1r:1
Waarde Theo,
met dit woordje zeg ik U vast goeden dag.1 Ik wou het U convenieerde met Uw vriend Bonger van middag voor ge gaat eten, dus – laat ons zeggen tusschen 3 & 5 even bij mij een kijkje te komen nemen.
Ik dacht dit misschien ’t beste uit zou komen – daar ze U dan ’t huis toch den heelen avond hebben. Daar men op ’t veld aan het korenmaaien is, ben ik nog al bezet want ge weet, dat duurt maar weinige dagen en is zeker bijna het allermooiste.
Maar ik zorg heden bij mij op de werkplaats te wezen tusschen 3 & 5. S’avonds kom ik nog wel eens bij moe t’huis praten.
Maar overigens moet ge me niet kwalijk nemen dat ik doorwerk.
Met een handdruk.

b. à t.
Vincent

top