ze “niet geschikt voor hun” gevonden, schreef hij.–
Toch blijf ik er bij dat ik lui tot andere gedachten zal brengen – al zij het dan dat Tersteeg en Wisseling niet willen.–
Ik heb pas gelezen een paar boeken op de manier van de Souvenirs van Gigoux,8 die mijn vriend in Eindhoven9 had laten komen. waarin over de lui van toen, van af Paul Huet te beginnen, ik heel interessante dingen vond.10 En die mij moed geven ik de natuur niet verkeerd heb aangepakt noch de techniek van schilderen, al geef ik zelf graag toe dat ik nog veranderen zal en moet.
Daar hebt ge de koppen die bij U zijn, er moeten er goeden bij zijn, ik ben er zoo goed als zeker van.–11 Dus – vooruit maar.
Ik geloof dat dezen winter niet vervelend zal zijn. Het is natuurlijk dat het vooral een kwestie van hard werken zal wezen. Maar er is iets eigenaardigs juist in ’t gevoel dat men in ’t vuur moet.
Van die verf die ik hier goed zelf kan laten wrijven neem ik voorraad mede12 – maar het zal mij nog wel helpen als ik ginder nog een paar kleuren in beter kwaliteit kan vinden. Ik neem ook minstens een 40tal raampjes mede van de grootte van die studiekoppen die bij U zijn.13 En teekengerij en papier zoodat hoe ’t me ook gaat, ik altijd wat doen kan.
 1r:4
Door dat ik jaren lang absoluut alleen gewerkt heb, verbeeld ik mij dat al wil en al kan ik van anderen leeren en technische dingen zelfs overnemen – ik toch steeds wel door mijn eigen oogen zal zien en oorspronkelijk aanpakken.–
Dat ik echter dingen zal trachten bij te leeren – niets vaster.– En als ik kan – vooral ’t naakt figuur.– Ik stel me echter voor dat om modellen te nemen zoo veel als ik wil en goed, ik in eens niet klaar zal zijn maar het geld er voor door andere dingen te maken zal moeten vinden. Het zij landschappen, hetzij stadsgezigten, hetzij portretten zoo als ik zeide – of – al was ’t uithangborden en decoraties.– Of – wat ik in mijn vorigen brief niet noemde onder de dingen die ik wel “er bij” zou kunnen doen – les geven in schilderen, met stilleven schilderen latende beginnen – ’t geen geloof ik een andere methode is dan die van de teekenmeesters.– Op die kennissen van me in Eindhoven14 heb ik daar proeven mee genomen die ik zou durven herhalen.
Zeker is het dat ik onmiddelijk vertrek zoodra ik weer ’t maandgeld van U heb. En wat dat betreft, mogt gij door een of ander toeval in staat zijn het een week eerder te zenden, zou ik ook een week eerder vertrekken. Het spreekt echter van zelf dat ik hierop niet reken.– Ik ben blij dat ik nu vóór dien tijd het museum in Amsterdam nog eens heb gaan zien want ik heb bij ’t werk sedert gezien dat ’t geen ik daar zag me nuttig is geweest. Als gij den tijd hebt, schrijf eens spoedig. Ik wilde U dadelijk de opinie van v.d. Loo over Moe mededeelen.
 2r:5
Daar ik met het inpakken van mijn boeltje al doende ben, spreekt het van zelf dat ik met mijn gedachten meer ginder ben dan hier.
Ik heb hier maar aanhoudend doorgeschilderd om het schilderen te leeren, om vaste begrippen over kleur te krijgen &c., zonder dat er in mijn hoofd veel plaats overbleef voor andere dingen. Maar toen ik er eens een paar dagen uitgebroken ben naar Amsterdam is het mij uitmuntend bevallen eens schilderijen terug te zien. Want het is soms verdomd hard uit de schilderijen en de schilderwereld geheel uit te zijn en van anderen niets te merken. Ik heb toen sedert nog al verlangen gekregen een tijd althans er in terug te komen.
Als men er eens een paar jaar glad uit is en met de natuur worstelt, wil dat wel eens helpen en krijgt men er misschien een nieuwen voorraad moed & gezondheid tevens door, waar men in geen geval echter te veel aan heeft want het schildersleven is bar genoeg dikwijls.–
 2v:6
Ik zal wat mijn werk betreft er mee moeten doen naar omstandigheden, ik bedoel, als ik soms kennis met een kunstkooper kan aanknoopen er ’t meest op werken hij een & ander van me kan laten zien. Maar uitstel is geen afstel en vooral als ’t me mogt lukken nieuwe studies van koppen of figuren te maken ziet ge er spoedig wat van. Het eene landschap dat ik medeneem – en mogelijk beiden – maar dat met de geele blaren: ik geloof dat het U ook zou bevallen. ik sluit er een haastig croquis van in.15
De horizon is een donkere streep tegen een lichte streep lucht van wit & blaauw. In die donkere streep vlekjes rood, blaauwachtig en groen of bruin, het silhouet der daken & boomgaarden vormende, het veld groenachtig. De lucht hooger op grijs, waartegen de zwarte stammetjes en geele blaren.– Voorgrond geheel met afgevallen geele blaren bedekt, waarin 2 zwarte en een blaauw figuurtje. Regts een berkenstam wit & zwart en een groene stam met roodbruine blaren.
Gegroet, met een handdruk.

b. à t.
Vincent
 3r:7 [sketch A]
top