1r:1
1Waarde Theo,
1*Zou het U erg verwonderen
2als – laat ons stellen zij t’huis voornemens zijn
3tusschen Maart & Mei a.s. te verhuizen –1 zou
4het U erg verwonderen indien vóór dien
5tijd nog – er eens iets met Moe gebeurde_
6Deze gedachte krijg ik soms als ik er kom_
7Mij dunkt dat er in den laatsten tijd
8eene verandering is gekomen. Het “oud
9worden” is zooiets eigenaardigs en zeker is het
10dat er veel
11gevallen voorkomen waar de vrouw den man
12niet heel lang overleeft. De verandering die ik
13opmerkte is dat Moe in haar denken bij wijlen
14veel helderder is terwijl zij de laatste maanden
15anders lange tijden had dat zulks wat beneveld
16scheen – ’t geen waarlijk niet te verwonderen
17is. Er is iets gejaagds in haar geweest een
18tijd – ten gevolge – zou ik me kunnen verbeelden –
19van de leegte en het zich alleen voelen.
20Nu – viel het mij op – dat zij zeer kalm
21en zeer bedaard is geworden – en iets beslists
22in plaats van tobben is gekomen.–
23 Meer is er niet te zien_
 1v:2
24Onmogelijk acht ik het niet –
25dat ook bij haar
26de dood onverwachts en zacht kon
27komen als bij Pa ongeveer/ & soortgelijke reden_
28Daar het mij getroffen heeft – en omdat
29Wil toen ik er haar over sprak zeide
30zij het ook had opgemerkt dat Moe
31nog al veel veranderde en zij zich er ook
32ongerust over maakte – schrijf ik
33U er eens over.
34Moe ziet er anders, zou men zeggen,
35juist goed uit_– Maar er is een
36zeker iets dat mij doet denken aan wat ik
37U zeg.– Als Moe nu binnen kort
38eens op reis gaat naar Anna/ naar Amst./
39naar Cor –2 dat kan dunkt me geen
40kwaad/ vooral daar ze ’t er op schijnt
41gesteld te hebben en er naar te verlangen
42die allen nog eens te zien. Maar ’t kon wel zijn
43zij zelf een voorgevoel heeft dat ’t meteen
44een afscheidnemen is.
 1v:3
45Deze maand moest ik mijn huur betalen en ik
46heb toen meteen tegen Mei mijn werkplaats
47opgezegd. Waar de schaduwzijde van is dat
48het door de buren/ die ge weet/ zeer onvrij
49voor me is/3 en ik merk dat de lui bang blijven
50voor den pastoor – ofschoon welligt die verder
51zich daar niet mede moeien zou_– Doch gegeven
52er bezwaar is geweest/ is het ’t vierkantst om
53eens te veranderen_
54Het laatst wat ik gemaakt heb is een
55nog al groot ding van een ouden
56molen op de kale hei.
57een donker silhouet tegen een avondlucht.4
58’t Spreekt van zelf dat
59als er ’t huis iets ware/
60ik U zoude telegrafeeren.
61Nu is ’t een ongerustheid die
62ik voor mij heb – maar dan
63ook dermate dat ik ze U
64mededeel_– Daar Moe voortdurend
65van tijd tot tijd naar v.d. Loo gaat zou die
66wel waarschuwen als er te waarschuwen valt.– Doch indien ’t een
67soortgelijk overlijden ware als dat van Pa/
68n.l. plotseling/ is ’t iets dat net zoo goed  1r:4
69over een paar dagen als over
70een paar jaren kan plaatsvinden.
71Dus – wie zal het zeggen.
72Indien de helderheid en kalmte duren
73verwacht ik voor mij eene crisis na de reis/
74dus binnen kort – en een sterven
75zonder veel strijd_– Doch – het wil
76wel eens gebeuren dat als de geest wat beneveld
77wordt/ dan het traineert en in dat
78geval zou er misschien veel lijden en tobben
79nog door te worstelen zijn_– Denk hier
80eens over/ of ik ongelijk zou hebben in
81’t stellen van die twee kansen/ of
82spoedig zonder lijden/ of het andere.
83Gegroet/ met een handdruk_

84b_ à t_
85Vincent

86Ik zeg U overigens nog eens/ opdat ge weten
87zoudt waarop ik me grond/ ik zag nu
88niets bijzonders dan die terugkeer van sereniteit
89bij tijden/ en dat Moe voor haar doen er
90goed uitziet_ Wat al te goed zelfs/
91zoo dat ik voor mij een twijfel heb.


47-48 dat het < dat dat het
top