1r:1
Waarde Theo,
Wilde U nog zeggen dat ik druk werkende ben aan de aardappeleters.
Ik heb die op een nieuw doek hervat1 en van de koppen op nieuw studies geschilderd,2 de handen vooral veel veranderd. Ik doe voor alles mijn best er leven in te brengen.–3
Zeer nieuwsgierig ben ik wat Portier er van zeggen zal als ’t klaar zal wezen.–
De Lhermittes zijn superbe.4 Ik dweep er mede.
Het is gevoeld in den zin van tegelijk bestudeerd in ’t groote en in ’t kleine, doch vooral tevens groot gedacht en breed opgevat.
Hartelijk hoop ik dat gij er op blijft letten als er nieuwe maanden in de serie komen.
Schrijf me, als ge wilt, eens op welke wijze ik als ik een schij van grooter formaat heb ’t zenden moet en aan welk adres. Ik stuur de aardappeleters niet tenzij ik zeker wete het iets is.
Doch het vordert er mede en ik denk dat er nog iets heel anders in komt dan ge ooit van me kunt gezien hebben.– ten minste zoo duidelijk.–
 1v:2
Ik bedoel juist het leven. Dit schilder ik uit het hoofd op ’t schilderij zelf.–
Doch ge weet zelf hoeveel keer ik de koppen geschilderd heb!–
en voorts loop ik telkens kijken iederen avond, om brokken over te teekenen. op de plaats zelf.5 Maar bij ’t schij laat ik mijn eigen hoofd in den zin van gedachte of imaginatie bij werken, wat ’t geval zoozeer niet is bij studies, waar geen scheppingprocedé bij plaats mag hebben doch waar men voedsel haalt in de werkelijkheid voor zijn verbeelding opdat die juist worde.
Maar ge weet ik aan M. Portier schreef – jusqu’à présent je n’ai fait que des études – mais – les tableaux vont venir.– En daar zal ik me aan houden.
Ik denk dat ik binnen kort ook weer eenige studies naar de natuur zal zenden.–
 1v:3
Het is voor de tweede keer dat ik aan een woord van Delacroix heel veel heb.–
Het eerste was zijn theorie der kleuren,6 maar ik las verder een conversatie die hij met andere schilders had over het maken, n.l. het scheppen, van een schij.–
Hij beweerde dat men de beste schilderijen – uit het hoofd – maakte.– Par coeur! zeide hij.–
En van dat gesprek in kwestie las ik dat toen al die brave menschen s’avonds laat naar huis gingen – Delacroix met zijn gewone levendigheid en hartstogt – midden op den boulevard hun hard achterna riep, Par coeur! par coeur! tot waarschijnlijk groote verbazing der eerzame voorbijgangers.7
Net als Jacque nog na middernacht en den heelen nacht door, toen hij ergens gepraat had, herhaaldelijk met zijn jongen een boodschap aan iemand stuurde: “j’ai encore par la présente l’honneur de vous assurer que votre M. Ingres n’est qu’un imagier et que Daumier le surpasse infiniment.” of zooiets.8
 1r:4
Ik zal het niet sturen tenzij ik nog nader van U hoore & trouwens het is nog niet eens klaar.–
Doch wel de moeielijkste dingen, de koppen, handen en ensemble. Misschien zult ge er nu in vinden dat waar ge een tijd geleden over schreeft – dat, ofschoon personneel, het U toch herinneren zal aan andere schilders met een zekere familiegelijkenis.– Wat ge toen in de studies niet vondt, maar ik houd ’t er voor dat als men mijn studies vergeleek bij andere studies er ook gelijkenis zou wezen.
Nogmaals dank voor de l’Hermittes & andere illustraties. Chat noir viel mij niet mede ofschoon den titel mooi is. Ik was blij in het No van Vie Moderne enkele levensbijzonderheden van Jules Dupré te vinden9 – ik heb wel eens gedacht dat misschien Mistigris (le plus malin des paysagistes), die in Balzac’s Comédie humaine voorkomt, Dupré in zijn jongen tijd had kunnen zijn. Maar ik weet niet wie Balzac er mee op ’t oog had en trouwens de persoon speelt geen hoofdrol in ’t boek.10 Weet gij wie ook dikwijls met die manier van teekenen met ovalen waar Gigoux van sprak werkt – Henri Pille.– Ne pas prendre par la ligne mais par le milieu – is een fameuze waarheid.11 Meunier, Mellery en Rappard teekenen ook zoo dikwijls, en Allebé.
Gegroet, met een handdruk.

b. à t.
Vincent

top