1r:1
Amice Rappard,
het een en ander dat gepasseerd is maakt dat als ik er toe kom U te schrijven, het meer is om duidelijk te zijn dan omdat ik het voor mijn pleizier doe.– Wat betreft dat ik U uw vorig schrijven kortaf heb teruggezonden, twee redenen waren er voor, ieder voor zich dit m.i. motiveerende.– Vooreerst – gesteld uwe aanmerkingen over de lithografie welke ik U zond1 waren juist, gesteld ik had er niets tegen te zeggen – ook dan niet waart ge gerechtigd al mijn werk op zoo beleedigende manier te veroordeelen, of liever te negeeren als ge deedt.–
En tweedens – waar ge niet alleen van mij maar ook van mijn familie meer vriendschap hebt gehad dan gegeven, kunt ge zeker niet aanspraak maken er op dat bij eene gelegenheid als ’t overlijden van mijn vader men iets anders verpligt zij te zenden dan een circulaire.
Vooral ik niet, waar reeds vóór dien tijd ge geen antwoord hadt gezonden op een brief van mij. Vooral ik niet, waar bij die gelegenheid van het overlijden van mijn vader gij wel een teeken van belangstelling geeft in een schrijven aan mijne moeder gerigt – doch een zoodanig dat toen dit arriveerde er nog sprake van geweest is t’huis, wat de reden was waarom ge aan mij niet schreeft toen – waar ik echter niet begeerig naar was, ook niet ben.
 1v:2
Gij weet – ik ben jaren lang met t’huis niet in de beste overeenstemming geweest. Bij het overlijden van mijn vader heb ik de eerste dagen moeten correspondeeren met de naaste familie.– Doch overigens heb ik zoodra familie arriveerde me geheel er van onttrokken.– En regardeeren eventueele verzuimen niet mij doch de familie. En ik moet U zeggen dat in zoover gij nog een uitzondering maakt, dat ik t’huis vroeg of men U een berigt had gezonden en het bleek het vergeten was. Veel meer dan genoeg hierover.–
De reden dat ik U weder schrijf is geenszins om te antwoorden op uwe aanmerking dienaangaande. Ook niet om te herhalen wat ik U zeide over uw spreken over schilderen. ge hebt uw eigen brief kunnen herlezen – als ge dien juist zijt blijven vinden, als ge dan inderdaad meent dat “als ge er u toe zet ge U weerga’s juist uitdrukt” – wel – dan is het ’t best U in dien waan eenvoudig te laten.–
Om ter zake te komen – de reden waarom ik U schrijf is eenvoudig dat ik U te lang heb gekend dan dat ik – ofschoon niet ik U maar wel gij mij in de eerste plaats hebt beleedigd – dit nog geen redena acht om  1v:3 alle kennis af te breken.– Hetgeen ik U te zeggen heb is als een schilder tot een schilder en – zoolang gij en ik schilderen – blijft dat ook – ’t zij we elkaar kennen, ’t zij niet.– Er was sprake over Millet.–
Best – ’k zal je antwoorden amice.–
Ge schrijft mij “en dat durft Millet en Breton aanroepen”.–
Ik antwoord U daarop dat ik U ten ernstigste in overweging geef – eenvoudig niet met mij te vechten.– Ik voor mij – ga mijn eigen gang – ziet ge – maar ik zoek twist met niemand – met U ook nu niet.– Ik zou U ook alles laten praten wat ge wildet – als ge meer zulke uitdrukkingen hadt – en ’t zou me van mijn koude kleeren afdruipen zonder meer.– Zooveel echter voor ’t oogenblik – dat ik om den vorm van ’t figuur niet geef, wat ge al meer hebt gezegd – het is beneden me er op te attendeeren en – kerel – het is beneden U om iets zóó ongemotiveerds te zeggen.– Ge hebt mij jaren lang gekend nu reeds – hebt ge me ooit anders gezien dan werkende naar ’t model en me de soms zoo zware kosten ervan getroostende, ofschoon ik arm genoeg toch ben.–
 1r:4
Wat ge niet in den laatsten doch wel herhaaldelijk in vorige brieven mij tot mijn verveling schreeft, en reden was van den brief waarop gij niet antwoordet, is over “techniek”. Wat ik U daarop heb geantwoord en nogmaals antwoord is – de conventioneele beteekenis welke men aan het woord techniek meer en meer geeft, en de eigentlijke beteekenis wetenschap.– Welnu – Meissonnier zelf zegt:

la science – nul ne l’a”.–2

“la science” nu is niet hetzelfde als “de la science”, dat vooreerst en dat zult ge niet tegenspreken.3 Maar ook dat is ’t nog niet.–
Haverman b.v., van dien zegt men – ook gij – dat hij zooveel techniek heeft.– Maar niet alleen Havermann, hoeveel anderen – hebben iets dat gelijkstaat met die soort kennis die H. van de kunst heeft – onder de Fransche schilders – Jacquet b.v. en die is beter.
Mijne beweering is eenvoudig deze – dat akademisch correct een figuur teekenen – dat een gelijkmatigen beredeneerden penseelstreek weinig te maken hebben – althans minder dan men in ’t algemeen meent – met de behoeften – de dringende behoeften – van den tegenwoordige tijd op ’t gebied schilderkunst.
Indien in plaats van te zeggen, H. heeft veel “techniek”, ge zeidet, H. heeft veel “metier”, zou ik voor eens U gelijk geven.– Ge zult misschien begrijpen wat ik bedoel als ik zeg dat als Havermann zit voor een mooi meisjes/dameskopje, hij het mooier maken zal dan bijna iedereen, maar zet hem voor een boer – en – hij zal er niet eens aan beginnen.– Zijne kunst – voor zoover mij bekend – blijkt vooral toepasselijk te zijn op motieven welke niet diegenen zijn waar behoefte aan is – is vooral toepasselijk op motieven die zoowat geheel en al tegenvoeterig zijn tegen Millet of lhermitte – en veeleer met Cabanel evenwijdig loopen – die met al zijn wat ik noem – metier – weinig heeft verteld dat bleef – of vooruit hielp.– En – wat ik U bidden mag – verwar dit niet met de wijze van schilderen van een Millet of l’Hermitte.–
Het geen ik zeide en nog zeg – het woord – techniek – wordt maar al te veel gebruikt in een conventioneele beteekenis – en – het wordt maar al te veel niet te goeder trouw gebezigd.– Van al die italjanen en spanjaarden prijst men de techniek, en ’t zijn menschen die meer conventioneel zijn, meer slechs routine hebben – dan iemand anders.– En bij zulken als Havermann wordt zoo gaauw, vrees ik, het “metier” – “routine”. En dan – wat is ’t dan waard?
 2r:5
Wat ik U nu te vragen heb – wat is nu eigentlijk de reden dat gij met mij hebt gebroken–?
De reden waarom ik aan U weder schrijf is juist uit liefde voor Millet, voor Breton en voor allen die de boeren en ’t volk schilderen, waaronder ik U reken.– Ik zeg het niet omdat ik als vriend veel aan U had – amice – want – ik had bitter weinig aan U – en neem me niet kwalijk ik voor ’t eerst en ’t laatst U dit eens vierkant zeg – ik ken geen drooger vriendschap dan de uwe.– Maar – vooreerst doe ik ’t daarom niet – tweedens, ook dat had beter kunnen worden – maar zelf gelegenheid me gemaakt hebbende om modellen &c. te vinden, ben ik zoo kleingeestig niet om dat stil te houden.– Integendeel – indien welk schilder dan ook hier in de buurt kwam, zou ik hem graag en inviteeren en den weg wijzen. Juist omdat modellen te vinden die poseeren willen niet altijd even makkelijk gaat – en een pied à terre ergens te hebben niet voor iedereen een onverschillige zaak is.–
En ik zeg het U daarom, dat als gij hier wilt schilderen, ge U niet geneeren moet om reden dat we ongenoegen hadden.– En ge zelfs – al woon ik nu op me zelf in mijn werkplaats – logeeren kunt ook.–
 2v:6
Welligt echter dat – uit de hoogte – ge zegt dit U niets scheelen kan.– Wel, dan ook goed.– Ik ben zóó gewoon aan beleedigingen dat zij werkelijk zóó ten eenemale langs mijn koude kleeren afdruipen – dat – iemand als gij – waarschijnlijk zich moeielijk begrijpen kan hoe ten eenemale koel me b.v. zulk een brief laat als den uwen.– En ongevoelig er voor zijnde – even als een paal heb ik ook geen rancune.– Maar wel – genoeg helderheid en sereniteit om er op te antwoordden als ik nu doe.–
Wilt gij breken – best.–
Wilt gij hier blijven schilderen – ge hoeft U niet te storen aan dit beetje geharrewar in correspondentie.–
Hetgeen gij de laatste keer gemaakt hebt hier4 – had en heeft mijn volle sympathie – en – amice Rappard – het is omdat ge zoo verdomd goed toen de laatste keer hebt gewerkt en ik bij me zelf denk dat ge misschien mogt verlangen de gelegenheid hier zoo bleef als die was, dat ik je schrijf.
 2v:7
Weet het voor U zelf – ik zeg het vierkantweg – ik heb van den eenen kant – behoudens alle waardeering van uw schilderen – eenige zorgen voor later, of ge ’t ook zóó volhouden zult – ik vrees soms dat door de invloeden waaraan gegeven uw maatschappelijke positie en stand ge niet anders kunt dan blootgesteld zijn, ge misschien op den duur niet zoo goed zult blijven als ge op ’t moment zijt – als schilder juist in uw schilderen – de rest bemoei ik me niet mee.–
Als een schilder tot een schilder zeg ik U dus dat als ge hier schilderijen wilt zoeken het net blijft als vroeger. Ge kunt hier komen en al woon ik op mezelf net zoo goed logeeren als vroeger.– Ziet ge – ik dacht dat misschien gij er iets aan gehad hadt en hebben kondt en ik wilde dit U nog zeggen – Kunt ge elders net zoo goed uit den weg – welnu – ik heb geen reden om te treuren, en dan, adieu.–
 2r:8
Gij schreeft me niets over Uw werk, ik U nu ook niets over ’t mijne.
Geloof me – twist met mij niet over Millet – Millet is iemand over wie ik niet wil twisten, al weiger ik niet er over te spreken.
Gegroet.

Vincent

top